Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Bevolkingsvooruitzichten: 67-plussers Bevolkingsvooruitzichten: 67-plussers

Metadata: Bevolkingsvooruitzichten: 67-plussers

Bron

Statistiek Vlaanderen

Definities

De Vlaamse gemeentelijke demografische vooruitzichten 2024-2040 van Statistiek Vlaanderen maken een inschatting van de evolutie van de bevolking en van de huishoudens voor 299 gemeenten van het Vlaamse Gewest. Het aantal inwoners in Herstappe is te klein om op te nemen in de vooruitzichten.

Het aantal inwoners wordt geschat naar leeftijd, geslacht en huishoudpositie. Het aantal huishoudens wordt geschat naar grootte en huishoudtype. De vooruitzichten vertrekken van de wettelijke bevolking op 1 januari 2023, zoals bepaald door het Belgische statistiekbureau Statbel. De afbakening van een huishouden is gebaseerd op het ingeschreven zijn op eenzelfde hoofdverblijfplaats: dat is de wettelijke woonsituatie van personen.

Voor de vooruitberekening van de bevolking en van de huishoudens werd een ‘microsimulatiemodel’ ontwikkeld. De term microsimulatie verwijst naar het feit dat wordt gewerkt met microgegevens, namelijk alle personen en huishoudens aanwezig in het Vlaamse Gewest op 1 januari 2023. Het vertrekpunt van de simulatie is een basisbestand met personen. Dat bestand bevat naast kenmerken zoals leeftijd en geslacht ook de verwantschapsrelaties in het huishouden. De simulatie bestaat erin dat de personen van het basisbestand doorheen de tijd van kenmerken (kunnen) veranderen: ze verouderen, krijgen kinderen, verhuizen, gaan samenwonen met een partner of gaan weg bij hun partner. Er komen personen bij in het Vlaamse Gewest door geboorte of immigratie (uit een ander gewest of ander land), en er gaan personen weg uit het Vlaamse Gewest door sterfte of emigratie (naar een ander gewest of ander land). Door al deze veranderingen van jaar tot jaar in te schatten worden als het ware toekomstige levenslopen voor alle (nieuwe) inwoners van het Vlaamse Gewest gecreëerd.

Veranderingen bij de ene persoon kunnen gevolgen hebben voor andere personen. Zo zal het vormen van een paar uiteraard altijd gevolgen hebben voor minstens 2 personen. Sterfte impliceert een verandering in de huishoudpositie van de verweduwde partner die alleenwonend of alleenstaande ouder wordt. Deze veranderingen worden in de simulatie verwerkt door het wijzigen van de verwantschapsrelaties naar aanleiding van een gebeurtenis.

Op basis van het bestand met microgegevens werd een typologie van huishoudens en huishoudposities ontwikkeld die verwant is met de LIPRO-typologie, maar er toch ook van afwijkt. LIPRO vertrekt immers van de referentiepersoon van het huishouden. Vergelijkbare huishoudens kunnen bij LIPRO anders gecategoriseerd worden afhankelijk van de bepaling van de referentiepersoon. In de atomaire data van de microsimulatie is er geen referentiepersoon en alle verwantschapsrelaties worden in overweging genomen. Er kunnen verschillende paren aanwezig zijn in eenzelfde huishouden. Om methodologisch-technische redenen werden enkel de partners van verschillend geslacht (heteroseksuele paren) geïdentificeerd, zowel bij de waarnemingen als bij de vooruitzichten. Partners van hetzelfde geslacht kunnen uiteraard in eenzelfde huishouden wonen, maar werden niet gespecifieerd als paar, ook niet als ze gehuwd zijn. De huidige ontwikkeling van het model laat een simulatie van het aantal en de samenstelling van homoseksuele paren niet toe.

Zonder referentiepersoon wordt de keuze van een bepaald type van huishouden uitsluitend gemaakt als de situatie “eenduidig” is; dat wil zeggen dat er geen zogenaamde “inwonende anderen” zijn. Concreet: een paar zonder kinderen is uitsluitend een paar zonder kinderen als er niemand anders inwoont. Analoog zijn er bij een paar met kinderen ook geen inwonende anderen. Zo komen alle complexere huishoudens, met bijvoorbeeld meerdere familiekernen terecht bij de categorie “overige”. Meer uitleg hierover is te vinden in het uitgebreide metadatadocument(PDF bestand opent in nieuw venster).

Voor alle veranderingen die gesimuleerd worden, werden de kansen geschat uitgaande van trends in het verleden. De volledige werkwijze wordt uiteengezet het uitgebreide metadatadocument(PDF bestand opent in nieuw venster).

Wettelijke bevolking: Statbel rapporteert over de ‘wettelijke bevolking’ (legally resident population) die steunt op het Rijkregister van de natuurlijke personen. Standaard geeft die de stand weer op 1 januari van het kalenderjaar, zoals kan worden afgeleid uit de inschrijvingen in het bevolkingsregister (Belgen en personen met een andere nationaliteit die gemachtigd zijn tot vestiging op het Belgische grondgebied) en het vreemdelingenregister (personen met een andere dan de Belgische nationaliteit die toegelaten of gemachtigd zijn tot een verblijf van meer dan 3 maanden op het Belgische grondgebied, hetzij voor bepaalde of onbepaalde duur). Bepaalde categorieën buitenlanders (bijvoorbeeld diplomatiek en consulair personeel) zijn vrijgesteld van inschrijving in de bevolkingsregisters. In sommige gevallen kunnen zij op eigen vraag wel ingeschreven worden. Enkel in dat geval worden zij meegerekend in de bevolkingscijfers.

