Publicatiedatum: 2024-11-19T10:00:00
INBO lanceert ‘Voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de (sub)tropen - landen en sectoren’ als experimentele indicator. We ontvangen graag uw opmerkingen om de leesbaarheid en bruikbaarheid ervan te verbeteren. Suggesties zijn welkom op .
Onze Vlaamse consumptie deed in 2019 zo’n 7400 ha tropisch en subtropisch bos verdwijnen. De koolstofuitstoot die met die ontbossing en met de drainage van venen in diezelfde regio gepaard gaat, bedroeg meer dan 4 Mton CO2. We veroorzaken de meeste ontbossing in Brazilië en Indonesië, voor koolstofuitstoot staat ook Papoea-Nieuw-Guinea bovenaan de lijst met landen van impact. Zowat 70% van de (sub)tropische ontbossing en bijbehorende koolstofuitstoot voor Vlaamse consumptie is toe te schrijven aan de veeteelt- en zuivelsector en aan de teelt van oliehoudende gewassen (zoals soja en palmolie) in de landen van impact.
Deze fiche biedt meer details bij de indicator Voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de (sub)tropen - algemeen.
Figuur 1 toont het verband tussen de begrippen die in de figuren en de bespreking aan bod komen.
De indicatoren geven de rol van Vlaanderen weer in de (sub)tropische ontbossing en de bijbehorende koolstofuitstoot. Dat er bos in die regio verdwijnt, staat vast. Wie daarvoor verantwoordelijk is, is niet altijd even eenduidig aan te wijzen (zie verder, en ook (Alaerts, Stevens, en Christis 2023) bijlage 2.3). De indicatoren tonen daarom een risico op ontbossing in de (sub)tropen door onze consumptie en productie (verderop kortweg “ontbossing” genoemd), eerder dan een ontbossing met vaststaande oorzaak. De basisdata laten niet toe om na te gaan in hoeverre de producten die Vlaanderen importeert, voldoen aan duurzaamheidsstandaarden die ontbossing tegengaan.
De voetafdruk ontbossing en de voetafdruk koolstofuitstoot door ontbossing en drainage in de (sub)tropen maken deel uit van een reeks voetafdrukindicatoren die gebaseerd zijn op hetzelfde economische basismodel (zie voetafdruk landgebruik en biodiversiteit en voetafdruk biomassagebruik). Ze zijn bedoeld om de grootteorde van onze impact mee te geven, algemene verhoudingen tussen (groepen van) landen en sectoren af te leiden en hotspots aan te duiden voor verdere actie of onderzoek. De indicatoren zijn onderling verbonden en vullen elkaar aan: de oogst van biomassa neemt land in beslag, waarvoor planten en dieren moeten wijken of hele bossen verdwijnen. Ze tonen telkens andere facetten van onze impact, waarop het Vlaamse, federale en Europese beleid kunnen inspelen.
De Vlaamse economie (het geheel van onze consumptie en onze productie voor export) heeft een aanzienlijke impact op ontbossing in de (sub)tropen. Elke zeven à acht jaar doet ons Vlaamse consumptie- en productiepatroon een oppervlakte (sub)tropisch bos verdwijnen die even groot is als het hele Vlaamse bosoppervlak3. Daarnaast doet onze economie in die regio ook venen verdrogen. De koolstofuitstoot die we jaarlijks veroorzaken door de ontbossing en door de drainage van venen in de (sub)tropen, bedraagt zo’n 12 à 13 keer de jaarlijkse koolstofopslag door bos in Vlaanderen (zie indicator voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de tropen - algemeen).
De Vlaamse consumptie veroorzaakte in 2019 zo’n 7.400 ha (sub)tropische ontbossing. De bijbehorende koolstofuitstoot bedroeg meer dan 4 Mton CO2. In wat volgt gaan we dieper in op:
We bespreken enkel de figuren die de impact van onze Vlaamse consumptie tonen, zo’n 40 à 45% van de totale impact van onze economie op ontbossing en op de bijbehorende koolstofuitstoot in de (sub)tropen. Figuren 3, 5, 7 en 10 tonen de gegevens voor de Vlaamse export, figuren 8 en 11 die voor de hele Vlaamse economie (consumptie + export).
