Gedaan met laden. U bevindt zich op: Tewerkstelling per sector Arbeid

Tewerkstelling per sector

Gepubliceerd op 15 mei 2024 • Volgende update: mei 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Gezondheidszorg/maatschappelijke diensten en industrie grootste sectoren qua tewerkstelling

In 2023 was 15,1% van de werkenden tussen 20 en 64 jaar in het Vlaamse Gewest actief in de gezondheidszorg en maatschappelijke diensten en 13,4% in de industrie. Daarmee zijn dat de sectoren met het hoogste aandeel werkenden. Dat blijkt uit de sectorale verdeling van de werkenden in 21 , op basis van de internationale NACE 2008-classificatie.

De top 5 van sectoren met het hoogste aandeel werkenden van 20 tot 64 jaar werd in 2023 vervolledigd door de groot- en detailhandel en reparatie van voertuigen (12,4%), het onderwijs (9,6%) en de sector openbaar bestuur, defensie en sociale zekerheid (7,1%).

Tussen 2009 en 2023 steeg het aandeel van de sector administratieve en ondersteunende diensten het sterkst (+2,0 procentpunten (ppt.)). De tweede sterkste stijging deed zich voor in de sector vrije beroepen, wetenschappelijke en technische activiteiten (+,1,9 ppt.), gevolgd door de sector gezondheidszorg en maatschappelijke diensten (+1,7 ppt.). De grootste dalingen waren er in de industrie (-3,9 ppt.) en in de sector openbaar bestuur, defensie en sociale zekerheid (-1,1 ppt.).

Grote sectorale verschillen tussen mannen en vrouwen

De grote sectoren met een zeer groot aandeel mannen waren in de periode 2022-2023 de bouwnijverheid (88,2% mannen), de sector vervoer en opslag (77,0% mannen) en de industrie (75,8% mannen). Ook in de kleinere sectoren water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering (81,9%), winning van delfstoffen (73,0%), informatie en communicatie (72,3%), elektriciteit, gas, stoom en gekoelde lucht (68,0%) en landbouw, bosbouw en visserij (66,6%) lag het aandeel mannen veel hoger dan het aandeel vrouwen.

De sectoren met een zeer groot aandeel vrouwen waren de huishoudens en huishoudelijke productie (93,5%), de gezondheidszorg en maatschappelijke diensten (81,3% vrouwen), het onderwijs (72,0% vrouwen) en de andere diensten (64,0% vrouwen).

In de overige sectoren is het verschil tussen het aandeel van mannen en vrouwen kleiner: van 55,1% mannen in de sector groot- en detailhandel en reparatie van voertuigen tot 45,8% mannen in de sector extraterritoriale organisaties en lichamen.

Grote sectorale verschillen naar onderwijsniveau

In een aantal sectoren lag het aandeel hooggeschoolden bij 25- tot 64-jarigen in de periode 2022-2023 veel hoger dan het aandeel laag- en middengeschoolden. Het gaat om de extraterritoriale organisaties en lichamen (90% hooggeschoolden), het onderwijs (88,3%), de vrije beroepen, wetenschappelijke en technische activiteiten (84,8%), de financiële activiteiten en verzekeringen (81,3%), en de sector informatie en communicatie (79,5%).

In een aantal sectoren lag het aandeel middengeschoolden het hoogst. Dat was het geval in de bouwnijverheid (55,5%), andere diensten (54,7%), landbouw, bosbouw en visserij (54,7%), vervoer en opslag (54,6%), de huishoudens en huishoudelijke productie (54,5%), groot- en detailhandel, reparatie voertuigen (52,9%), accommodatie en maaltijden (52,4%), water, afval- en afvalwaterbeheer en sanering (50,9%) en industrie (48,2%).

In alle sectoren lag het aandeel kortgeschoolden lager dan 25%. Het hoogste aandeel kortgeschoolden was te vinden in de sector accommodatie en maaltijden (24,9%), gevolgd door de sectoren huishoudens en huishoudelijke productie (24,3%), landbouw, bosbouw en visserij (20,3%), administratieve en ondersteunende diensten (19,7%), bouwnijverheid (18,3%) en vervoer en opslag (18,2%).

In Vlaams Gewest meer werkenden in gezondheidszorg en welzijn dan EU-gemiddelde, minder in industrie, bouw, energie en delfstoffen

Voor de vergelijking van het Vlaamse Gewest met de andere gewesten in België en de EU-landen werden de 21 sectoren geaggregeerd tot 6 grote categorieën.

In 2023 was in het Vlaamse Gewest 22,6% van de werkenden actief in de categorie ‘industrie, bouw, energie en delfstoffen’. Dat is veel hoger dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (11,6%) en iets hoger dan in het Waalse Gewest (19,7%), maar beduidend lager dan het gemiddelde in de Europese Unie (EU27) (28,0%). Er bestaan grote verschillen tussen de EU-landen: Roemenië (44,7%) kende het hoogste percentage in deze categorie, Luxemburg (9,2%) het laagste.

Het aandeel van de categorie ‘handel, vervoer, opslag en reparatie’ lag in het Vlaamse Gewest in 2023 op 18,2%, tegenover 14,6% in Brusselse Hoofdstedelijke Gewest, 16,3% in het Waalse Gewest en 18,7% in de Europese Unie. De verschillen tussen de EU-landen blijven hier beperkt. Roemenië (25,0%) kende het hoogste percentage in deze categorie, Luxemburg (12,8%) het laagste.

De categorie ‘zakelijke en andere dienstverlening’ was in het Vlaamse Gewest goed voor 22,3% van de werkenden. Dat aandeel lag iets hoger dan in het Waalse Gewest (20,3%) maar veel lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (32,2%). Het Vlaamse Gewest scoorde hoger dan het EU-gemiddelde (21,1%). Er zijn grote verschillen tussen de EU-landen: Luxemburg (35,5%) had het hoogste aandeel voor deze categorie, Roemenië (11,7%) het laagste.

In 2023 lag het aandeel van de categorie ‘gezondheidszorg en welzijn’ in het Vlaamse Gewest op 15,1%, iets hoger dan in het Waalse Gewest (14,6%) en beduidend hoger dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (8,7%) en in de Europese Unie (11,2%). Denemarken (19,3%) kende het hoogste aandeel voor deze categorie, Bulgarije (5,4%) het laagste.

De categorie ‘onderwijs, kunst en recreatie’ vertegenwoordigde in het Vlaamse Gewest 14,3% van de werkenden. Dat is minder dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (16,5%) en het Waalse Gewest (15,8%). De Vlaamse score lag iets hoger dan het EU-gemiddelde (13,7%). In Malta (21,8%) lag het aandeel van deze categorie het hoogst, in Roemenië (8,1%) het laagst.

Ten slotte was in het Vlaamse Gewest in 2023 7,5% van de werkende bevolking actief in de categorie ‘overheid en sociale zekerheid’, veel lager dan in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest (16,5%) en in het Waalse Gewest (13,3%), maar iets hoger dan het gemiddelde in de Europese Unie (7,2%). Luxemburg (19,1%) had veruit het hoogste aandeel voor deze categorie, gevolgd door België (10,1%), Griekenland (9,0%) en Cyprus (8,8%). Finland (5,1%) had het laagste aandeel.