Het Rijksregister omvat ook het wachtregister voor asielzoekers (tegenwoordig verzoekers om internationale bescherming) waarin personen worden ingeschreven ‘die zich vluchteling verklaren of die vragen om als vluchteling te worden erkend’. Daarnaast is er nog het wachtregister voor EU-burgers in afwachting van woonstcontrole. Personen ingeschreven in het wachtregister worden niet meegeteld in de wettelijke bevolkingscijfers.

Privaat huishouden: private huishoudens worden onderscheiden van collectieve huishoudens, zoals religieuze gemeenschappen, rusthuizen, weeshuizen, studenten- en werkliedenhuizen, ziekenhuizen en gevangenissen. Alle huishoudens die niet collectief zijn, zijn private huishoudens. In de waarnemingen is de afbakening van een huishouden gebaseerd op het ingeschreven zijn op eenzelfde hoofdverblijfplaats in het Rijksregister. De cijfers betreffen dus de wettelijke situatie, die kan afwijken van de feitelijke situatie. Zo wonen sommige jongeren bijvoorbeeld alleen of ongehuwd samen, maar blijven ze officieel bij de ouder(s) gedomicilieerd. In de simulatie worden geen adressen gebruikt, maar alle huishoudleden worden verondersteld samen te wonen.

Alleenwonend: iemand is alleenwonend als hij of zij meerderjarig is en als enige persoon deel uitmaakt van een privaat huishouden.

Samenwonend met partner: een partner is iemand die samenwoont met een persoon van het andere geslacht in hetzelfde huishouden en met hem of haar een paar vormt. Dat kan zowel een paar met als een paar zonder kinderen zijn. Om de overeenstemming te houden met de huishoudtypologie (zie hierboven) worden hier uitsluitend partnerrelaties gerapporteerd in “eenduidige huishoudens ”zonder inwonende anderen.

Kind: een kind is iemand die samenwoont met 1 ouder of 2 ouders in eenzelfde huishouden, ongeacht de leeftijd. Ook een 40-jarige is een kind als hij of zij bij (een) ouder(s) woont. Ouders zijn niet noodzakelijk de biologische ouder(s) van een kind of van alle inwonende kinderen. Kinderen van de partner met wie wordt samengewoond, worden beschouwd als kinderen van de persoon zelf. Ook hier wordt de overeenstemming met de huishoudtypologie bewaard en worden alleen ouder-kindrelaties gerapporteerd in eenduidige huishoudens zonder inwonende anderen.

Een paar met kinderen: een huishouden bestaande uit een paar waarbij minstens 1 kind (ongeacht zijn/haar leeftijd) inwoont. Er zijn geen inwonende anderen.

Een paar zonder kinderen: een huishouden uitsluitend bestaande uit een paar. Er zijn geen inwonende anderen.

Een alleenstaande ouder: iemand die niet samenwoont met een partner, maar wel met minstens 1 kind in het huishouden en met niemand anders. Alleenstaande ouder wordt ook gebruikt voor het huishoudtype dat uitsluitend bestaat uit een persoon en zijn of haar kinderen. Er zijn geen inwonende anderen.

Opmerkingen bij de kwaliteit

De demografische vooruitzichten zijn het resultaat van een louter mechanische simulatie: de hypothesen zijn gebaseerd op waarnemingen inzake demografische evoluties uit het recente verleden en eventuele beredeneerde wijzigingen hierin. De vooruitzichten houden enkel rekening met lokale veranderingen (ruimtelijke planning en/of bouwprojecten bijvoorbeeld) of bredere sociaaleconomische veranderingen als ze al weerspiegeld werden in de voorbije demografische evolutie. Er moet ook expliciet gewezen worden op de kleine schaal van de Vlaamse gemeentelijke demografische vooruitzichten die een invloed kan hebben op de stabiliteit van de resultaten op gemeentelijk niveau. Bijgevolg worden de eerste 10 jaar beschouwd als een aanvaardbare horizon (tot 2033). De vooruitzichten na 2033 worden enkel meegegeven als algemeen referentiekader.

Tot slot: vooruitberekeningen maken net na een disruptieve gebeurtenis zoals de COVID-19-pandemie zorgde voor een aantal extra uitdagingen. Tijdens de pandemie vertoonden verschillende demografische bewegingen een ander patroon dan in de jaren ervoor. Het aantal (interne) migraties viel terug, mensen verlieten later het ouderlijk huis, het aantal geboorten vertoonde een grillig patroon. Daarom werd bij deze vooruitberekeningen vooral voortgegaan op de trends zoals ze zich ontwikkelden in de jaren voor de pandemie. Meer uitleg hierover is te vinden in het uitgebreide metadatadocument(PDF bestand opent in nieuw venster).