Gedaan met laden. U bevindt zich op: Het sociaal netwerk- en participatietraject. Lessen uit 26 proeftuinen Bijdragen van het kennisplatform

Het sociaal netwerk- en participatietraject. Lessen uit 26 proeftuinen

Blogbericht
4 juli 2023

Nieuwkomers in Vlaanderen volgen een inburgeringstraject. Sinds januari 2023 vormt het ‘participatie- en netwerktraject’ in Vlaanderen en Brussel een nieuwe pijler van dat inburgeringstraject. Om dat nieuwe traject voor te bereiden, experimenteerden 55 steden en gemeenten de voorbije 2 jaar volop in proefprojecten of ‘proeftuinen’.

Participatie- en netwerktraject

Het participatie- en netwerktraject is één van de vier onderdelen van het inburgeringstraject dat nieuwkomers volgen. De bedoeling is dat de inburgeraar tijdens minimum 40 uur het eigen sociaal netwerk versterkt en verbreedt.

De proeftuinen konden acties opzetten rond drie types op voorhand vastgelegde trajecten:

  • een buddyproject
  • een kennismakingsstage bij een bedrijf, vereniging, organisatie of lokaal bestuur
  • vrijwilligerswerk

Daarnaast konden lokale besturen ook een alternatief traject opzetten dat vrij kon worden ingevuld.

Proeftuinen

De proeftuinen werden georganiseerd om input te geven voor de uitbouw van het netwerktraject. HIVA (KU Leuven) bracht deze lessen samen. De lessen situeerden zich op verschillende niveaus.

Een eerste niveau was het niveau van de organisatie en de verankering van het netwerktraject. Het gaat dan om afstemming tussen de gemeente en het Agentschap Integratie en Inburgering (AGII), de administratieve opvolging van trajecten, etc.

Een tweede niveau van lessen gaat over de eigenlijke inhoud van de trajecten: hoe zien de trajecten eruit, wat maakt ze al dan niet succesvol, en tot welke effecten leiden ze?

Overkoepelende eindevaluatie

Het overkoepelend eindrapport is onderverdeeld in 7 hoofdstukken. De eerste drie hoofdstukken gaan in op de inhoudelijke trajecten. Daarin komen achtereenvolgens de buddywerkingen, vrijwilligerswerk en ‘andere’ trajecten aan bod. Die laatste trajecten kunnen vrij worden ingevuld zolang ze een aantoonbare meerwaarde hebben voor de sociale participatie van inburgeraars. In de proeftuinen ging het dan onder meer om vrijetijdsaanbod (sportclubs, muziekverenigingen, etc.), groepsactiviteiten zoals netwerkevenementen en plaatsbezoeken en diverse vormen van taaloefenkansen. Het blijkt onder meer dat de trajecten kunnen leiden tot een versterking van het sociaal netwerk, maar dat het optreden van deze effecten wel sterk afhankelijk is van randvoorwaarden en de wijze waarop de trajecten worden vormgegeven. Zo is vrijwilligerswerk maar succesvol als er genoeg interactiemogelijkheden zijn en er ook gewerkt wordt aan de kant van de organisatie. Bij buddywerkingen is de ‘match’ en het profiel van de vrijwilliger dan weer erg belangrijk.

Vervolgens wordt dieper ingegaan op ‘governance’ en organisatorische aspecten. De nieuwe pijler binnen het inburgeringsbeleid zorgt namelijk ook voor heel wat organisatorische uitdagingen. Voorheen lag de regierol voor het inburgeringstraject volledig bij het Agentschap Inburgering en Integratie. Voor het participatie- en netwerktraject worden de lokale besturen een prioritaire partner. Van hen wordt minstens verwacht dat ze het aanbod dat aanwezig is in de gemeente kenbaar maken. In de proeftuinen werd dit ingevuld via diverse taken zoals het in kaart brengen van het aanbod, bepalen of het geschikt is voor het netwerk- en participatietraject, aanbodverstrekkers werven, maar ook het aanbod toegankelijk maken. Samenwerking tussen de verschillende actoren binnen het netwerk- en participatietraject is belangrijk, en de proeftuinen bieden op dat vlak enkele lessen. Tot slot staan we stil bij overkoepelende lessen en uitdagingen zoals het belang van brugfiguren, de wijze waarop info wordt verstrekt bij het begin van het traject, het belang van laagdrempelige groepsactiviteiten, etc.