Gedaan met laden. U bevindt zich op: Het toepassingsgebied in de tijd of de temporele functie van een decreet of een besluit Soorten bepalingen

Het toepassingsgebied in de tijd of de temporele functie van een decreet of een besluit

Het is belangrijk een onderscheid te maken tussen de inwerkingtreding van een regeling en het toepassingsgebied ervan in de tijd. Het verschil tussen rechtsfeiten en rechtsgevolgen is daarbij van belang.

Met de inwerkingtreding wordt aangegeven op welk tijdstip de rechtsgevolgen van de tekst zich kunnen voordoen. Die nieuwe rechtsgevolgen kunnen in principe pas worden toegepast vanaf de inwerkingtreding van de nieuwe tekst.

Met het toepassingsgebied in de tijd wordt aangegeven op welk tijdstip de rechtsfeiten waarop de tekst betrekking heeft, zich moeten voordoen opdat de rechtsgevolgen erop van toepassing zijn.

Om het toepassingsgebied in de tijd te bepalen, wordt uitgegaan van het ogenblik van de inwerkingtreding.

Algemene regel

Een regeling heeft onmiddellijke werking als ze rechtsgevolgen verbindt aan de rechtsfeiten die zich voordoen vanaf de inwerkingtreding van de norm;

Uitzonderingen op de algemene regel

  • Een regeling heeft retroactieve werking of terugwerkende kracht als ze rechtsgevolgen verbindt aan rechtsfeiten die dateren van vóór de inwerkingtreding ervan (zie aanwijzing 234 en volgende).
  • Een regeling heeft eerbiedigende werking als ze de oude regeling nog van toepassing laat zijn op bepaalde rechtsfeiten die dateren van na de inwerkingtreding ervan.
  • Een regeling heeft uitgestelde werking als ze de oude regeling voorlopig nog van toepassing laat zijn op rechtsfeiten die dateren van na de inwerkingtreding ervan. Na verloop van tijd valt die categorie van rechtsfeiten ook onder de nieuwe regeling.

Een decreet of een besluit wordt in beginsel geacht van onmiddellijke toepassing te zijn. De andere mogelijkheden vormen dus uitzonderingen op die regel en moeten daarom restrictief geïnterpreteerd worden.

De retroactieve werking is een van de uitzonderingen op het algemene principe van de onmiddellijke werking.

Een regeling heeft retroactieve werking als ze rechtsgevolgen verbindt aan rechtsfeiten die dateren van vóór de inwerkingtreding ervan.

Bijvoorbeeld: Een besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2014 treedt in werking op 1 januari 2015, maar voorziet in de verhoging van een toelage met terugwerking tot 1 januari 2014. Het rechtsgevolg (de verhoging van de toelage) kan zich voor het eerst voordoen op 1 januari 2015, maar op die datum moet de verhoging ook worden toegepast voor al degenen die sinds 1 januari 2014 recht hebben op die toelage. Daardoor hebben ze recht op een verhoogde toelage voor heel 2014.

Een regeling is niet retroactief als ze van toepassing is op rechtstoestanden die ontstaan vóór de inwerkingtreding van de regeling, maar zich afwikkelen na de inwerkingtreding ervan.

Bijvoorbeeld: Iemand dient een vergunningsaanvraag in vóór de inwerkingtreding van een nieuwe regeling. De instantie die de aanvraag behandelt, zal de nieuwe regels die vervolgens in werking treden, toepassen zonder dat er van een retroactieve werking sprake is.

Het verlenen van terugwerkende kracht aan besluiten is alleen onder bepaalde voorwaarden mogelijk. U moet daarom nagaan of aan een van de volgende voorwaarden is voldaan.

Voor de terugwerkende kracht bestaat een wettelijke of decretale grondslag.

De terugwerkende kracht heeft betrekking op een regeling die, met inachtneming van het gelijkheidsbeginsel, voordelen toekent.

De terugwerkende kracht is noodzakelijk voor de goede werking van de diensten en tast in beginsel geen verkregen rechten aan.

Als u terugwerkende kracht aan decreetsbepalingen verleent, moet u de nodige omzichtigheid aan de dag leggen. Aan een decreetsbepaling kan bijvoorbeeld geen terugwerkende kracht worden verleend als afbreuk wordt gedaan aan het gelijkheidsbeginsel of aan de rechten die zijn beschermd door artikel 1 van het eerste toegevoegde protocol bij het Europees Verdrag tot Bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM).

