Gedaan met laden. U bevindt zich op: kunnen (vervoegen) Taaladviezen

kunnen (vervoegen)

Vervoeging:

  • ik kan, je kunt / je kan, u kunt / u kan, hij kan, wij kunnen
  • ik kon, wij konden
  • ik heb gekund

Bij de je/jij- en de u-vorm is er vaak twijfel over de keuze tussen kunt en kan.

Je kunt en je kan zijn allebei correct. De vorm kun(t) is de neutrale vorm in het hele taalgebied: je kunt, jij kunt, kun je, kun jij. In België is ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeler beschouwd: je kan, jij kan, kan je, kan jij. Als je de betekenis van men heeft, zijn beide vormen gelijkwaardig. Bijvoorbeeld: Zoiets kun / kan je toch niet weigeren.

Ook u kunt en u kan zijn allebei correct. De vorm kunt is de neutrale vorm in geschreven taal: u kunt, kunt u. In België is in gesproken taal ook de vorm kan neutraal; in Nederland wordt die als informeel beschouwd: u kan, kan u.

De neutrale vorm kunt komt overeen met de vorm die ook bij ge/gij wordt gebruikt: ge kunt.

Vergelijkbare werkwoorden zijn willen en zullen: je wilt / je wil, u wilt / u wil, je zult / je zal, u zult / u zal.