Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Onvoldoende beweging en overgewicht Onvoldoende beweging en overgewicht

Metadata: Onvoldoende beweging en overgewicht

Bron

Belgische Gezondheidsenquête, Sciensano, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

Gezondheidsbevorderende lichaamsbeweging (niet-werk-gerelateerd): het percentage personen van 18 jaar en ouder dat matig aerobe lichaamsbeweging doet tijdens de vrije tijd doet en/of fietst om zich te verplaatsen en dit minstens 150 minuten per week. Personen die minder dan 150 minuten per week dit soort activiteiten in de vrije tijd doet beschouwen we als personen met onvoldoende beweging in de vrije tijd.

Overgewicht: het percentage personen van 18 jaar en ouder met overgewicht (zwaarlijvigheid of obesitas inbegrepen) op basis van de Body Mass Index (BMI). De BMI is het zelf gerapporteerd gewicht uitgedrukt in kilogram gedeeld door de zelf gerapporteerde lengte uitgedrukt in meter tot het kwadraat. Overgewicht komt overeen met een BMI van 25,0 tot 29,9; zwaarlijvigheid met een BMI van 30,0 of meer.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De Belgische Gezondheidsenquêtes worden sinds 1997 met een zekere regelmaat georganiseerd Sciensano (tot 2017 het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid genoemd).

In 2018 werden 11.250 huishoudens gecontacteerd, waarvan er 5.692 deelnamen.

Per huishouden dat zijn medewerking verleent, worden telkens maximaal 4 personen geïnterviewd. De referentiepersoon van het huishouden en – indien van toepassing – de partner dienden steeds bevraagd te worden. 12.038 personen werden uitgenodigd om deel te nemen. 11.611 hebben effectief deelgenomen. Dit leverde een participatiegraad van 57,5% op.

Meer informatie in het Methodologie rapport(PDF bestand opent in nieuw venster).

In het Vlaamse Gewest namen in 2018 4.296 personen van 15 jaar en ouder deel aan het onderzoek. Elke geselecteerde persoon van 15 jaar en ouder uit een huishouden kreeg mondeling vragen over de gezondheid, het gezondheidsgedrag en de medische consumptie. Aspecten van de mentale gezondheid, alsook vragen omtrent het alcohol- en tabaksgebruik, kwamen aan bod in een schriftelijke vragenlijst.

Leeftijd en geslacht zijn vaak belangrijke determinanten van gezondheidsindicatoren. Om verschillen tussen bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld in functie van jaar, opleidingsniveau, gewest) goed te kunnen interpreteren is het nodig om het effect van leeftijd en geslacht te kunnen neutraliseren. Zo kan een verschil tussen lager en hoger opgeleiden gewoon te maken hebben met het feit dat er bij de ouderen veel meer lager opgeleiden zijn dan bij de jongeren. Dit kan aanleiding geven tot een foute interpretatie: het gemeten verschil weerspiegelt niet de samenhang tussen de indicator met het opleidingsniveau, maar wel met de leeftijd.

In de figuren worden cijfers gecorrigeerd voor verschillen naar geslacht en/of leeftijd gegeven, met de Belgische bevolking van 2018 als referentie. Dit zijn de cijfers die zouden worden bekomen, indien de vergeleken groepen gelijk zouden zijn samengesteld voor wat het aantal vrouwen en mannen betreft, en een identieke leeftijdsstructuur zouden hebben. Oorspronkelijk vastgestelde verschillen tussen groepen kunnen zo verdwijnen, gezien de verschillen (quasi) uitsluitend te wijten waren aan de verschillende samenstelling naar geslacht en leeftijd van die groepen.

Meer detail over het feit of de verschillen tussen groepen al dan niet significant zijn is te vinden in de rapporten over de Gezondheidsenquête.

Het opleidingsniveau wordt gebruikt als indicator voor het socio-economisch niveau van het huishouden en van de leden ervan. Deze variabele wordt bepaald op basis van het hoogste opleidingsniveau van de referentiepersoon van het huishouden en zijn/haar partner. Dit opleidingsniveau wordt toegewezen aan alle leden van het huishouden.