Als de combinatie van iets, niets, wat, wat voor, allerlei, veel, weinig, meer, minder, genoeg of voldoende met een bijvoeglijk naamwoord de waarde van een zelfstandig naamwoord heeft, krijgt het bijvoeglijk naamwoord een buigings-s. In België wordt die -s vaak weggelaten, maar dat gebruik is geen standaardtaal.
- Hij heeft iets moois gezegd. (= iets wat mooi is)
- Ik moet iets dringends doen. (= iets wat dringend is)
- Zij heeft iets vervelends meegemaakt. (= iets wat vervelend is)
- Het is niets bijzonders. (= niets wat bijzonder is)
- Dat belooft niet veel goeds. (= niet veel wat goed is)
- Er is weinig belangwekkends gebeurd. (= weinig wat belangwekkend is)
- Weet je nog meer fraais te bedenken? (= nog meer wat fraai is)
- Er is genoeg lekkers. (= genoeg wat lekker is)
Soms kan na iets, niets, wat enzovoort toch een vorm zonder buigings-s staan. Het gaat dan om een bijwoord dat iets zegt over de manier waarop de activiteit van het werkwoord uitgevoerd wordt. Dat bijwoord vormt dan niet één geheel met iets, maar specificeert het werkwoord van de zin nader. Een bijwoord blijft altijd onverbogen.
- Hij heeft iets mooi gezegd. (= iets op een mooie manier gezegd)
- Ik moet iets dringend doen. (= het is dringend dat ik iets doe)