Het werkwoord inschrijven kan met verschillende voorzetsels gecombineerd worden, afhankelijk van het zelfstandig naamwoord waarmee het gecombineerd wordt.

Doorgaans schrijf je iemand in aan een instituut of instelling, bij een vereniging of organisatie en in een school.

• Ik twijfel of ik me aan de universiteit of aan de academie ga inschrijven.
• Heb je je dochter al ingeschreven bij de sportclub?
• Hij wil zich inschrijven bij de VDAB.
• Ze hebben hun zoon ingeschreven in de gemeenteschool.

Je kunt je ook inschrijven voor een activiteit, bijvoorbeeld een vak, cursus, workshop, opleiding of wedstrijd.

• Heb jij je ingeschreven voor die workshop?

Als je je in een bepaalde hoedanigheid inschrijft, schrijf je je in als lid, deelnemer, student, werkzoekende enzovoort.

• Ik ben ingeschreven als werkzoekende.

Als je ergens op intekent, schrijf je erop in.

• Hij heeft destijds ingeschreven op een staatslening.

Je kunt ook iets of iemand inschrijven in een register.

• Is hij al in het bevolkingsregister ingeschreven?