Gedaan met laden. U bevindt zich op: homoniem, homonymie (taalkundige term) Taaladviezen
homoniem, homonymie (taalkundige term)
Twee woorden zijn homoniem als ze een gelijke uitspraak en spelling hebben, maar een duidelijk verschillende betekenis.
- pad (= smalle weg) - pad (= kikvorsachtig dier)
- gerecht (= voedsel) - gerecht (= rechtbank)
Homonymie komt ook voor bij woorden die tot verschillende woordsoorten behoren.
- arm (= lichaamsdeel, zelfstandig naamwoord) - arm (= niet rijk, bijvoeglijk naamwoord)
- net (= vangnet, zelfstandig naamwoord) - net (= keurig, bijvoeglijk naamwoord) - net (= juist, bijwoord)
Ook zinnen kunnen homoniem zijn. Homonieme zinnen hebben een gelijke vorm, maar een andere grammaticale structuur en daardoor een andere betekenis.
- Wie wast Karel? (= wie wordt door Karel gewassen?) - Wie wast Karel? (= door wie wordt Karel gewassen?)
- Ik leer kinderen tekenen (= ik leer hoe ik kinderen moet tekenen) - Ik leer kinderen tekenen (= ik leer kinderen hoe ze moeten tekenen)
Naast homoniemen komen ook nog homofonen en homografen voor. Homofone woorden zijn woorden waarvan de uitspraak gelijk is, terwijl de spelling verschillend is.
- pijler (= steunpunt, met ij) - peiler (= iemand die peilt, met ei)
- rouw (= droefheid, met ou, zelfstandig naamwoord) - rauw (= onbereid, met au, bijvoeglijk naamwoord)
- hart (= lichaamsdeel, met t, zelfstandig naamwoord) - hard (= niet zacht, met d, bijvoeglijk naamwoord)
Homografe woorden zijn woorden waarvan de spelling gelijk is en de uitspraak verschilt. Homografen worden ook wel homogrammen genoemd.
- appel (= vrucht) - appel (= hoger beroep, sein tot verzameling)
- ondergaan (= doorstaan) - ondergaan (= onder iets gaan)