Publicatiedatum: 2019-04-01T10:00:00+01:00
Globaal gezien is in de periode 2007-2018 de toestand van 20 van de 44 onderzochte habitattypen verbeterd. Dit neemt niet weg dat het overgrote deel van de habitattypen nog steeds in een regionaal zeer ongunstige staat van instandhouding verkeert. Er is dus een duidelijke verbetering, maar er blijft werk aan de winkel.
De indicator toont de regionale staat van instandhouding van de habitattypen van Europees belang in Vlaanderen. De EU-lidstaten zijn verplicht, in het kader van de zesjaarlijkse rapportering over de vordering rond de implementatie van de EU-Habitatrichtlijn, een uitgebreide rapportering in te dienen (artikel 17 van de Habitatrichtlijn). De staat van instandhouding van de habitattypen van de Habitatrichtlijn wordt geëvalueerd op basis van vier criteria: de oppervlakte van de habitat, het areaal, de kwaliteit en de toekomstverwachtingen.
De Habitatrichtlijn beoogt een gunstige staat van instandhouding van de habitattypen waarvoor Europa een belangrijke rol vervult. Het gaat hier meestal om zeer specifieke leefgebieden. In Vlaanderen is de toestand van 44 habitattypen beoordeeld. Twee bostypen die enkel, of overwegend, in Voeren voorkomen zijn niet beoordeeld omdat Voeren tot een andere biogeografische regio behoort. De staat van instandhouding van de habitattypen vloeit automatisch voort uit de beoordeling van de bovenstaande vier door Europa vastgelegde criteria.
Drie habitattypen zijn in een regionaal gunstige toestand, en drie in een matig ongunstige toestand. Het betreft kust- en rivierhabitats, en niet voor het publiek opengestelde grotten (mergelgroeven). Omdat de gunstige toestand van een habitat afhangt van een positieve score op alle criteria verkeren de overige habitattypen nog steeds in een regionaal zeer ongunstige toestand, hoewel er dus verbetering merkbaar is. Dit heeft vooral te maken met het feit dat veel habitats een lange ontwikkeltijd nodig hebben na het nemen van de nodige herstelmaatregelen en met aanhoudende (milieu)drukken, zoals stikstofdepositie, waterverontreiniging, versnippering, impact van invasieve exoten en klimaatwijziging.
Van de drie als gunstig beoordeelde habitattypen blijft voor twee de toestand stabiel (nl. bij eb droogvallend zand en slik 1140 en niet voor publiek opengestelde grotten 8310), voor duindoornstruwelen (2160) neemt de oppervlakte verder toe.
De toestand van 19 ongunstig beoordeelde habitats verbeterde tussen 2007 en 2018. De verbetering voor minstens één criterium situeert zich vooral in de habitatgroepen kustduinen, venen, wateren en bossen. Meestal betreft het een toename van de oppervlakte. Voor 11 habitattypen met ongunstige beoordeling is de toestand stabiel. Drie habitattypen in ongunstige staat gaan op één of meer criteria achteruit: Atlantische schorren (1330), wandelende duinen (2120) en van nature eutrofe wateren (3150). Ook stroomdalgraslanden (6120) en vochtige alluviale bossen (91E0) gaan sinds 2013 achteruit. Maar omdat hun toestand tijdens de vorige rapporteringsperiode (2007-2013) verbeterde, is hun trend over de volledige periode 2007-2018 als onbekend beoordeeld. Deze twee typen zitten dus bij de groep van acht met een ongunstige beoordeling waarvan de globale trend onbekend is.
Een tabel van de beoordeling per habitattype is beschikbaar via downloads in Paelinckx et al. 2019.
Publicatiedatum: 2019-04-01T10:00:00+01:00
De regionale staat van instandhouding van de habitattypen wordt bepaald door de actuele toestand en trend van het verspreidingsareaal (range), de habitatoppervlakte, specifieke structuren en functies (of ‘habitatkwaliteit’) en het toekomstperspectief. De beoordeling gebeurt voor elk Natura 2000-habitattype afzonderlijk, zonder onderscheid in subtypen. De beoordeling van deze criteria en het eindoordeel over de toestand en trend dat daaruit voortvloeit, gebeurt via een door de Europese Commissie in 2005 vastgelegd beoordelingskader (DG Environment (2005)). De gehanteerde methodiek en de resultaten staan beschreven in Paelinckx e.a. (2019).
Het beoordelingskader ligt vast sinds 2005 en is hetzelfde voor de rapportages van 2007, 2013 en 2019. Hierdoor wordt een goed beeld van de globale evolutie van de toestand van de habitattypen bekomen. Het trendoordeel slaat op een periode van 12 jaar en de trend staat voor echte veranderingen op het terrein. Gezien sommige monitoringsmeetnetten pas recent zijn gestart is een trendbepaling over 12 jaar niet evident. De trendbepaling is bijgevolg grotendeels gebaseerd op expertkennis. Verder zijn verschillen tussen opeenvolgende rapportages vaak niet alleen te wijten aan echte veranderingen op het terrein. Ze kunnen ook voortvloeien uit een betere kennis, of meer nauwkeurige data, een andere wijze van inzameling van gegevens… Bij zeer dynamische habitattypen zijn ook natuurlijke fluctuaties in de tijd mogelijk.
Broncode indicator: svi_habitats.Rmd
Broncode metadata: metadata_svi_habitats.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
Overzicht staat van instandhouding habitats | svigegevens.csv | svigegevens.yml |