De-woorden: mannelijk of vrouwelijk?
Sommige de-woorden zijn mannelijk, bijvoorbeeld bal, film, strijd. Andere zijn vrouwelijk, bijvoorbeeld informatie, regering, gunst. Een groot aantal de-woorden kan zowel mannelijk als vrouwelijk zijn. Dat geldt bijvoorbeeld voor stad, vaas, school, deur, taal, groep en jas. De naslagwerken vermelden bij die woorden doorgaans alleen dat het de-woorden zijn, zonder verdere specificatie. Dat is ook het geval in het Groene Boekje. In de onlineversie op http://woordenlijst.org(opent in nieuw venster) is het geslacht aangegeven met de vermelding m/v.
De meeste de-woorden met een dubbel geslacht zijn van oorsprong vrouwelijke woorden. In het noorden van het taalgebied zijn die woorden vermannelijkt. In het zuiden van het taalgebied worden ze vaak nog als vrouwelijk aangevoeld. Veel Vlamingen kunnen hun taalgevoel over het geslacht van een de-woord toetsen door het onbepaald lidwoord een uit te spreken zoals ze dat in hun dialect of in tussentaal zouden doen. Bij een woord dat zij als vrouwelijk aanvoelen, gebruiken ze dan de vorm een: een stad, een vaas, een school. Bij een woord dat zij als mannelijk aanvoelen, gebruiken ze de vorm nə of nən: ne groep, nen overjas.
De keuze van het woordgeslacht is bepalend voor het gebruik van de persoonlijke en de bezittelijke voornaamwoorden.
- Naar mannelijke de-woorden wordt verwezen met hij, hem en zijn: Hij is zwaar; Ik heb hem op de kast gelegd; Zijn vorm is wat afwijkend.
- Naar vrouwelijke de-woorden wordt verwezen met ze en haar: Ze is zwaar; Ik heb ze / haar op de kast gelegd; Haar vorm is wat afwijkend.