Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Bevolking onder de armoededrempel Bevolking onder de armoededrempel

Metadata: Bevolking onder de armoededrempel

Bron

European Union Statistics on Income and Living Conditions (EU-SILC), Statbel & Eurostat, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

De bevolking onder de armoededrempel geeft het aandeel en aantal personen weer dat leeft in een huishouden dat in het jaar voorafgaand aan de enquête beschikte over een gestandaardiseerd netto beschikbaar huishoudinkomen onder de Belgische armoededrempel, na sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen).

De armoededrempel is gelijk aan 60% van het nationaal mediaan beschikbaar huishoudinkomen na sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen). Deze armoededrempel wordt aangepast aan de samenstelling en grootte van het huishouden. Voor een alleenstaande lag de Belgische armoededrempel volgens de EU-SILC-enquête van 2023 op 1.450 euro per maand, voor een gezin met 2 volwassenen en 2 kinderen op 3.045 euro per maand. Er wordt vanuit gegaan dat huishoudens met een inkomen onder de armoededrempel een verhoogd risico op armoede lopen.

Huishoudinkomen: het beschikbaar huishoudinkomen omvat alle inkomsten van de huishoudleden uit economische activiteit, uit vermogen, uit eigendom en uit sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen).

Om het mogelijk te maken het inkomen van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling met elkaar te vergelijken, wordt het totale huishoudinkomen gestandaardiseerd. Dat gebeurt door het totale huishoudinkomen te delen door de Eurostat-equivalentiefactor. Het eerste huishoudlid krijgt hierbij een gewicht van 1. Voor elke bijkomende persoon van 14 jaar en ouder in het huishouden wordt die factor verhoogd met 0,5, voor elk kind jonger dan 14 jaar met een factor 0,3.

De jaartallen in de figuren slaan op het jaar waarin de enquête werd afgenomen. Het armoederisico wordt berekend op basis van het totale beschikbare jaarinkomen van het huishouden in het jaar voorafgaand aan de enquête.

Onderwijsniveau:

  • laaggeschoold: personen zonder diploma of hoogstens een diploma lager secundair onderwijs
  • middengeschoold: personen met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs of met een diploma post-secundair niet-hoger onderwijs
  • hooggeschoold: personen met een diploma hoger of universitair onder

    De bevolking onder de armoededrempel geeft het aandeel en aantal personen weer dat leeft in een huishouden dat in het jaar voorafgaand aan de enquête beschikte over een gestandaardiseerd netto beschikbaar huishoudinkomen onder de Belgische armoededrempel, na sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen).

    De armoededrempel is gelijk aan 60% van het nationaal mediaan beschikbaar huishoudinkomen na sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen). Deze armoededrempel wordt aangepast aan de samenstelling en grootte van het huishouden. Voor een alleenstaande lag de Belgische armoededrempel volgens de EU-SILC-enquête van 2023 op 1.450 euro per maand, voor een gezin met 2 volwassenen en 2 kinderen op 3.045 euro per maand. Er wordt vanuit gegaan dat huishoudens met een inkomen onder de armoededrempel een verhoogd risico op armoede lopen.

    Huishoudinkomen: het beschikbaar huishoudinkomen omvat alle inkomsten van de huishoudleden uit economische activiteit, uit vermogen, uit eigendom en uit sociale transfers (sociale zekerheids- en bijstandsuitkeringen).

    Om het mogelijk te maken het inkomen van huishoudens van verschillende grootte en samenstelling met elkaar te vergelijken, wordt het totale huishoudinkomen gestandaardiseerd. Dat gebeurt door het totale huishoudinkomen te delen door de Eurostat-equivalentiefactor. Het eerste huishoudlid krijgt hierbij een gewicht van 1. Voor elke bijkomende persoon van 14 jaar en ouder in het huishouden wordt die factor verhoogd met 0,5, voor elk kind jonger dan 14 jaar met een factor 0,3.

    De jaartallen in de figuren slaan op het jaar waarin de enquête werd afgenomen. Het armoederisico wordt berekend op basis van het totale beschikbare jaarinkomen van het huishouden in het jaar voorafgaand aan de enquête.

    Onderwijsniveau:

  • laaggeschoold: personen zonder diploma of hoogstens een diploma lager secundair onderwijs
  • middengeschoold: personen met hoogstens een diploma hoger secundair onderwijs of met een diploma post-secundair niet-hoger onderwijs
  • hooggeschoold: personen met een diploma hoger of universitair onderwijs.
  • wijs.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De gegevens over het aandeel personen onder de armoededrempel zijn schattingen gebaseerd op een enquête. Het gaat om de EU-SILC-survey naar inkomens en levensomstandigheden die als doel heeft om binnen de Europese Unie vergelijkbare statistieken over onder meer armoede en sociale uitsluiting op te stellen.