Bij de toetsing van terugwerkende decreten zal vooral het rechtszekerheidsbeginsel in rekening worden genomen en, als het decreet ingrijpt op hangende rechtsgedingen, ook het recht op behoorlijke rechtsbedeling. Wat de wetgevende handelingen betreft, heeft het Grondwettelijk Hof immers bij verschillende gelegenheden beslist dat “de niet-retroactiviteit van wetten (...) een waarborg (is) ter voorkoming van rechtsonzekerheid. Die waarborg vereist dat de inhoud van het recht voorzienbaar en toegankelijk is, zodat eenieder in redelijke mate de gevolgen van een bepaalde handeling kan voorzien op het tijdstip dat die handeling wordt verricht.” Een terugwerkende bepaling is dan alleen verantwoord “wanneer zij onontbeerlijk is voor de verwezenlijking van een doelstelling van algemeen belang, zoals de goede werking of de continuïteit van de openbare dienst”. Als de terugwerkende kracht bovendien tot doel heeft “dat de afloop van gerechtelijke procedures in een welbepaalde zin wordt beïnvloed of dat rechtscolleges verhinderd worden zich uit te spreken over een aanhangig gemaakte rechtsvraag, vergt de aard van het in het geding zijnde beginsel dat uitzonderlijke omstandigheden een verantwoording bieden voor het optreden van de wetgever, dat ten nadele van een categorie van burgers inbreuk maakt op de jurisdictionele waarborgen die aan allen worden geboden”.

Er moet voor de terugwerkende kracht een wettig doel bestaan en er moet een redelijk evenredigheidsverband zijn tussen dat doel en het middel van de retroactiviteit.

Terugwerkende kracht is uitgesloten voor strafbepalingen, tenzij ze in het voordeel van de beklaagde of beschuldigde zijn. Terugwerkende kracht kan evenmin rechterlijke uitspraken die in kracht van gewijsde gegaan zijn, ongedaan maken.

Terugwerkende kracht kan zich wel uitstrekken tot een periode waarin de decreetgever nog geen of maar een gedeeltelijke bevoegdheid in de materie had.

Retroactieve werking kan nooit impliciet zijn. Ze moet uitdrukkelijk bepaald worden of ondubbelzinnig af te leiden zijn uit de bewoordingen van de tekst.

Als de hele tekst een retroactieve werking heeft tot aan een bepaalde datum, voegt u aan het einde van de tekst, na de eventuele inwerkingtredingsbepaling, de volgende bepaling toe:

Art. x. Dit decreet / besluit heeft uitwerking met ingang van … (datum).

Als maar één bepaling van de tekst een retroactieve werking krijgt, formuleert u de tekst van die bepaling zo dat daaruit duidelijk blijkt wanneer de rechtsfeiten waaraan rechtsgevolgen worden verbonden, zich moeten voordoen. U kunt aan het einde van de tekst, na de eventuele inwerkingtredingsbepaling, ook een bepaling toevoegen die de terugwerkende kracht regelt.

Bijvoorbeeld: Een besluit van de Vlaamse Regering van 1 december 2019 treedt in werking op 1 januari 2020, maar artikel a van dat besluit voorziet in de toekenning van een nieuwe salarisschaal met terugwerking tot 1 januari 2018. Het rechtsgevolg (de uitbetaling van de nieuwe salarisschaal) kan zich voor het eerst voordoen op 1 januari 2020, maar op die datum moet de nieuwe salarisschaal ook worden toegepast voor al degenen die sinds 1 januari 2018 recht hebben op die salarisschaal. Daardoor hebben ze recht op een salaris dat gebaseerd is op die nieuwe salarisschaal voor heel 2018 en 2019.

Er zijn twee mogelijkheden:

  • u formuleert artikel a als volgt: Art. a. Met ingang van 1 januari 2018 wordt aan de personeelsleden van … de volgende salarisschaal toegekend: … ;
  • u voegt na de inwerkingtredingsbepaling van het besluit een bepaling toe: x. Dit besluit treedt in werking op 1 januari 2020. Artikel a heeft uitwerking met ingang van 1 januari 2018.

Als maar enkele bepalingen van de tekst een retroactieve werking krijgen, voegt u aan het einde van de tekst, na de eventuele inwerkingtredingsbepaling, de volgende bepaling toe:

Art. x. Artikel w, y en z hebben uitwerking met ingang van … (datum).

Dat impliceert dat de overige bepalingen onder de algemene temporele functie van de onmiddellijke werking vallen (zie aanwijzing 233, 1°).

Aangezien er tussen de inwerkingtreding van een regeling en het toepassingsgebied ervan in de tijd een onderscheid is, en de inwerkingtreding van een tekst en het toepassingsgebied ervan in de tijd dus geen uitzondering zijn op elkaar (zie aanwijzing 221 en aanwijzing 232 en volgende),

Schrijf nietSchrijf wel
Art. x. Dit besluit treedt in werking op (datum), met uitzondering van artikel x, dat uitwerking heeft met ingang van (datum), Art. x. Dit besluit treedt in werking op (datum). Artikel x heeft uitwerking met ingang van (datum).