Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van EAK-enquête) Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van EAK-enquête)

Metadata: Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van EAK-enquête)

Bron

Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK), Statbel en Labour Force Survey (LFS), Eurostat, bewerking Steunpunt Werk

Definities

Vroegtijdige schoolverlaters: het aandeel jongeren van 18 tot 24 jaar dat geen kwalificatie heeft behaald van het niveau ISCED 3 (hoger secundair onderwijs) en niet deelgenomen heeft aan onderwijs of opleiding tijdens de periode van 4 weken voorafgaand aan de bevraging. Dat laatste betekent dat ze geen regulier onderwijs mogen volgen, noch student in vakantie mogen zijn, noch een opleiding buiten het reguliere onderwijs mogen volgen.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De gegevens over de vroegtijdige schoolverlaters zijn schattingen gebaseerd op een enquête. De Labour Force Survey (LFS) is een officiële enquête die in alle EU27-landen wordt afgenomen. Ze wordt gebruikt voor de constructie van Europese, nationale en regionale statistieken over de arbeidsmarkt. De LFS wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat. Voor België wordt de enquête uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel onder de naam Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK).

De EAK wordt in België uitgevoerd vanaf 1983. Deelname aan de EAK is verplicht voor de geselecteerde huishoudens. Van 1983 tot 1998 werden de huishoudens 1 maal per jaar bevraagd tijdens een beperkte periode. Vanaf 1999 werd de enquête continu uitgevoerd tijdens het jaar, waarbij de steekproef gelijkmatig werd verdeeld over alle weken van het jaar.

Vanaf 2017 werd een nieuwe methode van enquêtering toegepast. De geselecteerde huishoudens en personen nemen deel aan een eerste bevraging. Daarna worden ze uitgenodigd om in de daaropvolgende 15 maanden nog 3 keer een vragenlijst te beantwoorden. De huishoudens worden in 2 opeenvolgende kwartalen bevraagd, daarna in 2 kwartalen niet en ten slotte in 2 kwartalen opnieuw. De eerste bevraging gebeurt op dezelfde manier als de jaren voordien: de respondent wordt door een enquêteur uitgenodigd voor een persoonlijk interview waarbij de vragenlijst gezamenlijk wordt doorlopen en de antwoorden worden geregistreerd op een tablet (CAPI). Deze bevraging is de meest gedetailleerde en wordt begeleid door een enquêteur. De vervolgbevragingen zijn korter en beperken zich grotendeels tot de aspecten van de arbeidsmarktpositie die gewijzigd zijn in vergelijking met de vorige bevraging. Deze vervolgbevragingen verlopen telefonisch (CATI) of via het internet (CAWI). In het kader van de maatregelen om de verspreiding van het coronavirus te beperken, worden sinds de eerste lockdown in maart 2020 alle face-to-face-bevragingen tijdelijk vervangen door telefonische interviews.

Om de vergelijkbaarheid van de LFS-gegevens op Europees niveau te verhogen, werd in 2021 een nieuwe vragenlijst geïmplementeerd. Een nieuw Europees kaderreglement (EU verordening 2019/1700) voorziet voor de Enquête naar de Arbeidskrachten een volledige herziening van de variabelenlijst en een meer uniforme manier van meten van bepaalde essentiële concepten. Dit heeft tot doel de vergelijkbaarheid van de gegevens op Europees niveau te verhogen. De wijzigingen in vergelijking met de oude vragenlijst zijn divers. Zo werden een aantal variabelen geschrapt omdat ze minder relevant geworden zijn of omdat de informatie beschikbaar is in administratieve bronnen. Andere, nieuwe vragen, werden toegevoegd. Soms werd de volgorde van vragen of de frequentie van bevraging (jaarbasis versus kwartaalbasis) aangepast. In een aantal gevallen werd ook de formulering van een bestaande vraag gewijzigd of werden de antwoordmodaliteiten aangepast, doch er werd getracht dit tot een minimum te beperken. Niettemin maakt dit dat de gegevens van voor 2021 niet steeds vergelijkbaar zijn met de gegevens van 2021 en later.

In het Vlaamse Gewest werden in de periode 1999-2016 gegevens verzameld van ongeveer 20.000 huishoudens en 50.000 personen (huishoudleden). De responsgraad van de EAK in België lag in die periode tussen 75% en 80%.

Vanaf 2017 namen met de nieuwe methode 15.000 tot 18.000 Vlaamse huishoudens en 35.000 tot 43.000 personen deel. In 2023 ging het om 16.342 huishoudens en 38.055 personen. De responsgraad in het Vlaamse Gewest bedroeg bij de eerste bevraging 67%, bij de tweede bevraging 90%, bij de derde bevraging 94% en bij de vierde bevraging 95%.

Aangezien de gegevens verzameld worden via een steekproef, moet bij de interpretatie van de resultaten van de LFS en EAK rekening worden gehouden met een bepaalde onzekerheidsmarge.

Voor de periode vanaf 1999 moet men wegens de nieuwe methode rekening houden met een breuk in de tijdreeks tussen 2016 en 2017 en tussen 2020 en 2021. Daarnaast zijn er nog een aantal tijdreeksbreuken te vermelden die van belang zijn voor de Belgische/gewestelijke cijfers.

  • Tussen 2003 en 2004: vanaf 2004 wordt er een opsplitsing gemaakt naar onderwijs of opleidingen binnen het regulier onderwijs en buiten het regulier onderwijs.
  • Tussen 2004 en 2005: het is in de EAK-data pas sinds 2005 mogelijk om studenten in schoolvakantie af te zonderen. Voordien werden zij wel als vroegtijdige schoolverlaters beschouwd.
  • Tussen 2013 en 2014: tot en met 2013 gaat het over de ISCED 1997-classificatie. Vanaf 2014 is de ISCED 2011-classificatie van kracht.

Op basis van de EAK kunnen er cijfers gegeven worden voor de Belgische gewesten, maar niet voor de gemeenschappen.

Er zijn ook nog andere bronnen om het vroegtijdig schoolverlaten in beeld te brengen. Zo is er ook de cijferreeks vroegtijdig schoolverlaten in het Vlaams secundair onderwijs beschikbaar. Deze statistiek van het Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming wordt gemaakt op basis van de administratieve data van alle leerlingen uit het secundair onderwijs.