Ons consumptiepatroon veroorzaakt de meeste ontbossing in Indonesië en Brazilië (Figuur 2, linkerkant). In Indonesië ligt de teelt van oliehoudende gewassen (o.a. palmolie) aan de basis, in Brazilië is de ontbossing voor een belangrijk deel verbonden aan de lokale veeteelt (Figuur 2, midden). De teelt van oliehoudende gewassen (o.a. soja) en de teelt van granen (o.a. maïs) spelen er ook een belangrijke rol. Beide gewassen zijn grotendeels bestemd als veevoeder voor de veeteelt. Verder is een aanzienlijk deel van de ontbossing in Brazilië te wijten aan bosbouwactiviteiten. Het gaat om bossen die vervangen worden door bosplantages. Eventuele bosdegradatie door overmatige houtoogst zit niet in de ontbossingscijfers vervat. Veeteelt is ook in de meeste andere landen van de top 10 de belangrijkste directe oorzaak van ontbossing. Daarnaast komen de teelt van groenten, fruit en noten en de bedrijfstak overige landbouw (waartoe o.a. de teelt van cacao en koffie behoren) bij veel landen prominent in beeld.
Kijken we naar de producten en diensten die wij in Vlaanderen consumeren (Figuur 2, rechterkant), dan zijn de groepen met het grootste ontbossingsrisico de grote groep van “overige diensten” (o.a. horeca, catering, toerisme, onderwijs, ziekenhuizen…) met 26% van de impact, en de “chemische en farmaceutische producten” en de “overige landbouw- en voedingsproducten”, met elk 19% van de impact (zie Tabel 1 voor een overzicht van de bedrijfstakken en productgroepen). De impact die per productgroep wordt weergegeven is de impact van het biomassa-aandeel van elke productgroep (bv. het hout in de bouwsector, de voeding en de medische materialen van biologische oorsprong in de ziekenhuizen…). Materialen die niet afkomstig zijn van land- of bosbouwgebruik komen niet aan bod in deze indicator. De twee groepen van (voornamelijk) voedingsproducten samen (“vlees, zuivel en leder” en “overige landbouw en voeding”) bepalen ruim een kwart van onze impact. Die cijfers omvatten niet de ganse impact van onze voedingsconsumptie op de ontbossing in de tropen en subtropen: de voeding geconsumeerd in de horeca en de externe catering van bedrijven en dienstverleners (ziekenhuizen, rusthuizen, scholen, etc.) vormen een belangrijk onderdeel van de productgroep “overige diensten”. De interne catering van bedrijven (bv. uit de chemische en farmaceutische industrie) zit vervat onder elke bijbehorende productgroep (bv. chemische en farmaceutische producten). Bij een volgende update van de indicator gaan we na of een opdeling van de productgroepen per type biomassastroom (bv. dierlijke voeding, niet-dierlijke voeding, hout, bio-energie…) mogelijk is.
Kijken we naar de impact van onze consumptie op de koolstofuitstoot door ontbossing en drainage, dan staan opnieuw Indonesië en Brazilië bovenaan de lijst (Figuur 4, linkerkant). Daarnaast duiken in de top 10 ook landen op met een grote oppervlakte venen zoals Papoea-Nieuw-Guinea en Maleisië. De teelt van oliehoudende gewassen, o.a. soja en palmolie, en de veeteelt zijn de bedrijfstakken die ter plaatse het merendeel van de impact bepalen (Figuur 4, midden). In Papoea-Nieuw-Guinea en Colombia komt ook de teelt van groenten, fruit en noten duidelijk naar voren. In Indonesië en Colombia bepaalt daarnaast de overige landbouw (met o.a. de teelt van cacao, koffie en natuurlijk rubber) een belangrijk deel van de impact.
De impact van de groepen van producten en diensten die de Vlaming consumeert (Figuur 4, rechterkant), volgt een vergelijkbaar stramien als bij de impact op ontbossing (Figuur 2). De “overige diensten” staan opnieuw bovenaan met 27% van de impact, nu op de voet gevolgd door de “overige landbouw en voedingsproducten” met een kwart van de impact, en de “chemische en farmaceutische producten” met 18% van de impact. De twee groepen van (voornamelijk) voedingsproducten samen (“vlees, zuivel en leder” en “overige landbouw en voeding”) bepalen bijna een derde van onze impact. Opnieuw geldt de bemerking dat de berekende impact per productgroep enkel het biomassa-aandeel van elke productgroep omvat, en dat voeding niet alleen vervat zit in de voedingssectoren, maar ook een belangrijk onderdeel vormt van de productgroep “overige diensten”.
Tussen 2010 en 2019 treden belangrijke verschuivingen op in de landen waar onze consumptie het grootste ontbossingsrisico veroorzaakt (Figuur 6). De impact in Indonesië en Brazilië neemt toe, die in Congo-Kinshasa en Australië daalt sterk. Naast enkele kleinere verschuivingen tussen landen valt ook een toenemend belang op van onze impact in Colombia en Mozambique en een afnemend belang van de impact in Tanzania, Papoea-Nieuw-Guinea en Ivoorkust. De koolstofuitstoot door ontbossing en drainage van venen vertoont gelijkaardige verschuivingen. Papoea-Nieuw-Guinea en Maleisië blijven wel steeds tot de top 10 van belangrijkste landen van impact behoren.
De impact van de productgroep “overige landbouw en voeding” op ontbossing en op de bijbehorende koolstofuitstoot in de (sub)tropen neemt gestaag af, die van de “overige diensten” schommelt zonder duidelijke trend (Figuur 9). In beide impactcategorieën stijgt de impact van de “chemische en farmaceutische producten” tussen 2015 en 2019 met meer dan 20% en kent hij een scherpe piek in 2018. Mogelijk liggen lokale prijsschommelingen aan de basis (zie ook opmerkingen over modelonzekerheden in het tabblad metadata). Omdat de foutenmarge op de data onbekend is, kunnen we niet spreken van significante trends.
Opgelet: de figuur toont niet de volledige productie-consumptieketen. Hij toont enkel de exporterende bedrijfstakken per land van impact en de finale productgroepen die we in Vlaanderen consumeren. Tussenliggende sectoren in dezelfde of andere landen (bv. de verwerking van soja uit Brazilië in de Nederlandse diervoederindustrie) komen niet in beeld. De impact van de bedrijfstak veeteelt en zuivel omvat ook het landgebruik nodig om het veevoer te produceren als dat op het bedrijf zelf gebeurt, niet als de grondstoffen elders worden aangekocht. Een deel van de impact van de veeteelt- en zuivelsector zit dus ook vervat in de impact van de bedrijfstakken oliehoudende gewassen (soja e.a.) en granen (maïs e.a.), die de basis vormen voor heel wat diervoeders.↩︎
Opgelet: de figuur toont niet de volledige productie-consumptieketen. Hij toont enkel de exporterende bedrijfstakken per land van impact en de finale productgroepen die we in Vlaanderen consumeren. Tussenliggende sectoren in dezelfde of andere landen (bv. de verwerking van soja uit Brazilië in de Nederlandse diervoederindustrie) komen niet in beeld. De impact van de bedrijfstak veeteelt en zuivel omvat ook het landgebruik nodig om het veevoer te produceren als dat op het bedrijf zelf gebeurt, niet als de grondstoffen elders worden aangekocht. Een deel van de impact van de veeteelt- en zuivelsector zit dus ook vervat in de impact van de bedrijfstakken oliehoudende gewassen (soja e.a.) en granen (maïs e.a.), die de basis vormen voor heel wat diervoeders.↩︎
De cijfers verschillen van de cijfers gerapporteerd in het methodologische achtergronddocument (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), omdat het economische basismodel intussen enkele correcties en aanpassingen onderging (zie tabblad metadata). Vooral de exportcijfers verschillen aanzienlijk, omdat het huidige basismodel een andere kijk op wederuitvoer reflecteert: producten die enkel verhandeld worden in Vlaanderen en er geen verdere verwerking ondergaan, zitten niet meer vervat in de impact van onze export. Dit om afstemming met de andere voetafdrukindicatoren van de Vlaamse overheid (koolstofvoetafdruk, materialenvoetafdruk) te verzekeren. Om dezelfde reden werd ook de indeling van producten en diensten in productgroepen grondig aangepast. Daarnaast verbeteren de basisdata en de methodes van dit relatief nieuwe onderzoeksdomein ook voortdurend.↩︎
Publicatiedatum: 2024-11-19T10:00:00
Zie ook (Alaerts, Stevens, en Christis 2023).
In de hele set van voetafdrukindicatoren (voetafdruk biomassagebruik, voetafdruk landgebruik en biodiversiteit, voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de tropen) kiezen we voor één methode om het verband te leggen tussen grondstofstromen en hun impact: monetaire input-outputmodellering. Een multiregionaal monetair input-outputmodel (MRIO) modelleert handelsstromen tussen verschillende bedrijfstakken (bv. veeteelt, vervaardiging van diervoeders, vleesverwerking, textiel- en lederproductie …) uit verschillende landen. Daarvoor gebruikt het tabellen die de financiële stromen van en naar die bedrijfstakken in beeld brengen. Die stromen worden verbonden met producten en diensten bestemd voor eindconsumptie (bv. X% van de output van een bedrijfstak gaat naar vleesproducten, Y% naar oliën en vetten, Z% naar chemische producten, Q% naar bouwwerken …). Ze worden ook gekoppeld aan milieu-extensietabellen die de milieu-impact per eenheid output van een bedrijfstak weergeven (bv. X ton CO2-eq of X ha akkerland per euro output). Op basis van al die informatie kan onder meer de druk en impact die de totale consumptie van een land in andere landen veroorzaakt, achterhaald worden.
Figuur 1 toont het verband tussen de begrippen die in de bespreking aan bod komen.
Figuur 1: verband tussen consumptie in Vlaanderen, de ontbossing in Brazilië en de verschillende begrippen die in de bespreking aan bod komen.
De Vlaamse consumptie omvat de vraag naar goederen en diensten door huishoudens, vzw’s en overheden, maar ook investeringen in vaste activa zoals woongelegenheden, infrastructuur en machines, en de veranderingen in voorraden van bedrijven. De Vlaamse export omvat alle uitvoer van intermediaire en afgewerkte producten. Goederen die louter door Vlaanderen getransporteerd worden, of in Vlaanderen verhandeld, maar niet verwerkt worden, tellen niet mee. De Vlaamse economie is de som van onze Vlaamse consumptie en onze productie voor export.
We tonen voor elke impactcategorie (hier ontbossing en koolstofuitstoot door ontbossing en drainage in de (sub)tropen):
De impact die per bedrijfstak in een land getoond wordt, omvat enkel de lokale impact van die bedrijfstak, niet de impact van de ganse voorketen. Zo omvat de impact van de Braziliaanse voedingsindustrie op het landgebruik in Brazilië (voor Vlaamse consumptie) enkel de impact van de verwerking van voeding, niet de impact van de productie van grondstoffen (groenten, granen, fruit…). De impact van de productie van de grondstoffen zit vervat onder de bedrijfstakken “productie van groenten, fruit en noten”, “productie van granen” … in Brazilië of andere landen van herkomst. Voor de bedrijfstak veeteelt en zuivel telt de productie van veevoer (gras, granen, oliehoudende gewassen…) wel mee in de impact als dat veevoer op het bedrijf zelf geproduceerd wordt.
De impact per productgroep van onze Vlaamse consumptie (of export) omvat de impact van de ganse voorketen van de producten, inclusief de land- of bosbouwactiviteiten in alle landen waar onze grondstoffen direct of indirect vandaan komen. Tabel 1 geeft een overzicht van de bedrijfstakken en de productgroepen die we gebruiken, en toont het verband tussen beide.
De indicator ontbossing legt de link tussen land- en bosbouwproducten en recente ontbossing in de (sub)tropen (2001 - 2019, 135 landen). Ontbossing wordt beschouwd als het volledig verwijderen van vegetatie van > 5 m hoog met een kroondichtheid van minstens 25%. Die definitie dekt ook het verdwijnen van heel wat savannegebieden zoals de Braziliaanse Cerrado. Bosdegradatie wat bijvoorbeeld het gevolg is van overmatige houtoogst komt niet in beeld. De oppervlakte ontbossing wordt berekend op basis van een combinatie van satellietdata en nationale en internationale statistieken (Pendrill e.a. 2022). Die ontbossing wordt gekoppeld aan een eenvoudig model voor veranderingen in landgebruik (uitbreiding van akkerbouw, grasland en bosbouw) in een land of regio. De veranderingen in landgebruik worden op hun beurt toegewezen aan economische activiteiten bv. teelt van granen, rijst, vee… Ontbossing die niet te wijten is aan een uitbreiding van akkerland, grasland of bosbouw (bv. door uitbreiding van urbaan gebied of mijnbouw, natuurlijke bosbranden, illegale houtkap …, zo’n 40% van de totale ontbossing in de bestudeerde periode) telt niet mee. Ontbossing voor grasland wordt steeds gelinkt aan vleesproductie, niet aan zuivelproductie.
Land dat ontbost wordt voor akkerland, grasland of bosplantages brengt gewoonlijk nog vele jaren land- en/of bosbouwproducten voort. Daarom wordt een “afschrijvingsperiode” van vijf jaar gehanteerd: de verantwoordelijkheid voor de ontbossing in een bepaald jaar wordt gelijkmatig gespreid over de producten die het landgebruik voortbrengt in de volgende vijf jaar.
De indicator geeft enkel een aanduiding voor het risico op ontbossing: rechtstreekse verbanden tussen onze consumptie en de complexe processen die ontbossing veroorzaken zijn gewoonlijk moeilijk hard te maken. Ze houdt geen rekening met de ecologische waarde van het verdwenen bos. Ze legt de nadruk op landen en sectoren die recent (sinds 2000) grote biodiversiteitsverliezen leden of waar het biodiversiteitsverlies nog volop aan de gang is.
De indicator koolstofuitstoot bouwt voort op de ontbossingsindicator. Hij combineert gegevens over ontbossing in de (sub)tropen met (ruimtelijke) gegevens over de koolstof opgeslagen in de bovengrondse biomassa, de ondergrondse biomassa en de bodem onder verschillende vormen van landgebruik. Zo kan een netto-koolstofuitstoot door ontbossing berekend worden. Ruimtelijke gegevens over de drainage van venen en de CO2-uitstoot die daarbij komt kijken, worden mee opgenomen in het totaal. Andere broeikasgassen dan CO2 komen niet in beeld. De toewijzing aan economische activiteiten gebeurt op dezelfde manier als bij ontbossing.
Voor bos dat na het jaar 2000 en vóór de definitieve ontbossing degradeert, bijvoorbeeeld door selectieve houtkap, wordt de koolstofuitstoot toegewezen aan landbouwactiviteiten en bosplantages enigszins overschat. Ook hier wordt een afschrijvingsperiode van vijf jaar gehanteerd.
De gerapporteerde cijfers in de reeks van voetafdrukindicatoren verschillen van die uit het achtergrondrapport (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), omdat het basismodel ondertussen enkele aanpassingen en correcties onderging. De belangrijkste wijzigingen zijn:
We gebruiken recente modellen en de best beschikbare data, die in verschillende gevalstudies op hun kwaliteit en nauwkeurigheid getest zijn. Op vele schattingen zit echter een grote onzekerheid, die inherent is aan werken met multinationale databanken van diverse origine en met complexe impact-ketens. Om de set van voetafdruk-indicatoren uit het experimentele stadium te lichten, is verder onderzoek naar hun betrouwbaarheid noodzakelijk. Welk effect heeft het gebruik van een ander type input-outputmodel bijvoorbeeld op de resultaten? En wat als een ander landgebruiks- of biodiversiteitsmodel gehanteerd wordt?
De resultaten vormen een goede basis om grootteordes mee te geven en algemene verhoudingen tussen (grote groepen van) landen en sectoren af te leiden. Ze kunnen helpen om het bewustzijn rond onze externe impact te vergroten en om hotspots van impact aan te duiden voor verdere actie of onderzoek. De grote onzekerheid op de basisdata en op de modellen maakt de indicatoren niet geschikt om uitspraken te doen over de impact van meer specifieke bedrijfstakken en producten. Enkele beperkingen die eigen zijn aan (financiële) input-outputmodellering beïnvloeden de interpretatie van de resultaten, o.a.:
Elke eventuele update van de voorgestelde indicatoren moet rekening houden met de huidige vorderingen in het onderzoek en het beleid ter zake. Zo is het bijvoorbeeld van belang dat de indicatoren voor ontbossing dezelfde definitie voor bos hanteren als het beleid dat de ontbossing wil aanpakken. Op Europees en internationaal niveau wordt gezocht naar afstemming tussen verschillende mogelijke methodes en modellen. Kant-en-klare modellen die de grootste beperkingen van de modellen die we in dit rapport gebruiken, aanpakken, zijn momenteel nog niet beschikbaar. Maar verschillende internationale wetenschappelijke consortia werken hard aan verbeteringen.
De voorgestelde indicatoren vormen een eerste stap om een beter zicht te krijgen op de impact van de Vlaamse economie op de biodiversiteit in de wereld. Ze zijn nog experimenteel en vormen een basis om op verder te bouwen. Aanvullende indicatoren zijn nodig om bijvoorbeeld een gedetailleerder beeld te krijgen van belangrijke goederenstromen of om acties die ondernomen worden om onze impact aan te pakken beter op te volgen.
Broncode indicator: voetafdruk_ontbossing_land_sector.Rmd
Broncode metadata: metadata_voetafdruk_ontbossing_land_sector.Rmd