Publicatiedatum: 2019-04-01T10:00:00+01:00
Anno 2018 bereiken 10 van de 26 soorten de vooropgestelde gewestelijke instandhoudingsdoelen. Sommige soorten overschrijden die zelfs fors. Iets meer dan de helft van de soorten haalt de doelen echter (ruim) niet. Opvallend hierbij is het grote aandeel aan moerassen en slikken en schorren gebonden soorten.
De indicator in figuur 1 toont voor de periode 2013-2018 het gemiddelde percentage in de afstand van de broedpopulatie (aantal broedparen of territoria) tot de gestelde gewestelijke doelpopulatie binnen de instandhoudingsdoelstellingen van de soort (“distance to target”).
De populatiedoelen werden bereikt voor tien vogelsoorten: middelste bonte specht, slechtvalk, boomleeuwerik, kleine mantelmeeuw, zwartkopmeeuw, steltkluut, blauwborst, wespendief, zwarte specht en ijsvogel. Voor 16 soorten is dat niet het geval en blijft de afstand tot de doelen vrij groot tot groot. Bij woudaap, visdief, roerdomp, kleine zilverreiger, dwergstern, porseleinhoen, kwak, strandplevier, kwartelkoning en grote stern wordt slechts de helft of minder van het vooropgestelde doel gehaald. Middelste bonte specht, slechtvalk en steltkluut blijven toenemen sinds 2013. Hoewel nog ver van het doel verwijderd nemen ook grauwe klauwier en ooievaar gestaag toe. Voor de soorten waarvan de populatie nog ver van het doel verwijderd is, zijn zeer drastische maatregelen nodig om tot een herstel te komen. Naast het behoud van hun habitats kunnen grootschalige natuurontwikkelings- en restauratiewerken helpen, maar zeker voor soorten met een groot activiteitsgebied is een algemene verbetering van de wijdere omgeving rond hun broedgebied noodzakelijk. Het verhogen van de algemene kwaliteit van (kleinschalige) landbouwlandschappen is hierbij belangrijk.
Publicatiedatum: 2019-04-01T10:00:00+01:00
Het technisch achtergrondrapport (Onkelinx, Vermeersch, en Devos 2024) bevat een beknopte beschrijving.
Het BBV-project volgt sinds 1994 de jaarlijkse aantalsontwikkeling van zeldzame (<250 broedparen), kolonievormende en vanuit gevangenschap verwilderde (de zogenaamde ‘exoten’) broedvogelsoorten, in totaal een 90-tal. Die soorten worden in principe gebiedsdekkend geteld volgens de methode van de uitgebreide territoriumkartering (in detail beschreven in o.a. Vergeer e.a. (2016)).
Eerst wordt het gemiddelde van het jaarlijks aantal broedparen van 6 jaren (2013 t/m 2018) berekend. Vervolgens wordt berekend hoeveel % dit gemiddelde bedraagt van het populatiedoel zoals vastgelegd in de Gewestelijke Instandhoudingsdoelstellingen ((Paelinckx (2009)). Stel dat dit 90% is, dan is de afstand tot het doel -10%. Omgekeerd kan het doel ook overschreden worden, wat resulteert in positieve percentages.
De kwaliteit van de data is voor veel zeldzame en schaarse soorten erg goed. Ook voor algemene broedvogels beschikken we sinds de start van het ABV-project (opgestart in Vlaanderen in 2007) over statistisch sterk onderbouwde (korte termijn-) trends. Het bepalen van precieze aantalsschattingen van algemene broedvogels ligt moeilijker, o.a. doordat de recente atlasgegevens nog niet beschikbaar waren.
Broncode indicator: europese_broedvogels.Rmd
Broncode metadata: metadata_europese_broedvogels.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
Brondata Europese broedvogels | europese_broedvogels_data.csv | europese_broedvogels_data.yml |