Gedaan met laden. U bevindt zich op: Activering van leefloongerechtigden: noden, aanpak en lokale samenwerking Bijdragen van het kennisplatform

Activering van leefloongerechtigden: noden, aanpak en lokale samenwerking

Blogbericht
19 maart 2024

Hoe kunnen leefloongerechtigden beter begeleid worden richting tewerkstelling? Dit onderzoek bekeek hoe de resultaten en uitkomsten van activering verbeterd kunnen worden. De focus ligt daarbij op de rol van samenwerking.

Doel en methode van het onderzoek

Om leefloongerechtigden beter te begeleiden in een traject naar tewerkstelling, zet de Vlaamse overheid in op meer samenwerking tussen lokale besturen en VDAB. In het kader van de begeleiding van leefloongerechtigden naar een tewerkstelling bracht het onderzoek volgende zaken in kaart:

  • de profielen en noden van leefloongerechtigden
  • de aanpak van de activering door het OCMW
  • de lokale samenwerking

Er werd gebruik gemaakt van een documentenanalyse, diepte-interviews met experten en OCMW-trajectbegeleiders, een online enquête bij trajectbegeleiders van het OCMW en een casestudie-analyse bij 6 lokale besturen.

Profielen en noden van leefloongerechtigden

De groep leefloongerechtigden ervaart uiteenlopende drempels om de arbeidsmarkt te betreden. Die drempels kunnen er zijn op het vlak van welzijn, taal, competenties en attitudes. Bij de overgrote meerderheid van de profielen gaat het om een unieke combinatie van verschillende drempels. Ook gaan de leefloongerechtigden op verschillende manieren om met die drempels.

Voor de meerderheid kan er een traject naar werk opgestart worden, al is er voor een heel grote groep nood aan een zeer laagdrempelige start. Die laagdrempeligheid kan voorzien worden door (voor)trajecten op maat, een geïntegreerde aanpak, laagdrempelige activering, intensieve opvolging en het vermijden van een versnipperd begeleidingstraject en slechte aansluiting doorheen het traject.

Aanpak van de activering door het OCMW

Op het vlak van de activering door het OCMW bracht het onderzoek volgende aspecten naar voren:

  • De begeleiding naar werk vereist expertise en capaciteit, die er binnen het OCMW niet altijd is.
  • Er is een groot aanbod aan tewerkstellingsmaatregelen, maar OCMW’s ervaren drempels om het volledige ‘menu’ te gebruiken.
  • Er is een leemte op het vlak van laagdrempelige activiteiten die kunnen voorbereiden op het reguliere aanbod van VDAB en partners.
  • De begeleiding naar werk is onvoldoende aangepast aan de noden van anderstaligen.
  • De aanpak voor activering naar tewerkstelling hangt deels af van de begeleider, onder meer van de interactiestijl, de expertise, het persoonlijke engagement en de persoonlijke visie.
  • De aanpak van activering naar tewerkstelling hangt nog meer af van de organisatie waarin de begeleider werkt en de prioriteiten die van daaruit gelegd worden, wat grote verschillen in kwaliteit van de trajectbegeleiding zichtbaar maakt. De autonomie van lokale besturen om de activeringsopdracht vorm te geven, leidt immers tot sterk verschillende benaderingen bij de OCMW’s. Politiek draagvlak en de mate waarin activering door het lokaal bestuur als een prioriteit wordt gezien, zijn daarbij belangrijk.
  • Ruimte bieden om de experimenteren, innoveren en leren komt naar voren als een succesfactor voor een goede activering omdat het toelaat om heel gericht in te spelen op de noden van de complexe doelgroep en de lokale expertise kan versterken. Maar zo een experimenteerruimte kan ook de kloof tussen lokale besturen vergroten.

Lokale samenwerking OCMW – VDAB

Wat de samenwerking tussen het OCMW en VDAB en het bredere lokale netwerk betreft, blijkt het volgende:

  • Het potentieel om geïntegreerd te werken op lokaal niveau wordt onderbenut.
  • Intergemeentelijke samenwerking biedt meerwaarde, zoals het realiseren van een meer gedeelde visie op activering van leefloongerechtigden in de regio, de creatie van een platform voor kennisdeling en reflectie, de opbouw van expertise, en een sterker lokaal aanspreekpunt voor bovenlokale partners zoals VDAB. Hier tegenover staan ook risico’s, zoals een verminderd eigenaarschap bij lokale besturen met bijhorende verlies van expertise en een minder vlot verloop van de samenwerking.
  • Het lokale netwerk rond activering van leefloongerechtigden blijft relatief beperkt, vooral tot de vertrouwde partners. De kernpartners zijn in eerste instantie VDAB en een samenwerking met een aantal werkvloeren in de sociale economie (vb. kringwinkel). Er zijn ook gerichte contacten in functie van noden van cliënten (vb. met private dienstverleners). Een hiaat blijkt de samenwerking met private werkgevers omdat er een soort van drempelvrees leeft om een netwerk met hen op te bouwen
  • Er wordt onvoldoende over provincie- en landsgrenzen heen samengewerkt.
  • Er is nog onderbenut potentieel in de regierol sociale economie en werk, zoals een uitgebreidere capaciteit, duidelijkere en voldoende mandaten, …Er is groeipotentieel voor een écht bloeiende samenwerking tussen VDAB en OCMW, fysieke nabijheid, gedeelde locaties en zitdagen, persoonlijk contact, een duidelijk aanspreekpunt voor alle lokale besturen, opbouw van voeling met doelgroep en noden door VDAB, groei in het vertrouwen en ook communicatie zijn belangrijke, kritische succesfactoren.

Samengevat

De doelgroep leefloongerechtigden is zeer divers en heeft nood aan een geïntegreerd, intensief en laagdrempelig traject op maat van de individuele noden. OCMW’s kunnen hieraan tegemoet te komen door een brede visie aan te houden op activering, een groot aanbod aan tewerkstellingsprojecten en -activiteiten in de omgeving ter beschikking te hebben, en het gehele aanbod aan tewerkstellingsmaatregelen en -projecten te gebruiken.

Samenwerking is belangrijk. Niet alleen het OCMW heeft een rol op te nemen bij de activering van leefloongerechtigden. We zien echter dat het potentieel om geïntegreerd en levensdomeinoverschrijdend te werken op lokaal niveau momenteel nog wordt onderbenut. Daarnaast blijkt ook het lokaal netwerk rond de begeleiding naar werk nog beperkt en focust deze vooral op de samenwerking met werkvloeren in de sociale economie en met VDAB. Blijvende betrokkenheid tussen VDAB en lokale besturen is belangrijk. Specifieke succesfactoren kunnen deze samenwerking nog versterken, zoals het creëren van nabijheid, goede informatiedoorstroom en transparante communicatie.