Ik is de onderwerpsvorm van de eerste persoon enkelvoud. Die wordt gebruikt als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult. Mij (of me) is de voorwerpsvorm. Die vorm wordt bijvoorbeeld gebruikt als het voornaamwoord de functie van lijdend voorwerp of meewerkend voorwerp vervult of na een voorzetsel staat.
- Ik heb geen stijl. (onderwerp)
- Hij zoekt mij. (lijdend voorwerp)
- Ze geeft mij een cadeau. (meewerkend voorwerp)
- Zij doen het voor mij. (na een voorzetsel)
Twijfel tussen ik en mij is mogelijk na dan, als en zoals. In de meeste van die gevallen is het aan te bevelen om de vorm ik te gebruiken, omdat de zin een onderwerpsvorm vereist.
- Hij is jonger dan ik. (= dan ik ben)
- Ze hebben een andere auto dan ik.
- Stijn is net zo belangrijk als ik.
- Koen verdient evenveel als ik.
- Zij denkt hetzelfde als ik.
- Ze zingt niet zoals ik.
- Ze zijn op zoek naar een acteur zoals ik. (= een acteur zoals ik er een ben)
In sommige gevallen is zowel ik als mij mogelijk na dan, als of zoals, maar dan is er een betekenisverschil. Als het voornaamwoord de functie van onderwerp vervult, is ik de correcte vorm. Als het om een lijdend of meewerkend voorwerp gaat, is mij correct. Die dubbele analyse is bijvoorbeeld mogelijk bij werkwoorden die een oordeel of waardering uitdrukken (zoals vinden, appreciƫren, achten).
- Hij apprecieert Mieke meer dan ik. (= meer dan ik haar apprecieer)
- Hij apprecieert Mieke meer dan mij. (= meer dan hij mij apprecieert)
Twijfel tussen ik en mij is ook mogelijk na behalve. Behalve ik is correct als er een band is met het onderwerp van de zin. Behalve mij is correct als er een band is met een ander zinsdeel dan het onderwerp.
- Niemand weet dit, behalve ik. (niemand = onderwerp)
- Hij had de hele groep uitgenodigd, behalve mij. (de hele groep = lijdend voorwerp)
- Hij gaf iedereen goede raad, behalve mij. (iedereen = meewerkend voorwerp)
Twijfel is ten slotte ook mogelijk in zinnen met een meewerkend voorwerp dat als onderwerp kan worden aangevoeld, zoals passieve zinnen met het werkwoord vragen. In zulke zinnen zijn er vaak twee grammaticale analyses mogelijk, waardoor beide vormen te verdedigen zijn.
- Mij werd niet gevraagd om daaraan deel te nemen. (mij = meewerkend voorwerp; om-zin = onderwerp)
- Ik werd niet gevraagd om daaraan deel te nemen. (ik = onderwerp; om-zin = lijdend voorwerp)