Vroegtijdige schoolverlaters (op basis van administratieve data)
Grote verschillen tussen de onderwijsvormen
In het schooljaar 2021-2022 verliet in het algemeen secundair onderwijs (aso) 3,6% van de leerlingen vroegtijdig de schoolbanken, in het technisch secundair onderwijs (tso) 10,7%. In het kunstsecundair onderwijs (kso) en het beroepssecundair onderwijs (bso) ging het om respectievelijk 12,9% en 22,7%. Aan de Centra voor Deeltijds Onderwijs (dbso) verliet 59,2% van de jongeren het onderwijs vroegtijdig.
Vroegtijdig schoolverlaten sterk gelinkt aan schoolse achterstand
Slechts 1,8% van de jongeren zonder schoolse achterstand verliet in 2021-2022 de schoolbanken zonder diploma. Het feit dat jongeren in ons land tot 18 jaar leerplichtig zijn, speelt hier een belangrijke rol. Op die leeftijd zitten normaal vorderende jongeren in hun laatste jaar of hebben ze hun laatste jaar al afgerond.
Bij jongeren met 1 jaar schoolse achterstand verliet 21,2% vroegtijdig de schoolbanken. De kans op vroegtijdig schoolverlaten neemt sterk toe met elk bijkomend jaar schoolse achterstand. Meer dan de helft (58,4%) van de jongeren met meer dan 2 jaar schoolse achterstand verliet het onderwijs zonder voldoende kwalificaties.
Meer jongens dan meisjes verlaten vroegtijdig de schoolbanken
17,3% van de jongens verliet in 2021-2022 vroegtijdig de schoolbanken tegenover 10,7% van de meisjes.
Grote verschillen naar thuistaal en opleidingsniveau moeder
Bij jongeren die thuis met geen enkel gezinslid Nederlands spreken, lag de kans op vroegtijdig schoolverlaten in 2021-2022 meer dan 3 keer hoger dan bij jongeren die thuis uitsluitend Nederlands spreken (respectievelijk 27,2% en 8,5%).
De verschillen naargelang het opleidingsniveau van de moeder zijn eveneens zeer groot. Bij jongeren waarvan de moeder een diploma hoger onderwijs heeft, verliet 5,4% vroegtijdig de schoolbanken. Bij jongeren waarvan de moeder het lager onderwijs niet heeft afgewerkt, liep dat op tot 35,3%.
Eén op vijf jongeren in centrumsteden verlaat vroegtijdig de schoolbanken
In het schooljaar 2021-2022 verlieten 20,3% van de jongeren die in de centrumsteden of het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest wonen vroegtijdig de schoolbanken. In Brugge (12,6%) lag het percentage onder het Vlaams gemiddelde (14,1%). In Antwerpen (24,3%), het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (23,6%) en Turnhout (23,3%) liepen die percentages op tot meer dan 23%. In het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben de cijfers enkel betrekking op de leerlingen in het Nederlandstalig onderwijs.
De verschillen tussen de steden vallen voor een groot stuk samen met verschillen in de leerlingenpopulatie. Een centrumstad als Antwerpen en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest hebben grotere aandelen leerlingen met een kansarm profiel.
Aandeel vroegtijdige schoolverlaters buiten centrumsteden op 12%
In de niet-centrumsteden bedroeg het percentage vroegtijdige schoolverlaters in 2021-2022 gemiddeld 11,7%. Van de gemeenten met minstens 30 schoolverlaters zijn er buiten de centrumsteden en het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest 10 gemeenten met een percentage hoger dan 17%: Boom (29,6%), Vilvoorde (23,4%), Willebroek (20,5%), Dilsen-Stokkem (19,9%), Zelzate (19,9%), Menen (19,5%), Tienen (18,4%), Ronse (17,5%), Sint-Katelijne-Waver (17,4%) en Temse (17,3%).
Bronnen
- Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming:
- Vlaams Ministerie van Onderwijs en Vorming: