Publicatiedatum: 2024-11-07T10:00:00
INBO lanceert ‘Voetafdruk landgebruik en biodiversiteit - algemeen’ als experimentele indicator. We ontvangen graag uw opmerkingen om de leesbaarheid en bruikbaarheid ervan te verbeteren. Suggesties zijn welkom op .
De landvoetafdruk van de Vlaamse economie en de bijbehorende impact op planten- en diersoorten schommelen op een hoog niveau. Om ons consumptie- en productiepatroon te ondersteunen, gebruiken we jaarlijks 12 keer meer land (bossen, akkers en weilanden) dan we in heel Vlaanderen ter beschikking hebben. We veroorzaken ook veel hogere verliezen aan unieke planten- en diersoorten in het buitenland dan in Vlaanderen zelf. De impact van goederen die we in Vlaanderen verwerken en weer exporteren is groter dan de impact van de goederen en producten bestemd voor eigen consumptie.
Om de impact te verduidelijken, zijn drie types grafieken beschikbaar. Duid aan welke grafiek getoond moet worden.
De landvoetafdruk en de bijbehorende biodiversiteitsvoetafdruk maken deel uit van een reeks voetafdrukindicatoren die gebaseerd zijn op hetzelfde economische basismodel (zie voetafdruk biomassagebruik en voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de tropen). Ze zijn bedoeld om de grootteorde van onze impact mee te geven, algemene verhoudingen tussen (groepen van) landen en sectoren af te leiden en hotspots aan te duiden voor verdere actie of onderzoek. De indicatoren zijn onderling verbonden en vullen elkaar aan: de oogst van biomassa neemt land in beslag, waar vaak planten en dieren voor moeten wijken of hele bossen voor verdwijnen. Ze tonen telkens andere facetten van onze impact, waarop het Vlaamse, federale en Europese beleid kunnen inspelen.
We gebruiken veel meer land en veroorzaken daardoor grotere verliezen aan kwetsbare soorten in het buitenland dan in Vlaanderen zelf. De Vlaamse economie (Figuur 3,linkerkant) gebruikte tussen 2015 en 2019 (periode 2 in de grafiek) jaarlijks gemiddeld zo’n 160.000 km² akkers, graslanden en bossen (resp. +/- 88.000 km², 19.000 km² en 55.000 km²). Dat is 12 keer meer land dan we in heel Vlaanderen ter beschikking hebben. De oppervlakte die we nodig hebben om onze Vlaamse consumptie te ondersteunen, bedroeg in 2019 ongeveer 67.000 km². 97% daarvan lag buiten onze regiogrenzen. De oppervlakte die we gebruiken om goederen te produceren voor onze Vlaamse export bedroeg ruwweg 88.000 km². 93% daarvan bevond zich buiten Vlaanderen1.
Meer dan 98% van het wereldwijde verlies aan soorten dat de Vlaamse economie jaarlijks veroorzaakt door het grasland, akkerland en bos waarop we beslag leggen, doet zich voor buiten Vlaanderen (Figuur 3, rechterkant). 55% van dat potentiële verlies aan soorten is verbonden met producten die we in Vlaanderen verwerken en weer exporteren (Figuur 2), 45% met onze Vlaamse consumptie (Figuur 1). Het grote verschil tussen impact op het verlies aan soorten in binnen- en buitenland is voor een deel te wijten aan het feit dat Vlaanderen nog weinig wereldwijd bedreigde soorten telt, en al helemaal geen unieke (endemische) soorten. Die soorten krijgen een hoger gewicht in de maat voor wereldwijd biodiversiteitsverlies.
Tussen 2010 en 2016 en tussen 2015 en 2019 schommelt de impact van onze consumptie op het landgebruik in de wereld (bos, grasland, akker) zonder duidelijke trend (Figuur 1, links). De impact van onze consumptie op het wereldwijde verlies aan soorten vertoont tussen 2010 en 2016 een licht stijgend verloop (Figuur 1, rechts). Tussen 2015 en 2019 volgt het soortenverlies het schommelende patroon van het bijbehorende landgebruik. De landoppervlakte waar we beslag op leggen voor onze export daalt tussen 2015 en 2019 met 14%, het bijbehorende verlies aan soorten daalt met 26% (Figuur 2). De impact van onze totale economie (consumptie + export) schommelt zonder duidelijke trend (Figuur 3). Omdat de foutenmarge op de resultaten onbekend is, kunnen we niet spreken van significante trends. De veranderingen zijn toe te wijzen aan verschuivingen in ons consumptie- en productiepatroon, en dan vooral in de herkomst van de grond- en hulpstoffen die we gebruiken. Voor meer details: zie indicator voetafdruk landgebruik en biodiversiteit - landen en sectoren.
Het gebruik van land voor de productie van voedsel en materialen is een belangrijke oorzaak van het verlies aan biodiversiteit in de wereld. Vlaanderen onderschrijft nationale en internationale afspraken inzake biodiversiteit en duurzame ontwikkeling, zoals de federale strategie duurzame ontwikkeling, de federale biodiversiteitsstrategie, het Biodiversiteitsverdrag en de Agenda 2030 van de Verenigde Naties, de Europese Green Deal en Europese Biodiversiteitsstrategie 2030. Om die afspraken na te komen, moeten we maatregelen nemen om onze voetafdruk op de biodiversiteit in het buitenland te beperken, de evolutie monitoren en daarover rapporteren.
De focus van het Vlaamse biodiversiteitsbeleid ligt op wat er zich binnen Vlaanderen afspeelt. Onze impact op de biodiversiteit in het buitenland komt nauwelijks in beeld. Heel wat beleidsdomeinen en sectoren zijn betrokken partij en nemen zinvolle initiatieven, maar van een gecoördineerde, actiegerichte aanpak is voorlopig weinig sprake.
Om beleidsacties en rapportages richting te kunnen geven, zijn kwaliteitsvolle beleidsindicatoren nodig. De hier voorgestelde experimentele voetafdrukindicatoren vormen, samen met de andere voetafdrukindicatoren uit de reeks, een eerste stap. Bestaande (milieu-)indicatoren die de milieudruk van onze economie buiten onze grenzen opvolgen, zoals de materialenvoetafdruk (OVAM 2023), de koolstofvoetafdruk (Omgeving 2024) en de ecologische voetafdruk (Bruers en Vandenberghe 2014), vatten onvoldoende de impact die die vormen van milieudruk uitoefenen op de biodiversiteit. Die impact is bovendien zeer locatiespecifiek: eenzelfde druk leidt niet overal ter wereld tot hetzelfde biodiversiteitsverlies.
De toenemende globalisering van de economie, met wereldwijd verspreide productienetwerken en een consumptie die steeds verder reikt (bv. door online aankopen), maakt het almaar moeilijker om verantwoordelijkheden aan te duiden en beleidseffecten op te volgen. Veranderingen in landgebruik en biodiversiteit zijn in elk land het resultaat van een complex samenspel van processen. Internationale handel is een van de vele oorzaken en een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende landen.
In de eerste plaats kan Vlaanderen zich opwerpen als een pleitbezorger voor internationale actie. Want Europese en internationale afspraken zijn een noodzaak om onze impact écht te milderen. Vlaanderen kan bijvoorbeeld zelf wel beslissen om enkel nog soja en afgeleide producten in te voeren uit regio’s waar geen ontbossing meer plaatsvindt. Maar als andere landen met een veel groter verbruik van soja dat wel blijven doen, zal de Vlaamse actie nauwelijks zichtbaar zijn in de modelresultaten en op het terrein. Nationale of regionale beleidsacties kunnen ook onbedoelde neveneffecten hebben: Vlaanderen kan ervoor kiezen om enkel duurzaam geteelde soja in te voeren uit een specifieke regio, maar daarmee het oorspronkelijke landgebruik op die locatie doen opschuiven naar regio’s waar bossen nog volop verdwijnen. Vlaanderen kan ook zijn eigen directe impact aanpakken, maar gelijktijdig in toenemende mate verwerkte producten invoeren (bv. vleesproducten) waarvan het risico op ontbossing veel minder gemakkelijk op te volgen is.
Zulke complexe wisselwerkingen zijn moeilijk te vatten in enkele indicatoren. Ze vragen meer fundamentele aanpassingen in het kennissysteem waarmee we macro-economisch beleid en internationale handel aansturen. De grootteorde van onze impact is evenwel duidelijk: met onze economische activiteiten en consumptiepatronen overschrijden we ruimschoots de draagkracht van Vlaanderen.
Om onze hoge voetafdruk aan te pakken, zijn ook op Vlaams niveau nog bijkomende acties en een meer doorgedreven coördinatie van bestaande initiatieven mogelijk. Bestaande instrumenten zoals de Vlaamse Eiwitstrategie, de landbouw- en boswetgeving, het circulaire economiebeleid, het beleid rond duurzame overheidsopdrachten, het Vlaamse Fonds Tropisch Bos… zijn mee bepalend voor onze impact in de wereld en kunnen dus ook helpen om die impact te verbeteren.
De cijfers verschillen van de cijfers gerapporteerd in het methodologische achtergronddocument [Alaerts, Stevens, en Christis (2023)), omdat het economische basismodel intussen enkele correcties en aanpassingen onderging (zie tabblad metadata). Vooral de exportcijfers verschillen aanzienlijk, omdat het huidige basismodel een andere kijk op wederuitvoer reflecteert: producten die enkel verhandeld worden in Vlaanderen en er geen verdere verwerking ondergaan, zitten niet meer vervat in de impact van onze export. Dit om afstemming met de andere voetafdrukindicatoren van de Vlaamse overheid (koolstofvoetafdruk, materialenvoetafdruk) te verzekeren. Daarnaast verbeteren de basisdata en de methodes van dit relatief nieuwe onderzoeksdomein ook voortdurend.↩︎
Publicatiedatum: 2024-11-07T10:00:00
Zie ook (Alaerts, Stevens, en Christis 2023).
In de hele set van voetafdrukindicatoren (voetafdruk biomassagebruik, voetafdruk landgebruik en biodiversiteit, voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de tropen) kiezen we voor één methode om het verband te leggen tussen grondstofstromen en hun impact: monetaire input-outputmodellering. Een multiregionaal monetair input-outputmodel (MRIO) modelleert handelsstromen tussen verschillende bedrijfstakken (bv. veeteelt, vervaardiging van diervoeders, vleesverwerking, textiel- en lederproductie…) uit verschillende landen. Daarvoor gebruikt het tabellen die de financiële stromen van en naar die bedrijfstakken in beeld brengen. Die stromen worden verbonden met producten en diensten bestemd voor eindconsumptie (bv. X% van de output van een bedrijfstak gaat naar vleesproducten, Y% naar oliën en vetten, Z% naar chemische producten, Q% naar bouwwerken…). Ze worden ook gekoppeld aan milieu-extensietabellen die de milieu-impact per eenheid output van een bedrijfstak weergeven (bv. X ton CO2-eq of X ha akkerland per euro output). Op basis van al die informatie kan onder meer de druk en impact die de totale consumptie van een land in andere landen veroorzaakt, achterhaald worden.
De Vlaamse consumptie omvat de vraag naar goederen en diensten door huishoudens, vzw’s en overheden, maar ook investeringen in vaste activa zoals woongelegenheden, infrastructuur en machines, en de veranderingen in voorraden van bedrijven. De Vlaamse export omvat alle uitvoer van intermediaire en afgewerkte producten. Goederen die louter door Vlaanderen getransporteerd worden, of in Vlaanderen verhandeld, maar niet verwerkt worden, tellen niet mee. De Vlaamse economie is de som van onze Vlaamse consumptie en onze productie voor export.
De impact die onze Vlaamse consumptie, export of economie teweegbrengt, omvat de impact van de ganse voorketen van de producten en diensten die we consumeren en/of produceren voor export, inclusief de land- of bosbouwactiviteiten in alle landen waar onze grondstoffen direct of indirect vandaan komen.
De impact op het landgebruik wordt in de voorgestelde indicator opgedeeld in akkerland, grasland en bosland (land voor bosbouw). De data komen uit de milieu-extensietabellen van Exiobase en EORA, en zijn gecorrigeerd op basis van productiedata uit FAOSTAT (cf. (Cabernard en Pfister 2021)). De cijfers voor Vlaanderen worden gecorrigeerd o.b.v. de landgebruiksdata uit StatBel. Niet-productieve gronden en ongebruikte graslanden en bossen zijn in de mate van het mogelijke uit de dataset gefilterd. De kwaliteit van de achterliggende data verschilt echter sterk van land tot land (zie (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), Bijlage 2.1 Landgebruik). Bossen hebben een kroonbedekking van > 10% (cf. de FAO-definitie van bos). Gebruikte bossen zijn gekoppeld aan de bosbouwsector, graslanden aan drie veeteelt- en zuivelsectoren en akkerlanden aan de negen bijbehorende akkerbouwsectoren uit Exiobase.
De methode maakt een strikt onderscheid tussen gebruik als bosland en als grasland, terwijl beide gebruiken in de praktijk vaak overlappen: in savannegebieden kan vee bv. grazen op plekken met een kroonbedekking boven de 10%.
De indicator doet geen uitspraak over hoe intensief de oppervlakte grasland en bosland gebruikt wordt. De impact van de sector veeteelt en zuivel op het landgebruik ten behoeve van de Vlaamse consumptie is bijvoorbeeld hoog in landen als China, Australië en Brazilië (Figuur 1 in voetafdruk landgebruik en biodiversiteit - landen en sectoren). Dat zijn landen die beschikken over een grote oppervlakte extensief begraasd of voor veevoer gebruikt grasland. Als Vlaanderen een beperkte hoeveelheid goederen invoert uit de veeteelt of zuivelsector van een land met een zeer grote oppervlakte extensief grasland, vertaalt zich dat in een grote voetafdruk van ons (gras-)landgebruik. Of die oppervlakte grasland (zoals aangegeven in internationale statistieken) ook effectief (extensief) gebruikt wordt, is echter vaak moeilijk te achterhalen.
Voor de impact van de bosbouwsector geldt een gelijkaardige nuance (zie (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), Bijlage 2.1 Landgebruik). In landen met een grote, extensief gebruikte bosoppervlakte zoals Rusland en Congo-Kinshasa is onze (bos)landvoetafdruk hoog. Op basis van de wereldwijd beschikbare data is het onderscheid tussen bos met extensief of zonder bosbouwgebruik (houtoogst) vaak moeilijk te maken.
De impact van dat intensieve of extensieve gebruik hangt bovendien af van de draagkracht van het ecosysteem. Die draagkracht komt niet aan bod in de indicator voor landgebruik. Hij wordt voor een deel in rekening gebracht in de indicator over het verlies aan soorten door landgebruik.
De impact van het landgebruik op de biodiversiteit wordt uitgedrukt in mondiale PDF (potentially disappeared fraction of species), een maat voor het potentieel uitsterven van soorten op wereldschaal als gevolg van ons landgebruik ((Chaudhary e.a. 2015), (Chaudhary en Kastner 2016); (Verones e.a. 2017),(Verones e.a. 2020)). De maat is gebaseerd op data uit vijf verschillende taxonomische groepen (zoogdieren, vogels, amfibieën, reptielen en planten) en houdt rekening met de kwetsbaarheid van soorten. Ze brengt het mogelijke verlies van soorten op lange termijn in kaart als het landgebruik van het bestudeerde jaar gelijk blijft. Ze berekent het verschil tussen de huidige situatie en een natuurlijke referentiesituatie uit het verleden. Ze legt daarmee de nadruk op gebieden die in het verleden al grote biodiversiteitsverliezen leden (bv. akkers die reeds decennia of eeuwen in landbouwgebruik zijn, leggen op die plaats een hypotheek op de ontwikkeling van soortenrijkdom) en waar herstel van de natuurlijke situatie potentieel een grote biodiversiteitswinst oplevert.
Data over het potentieel wereldwijd soortenverlies per eenheid van landgebruik (akkerland met jaarlijkse of permanente gewassen, grasland, intensief of extensief bosland) komen uit de studie van (Chaudhary en Kastner 2016). Ze worden gecombineerd met de bijbehorende landoppervlaktes uit FAOSTAT. Die landoppervlaktes worden op hun beurt toegewezen aan de relevante economische sectoren uit Exiobase (cf. (Cabernard en Pfister 2021)).
De indicator focust op het biodiversiteitsverlies op wereldschaal. Op dat niveau betekent het verdwijnen van soorten en ecosystemen vaak een onherstelbaar verlies aan (genetische) informatie en functies. Het lokaal of regionaal verlies aan (niet-wereldwijd bedreigde) soorten krijgt een lager gewicht, maar kan wel een belangrijke rol spelen in lokale ecologische processen. Die lokale impact komt slechts beperkt in beeld. Taxonomische groepen zoals insecten, bacteriën en fungi, die het merendeel van de wereldwijde soortenrijkdom uitmaken, zitten niet vervat in de resultaten. Ook andere vormen van biodiversiteitsverlies, zoals veranderingen in de omvang van populaties, komen niet in beeld.
De gerapporteerde cijfers in de reeks van voetafdrukindicatoren verschillen van die uit het achtergrondrapport (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), omdat het basismodel ondertussen enkele aanpassingen en correcties onderging. De belangrijkste wijzigingen zijn:
We gebruiken recente modellen en de best beschikbare data, die in verschillende gevalstudies op hun kwaliteit en nauwkeurigheid getest zijn. Op vele schattingen zit echter een grote onzekerheid, die inherent is aan werken met multinationale databanken van diverse origine en met complexe impact-ketens. Om de set van voetafdruk-indicatoren uit het experimentele stadium te lichten, is verder onderzoek naar hun betrouwbaarheid noodzakelijk. Welk effect heeft het gebruik van een ander type input-outputmodel bijvoorbeeld op de resultaten? En wat als een ander landgebruiks- of biodiversiteitsmodel gehanteerd wordt?
De resultaten vormen een goede basis om grootteordes mee te geven en algemene verhoudingen tussen (grote groepen van) landen en sectoren af te leiden. Ze kunnen helpen om het bewustzijn rond onze externe impact te vergroten en om hotspots van impact aan te duiden voor verdere actie of onderzoek. De grote onzekerheid op de basisdata en op de modellen maakt de indicatoren niet geschikt om uitspraken te doen over de impact van meer specifieke bedrijfstakken en producten. Enkele beperkingen die eigen zijn aan (financiële) input-outputmodellering beïnvloeden de interpretatie van de resultaten, o.a.:
Elke eventuele update van de voorgestelde indicatoren moet rekening houden met de huidige vorderingen in het onderzoek en het beleid ter zake. Zo is het bijvoorbeeld van belang dat de indicatoren voor ontbossing dezelfde definitie voor bos hanteren als het beleid dat de ontbossing wil aanpakken. Op Europees en internationaal niveau wordt gezocht naar afstemming tussen verschillende mogelijke methodes en modellen. Kant-en-klare modellen die de grootste beperkingen van de modellen die we in dit rapport gebruiken, aanpakken, zijn momenteel nog niet beschikbaar. Maar verschillende internationale wetenschappelijke consortia werken hard aan verbeteringen.
De voorgestelde indicatoren vormen een eerste stap om een beter zicht te krijgen op de impact van de Vlaamse economie op de biodiversiteit in de wereld. Ze zijn nog experimenteel en vormen een basis om op verder te bouwen. Aanvullende indicatoren zijn nodig om bijvoorbeeld een gedetailleerder beeld te krijgen van belangrijke goederenstromen of om acties die ondernomen worden om onze impact aan te pakken beter op te volgen.
Broncode indicator: voetafdruk_landgebruik_algemeen.Rmd
Broncode metadata: metadata_voetafdruk_landgebruik_algemeen.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
voetafdruk_totaal | voetafdruk_totaal.csv | voetafdruk_totaal.yml |