De uitvoering van de EU-SILC-survey is sinds 2004 bij Europese verordening verplicht voor alle landen. De EU-SILC wordt gecoördineerd door het Europese statistiekbureau Eurostat en voor België uitgevoerd door het Belgische statistiekbureau Statbel. Het betreft een enquête die wordt afgenomen bij een steekproef van private huishoudens uit het Rijksregister, waarbij de referentiepersoon van het huishouden (gezinshoofd) wordt geïnterviewd (face-to-face) en elk huishoudlid van 16 jaar en ouder. Vanaf 2004 is de EU-SILC opgebouwd als een roterend panel. Dat betekent dat huishoudens verschillende jaren aan de steekproef deelnemen en elk jaar een deel van de huishoudens vervangen wordt door een nieuwe steekproef van huishoudens. Tot en met EU-SILC 2018 ging het om een 4 jaar roterend panel: huishoudens namen deel aan de enquête voor vier opeenvolgende jaren. In 2019 werd gestart met de uitbreiding van het panel naar 6 jaar. Er werd een nieuwe groep toegevoegd aan het panel, terwijl geen enkele groep het panel verliet. Bij EU-SILC 2019 waren er dus 5 deelnemende groepen. In 2020 werd dit opnieuw gedaan zodat een 6-jarig panel gerealiseerd werd.

De responsgraad van de EU-SILC-survey in België bedraagt ongeveer 60%. In het Vlaamse Gewest worden in totaal via de huishoud- en individuele vragenlijst gegevens verzameld voor iets meer dan 7.000 personen.

Bij de interpretatie van de resultaten van de EU-SILC-survey moet rekening gehouden worden met een onzekerheidsmarge. Deze onzekerheidsmarge is groter naarmate de steekproef waarop de cijfers berekend worden, kleiner is. De in de figuur opgenomen onzekerheidsmarges zijn berekend door Statbel. Voor de jaren waar geen onzekerheidsmarges van Statbel beschikbaar zijn (2004 en 2005) gaat het om een schatting op basis van de onzekerheidsmarges in de andere jaren.

Daarnaast is het zo dat in surveyonderzoek bepaalde kwetsbare bevolkingsgroepen (zoals personen in collectieve huishoudens, personen zonder wettige verblijfsvergunning of dak- en thuislozen) niet of nauwelijks vertegenwoordigd zijn.

In 2019 werd de EU-SILC-survey ingrijpend vernieuwd. Op inhoudelijk vlak werd in 2019 de overstap gemaakt naar het gebruik van administratieve gegevens voor de meerderheid van de inkomensvariabelen. Als gevolg daarvan werd de vragenlijst van de survey fundamenteel herzien. Vragen werden geherformuleerd en/of van plaats veranderd, er kwamen nieuwe vragen bij en bepaalde vragen werden geschrapt. Op methodologisch vlak werd het volledige model voor de correctie van non-respons, uitval van panelleden en kalibratie herzien. Voortaan wordt bij de berekening van gewichten rekening gehouden met administratieve variabelen (meer specifiek het fiscale inkomen van huishoudens). Deze methodologische hervorming verhoogt de nauwkeurigheid van de schattingen. Door al deze wijzigingen is voorzichtigheid geboden bij het maken van vergelijkingen tussen de resultaten van de EU-SILC-survey vanaf 2019 met de resultaten van voorgaande jaren.
Tot slot dient nog opgemerkt te worden dat de Covid-19-pandemie vanaf maart 2020 een duidelijke impact heeft gehad op de dataverzameling van de EU-SILC-survey van 2020 en 2021. Door de lockdownmaatregelen werd in 2020 het veldwerk tijdelijk onderbroken en werd een deel van de interviews afgenomen via de telefoon in plaats van face-to-face. In 2021 werden alle interviews afgenomen via de telefoon. Algemeen genomen konden door de uitzonderlijke omstandigheden bepaalde huishoudens gemakkelijker bereikt worden dan in andere jaren, andere huishoudens net moeilijker. Dat zorgde voor een zekere bias in de gerealiseerde steekproef waardoor voorzichtigheid geboden is bij de vergelijking van de resultaten van 2020 en 2021 met die van 2019.