Publicatiedatum: 2024-11-21T09:00:00
INBO lanceert ‘Bebouwde percelen’ als experimentele indicator. We ontvangen graag uw opmerkingen om de leesbaarheid en bruikbaarheid ervan te verbeteren. Suggesties zijn welkom bij .
Het tempo waaraan de oppervlakte bebouwde percelen in Vlaanderen uitbreidt, daalde gevoelig in de tweede helft van de jaren 1990. Sinds 2000 daalde dit verder van 6 à 7 hectare per dag naar minder dan 5 hectare per dag.
Deze indicator toont de groei van de oppervlakte bebouwde percelen in Vlaanderen, uitgedrukt in hectare per dag. De indicator dekt niet volledig het begrip ‘ruimtebeslag’ dat in het Vlaamse omgevingsbeleid wordt gehanteerd. Ruimtebeslag bevat bijvoorbeeld ook onbebouwde terreinen, wegen en spoorwegen (Vlaamse Regering 2018). Bebouwde percelen zijn wel de grootste component van het ruimtebeslag (Poelmans, Janssen, en Hambsch 2022). Ze zijn ook de belangrijkste oorzaak van de groei ervan, onder andere door de toename van huizen en tuinen en van landbouwgebouwen en -infrastructuur.
Daarom geeft deze indicator een beleidsrelevant signaal over het tempo waaraan Vlaanderen verder open ruimte aansnijdt, en of de druk van landgebruiksverandering op natuurlijke ecosystemen en biodiversiteit aanhoudt of afneemt.
Tijdens de jaren 1980-1990 groeide de oppervlakte bebouwde percelen aan een tempo van meer dan 10 ha/dag. In de tweede helft van de jaren 1990 daalde dit tempo gevoelig. In de periode 2001-2009 groeide de oppervlakte bebouwde percelen nog met 6 à 7 ha/dag.
Na 2009 daalde de groei van de oppervlakte bebouwde percelen geleidelijk verder tot 4,5 ha/dag.
De sterke toename van de bebouwde percelen in 2018 valt deels toe te schrijven aan een verandering in de methode van gegevensverzameling, namelijk het meetellen van de oppervlakte zeedijk in de tien Vlaamse kustgemeenten. Daarnaast was er ook een stijging in het ruimtegebruik voor wonen, kort na de aankondiging van de bouwshift. Recentere schommelingen (2019-2021) hebben mogelijk te maken met de COVID-pandemie (verminderde bouwactiviteit in 2020) maar vooral ook met de evolutie van de langetermijnrente. Die rente bepaalt de prijs van woonkredieten en heeft zo een invloed op de vraag naar bouwvergunningen en de toename van de bebouwde percelen. De historisch lage langetermijnrente in 2020 en 2021 ging samen met een toename in de bouwvergunningen (STATBEL 2024). In 2022 en 2023 steeg de langetermijnrente, werden de woonkredieten duurder en daalde het aantal bouwvergunningen opnieuw.
De Vlaamse Regering Jambon wou het bijkomend ruimtebeslag tegen 2040 terugbrengen tot 0 ha/dag (Demir 2019; Vlaamse Regering 2019). De regering Diependaele bevestigt die langetermijndoelstelling (Vlaamse Regering 2024). De Strategische visie Beleidsplan Ruimte Vlaanderen en de Beleidsnota Omgeving 2024-2029 stellen tegen 2025 een daling tot 3 ha/dag voorop (Vlaamse Regering 2018; Brouns 2024).
De totale opplakte bebouwde percelen groeide tussen eind 1982 en eind 2023 van 149.326 ha (11,1% van Vlaanderen) naar 237.207 ha (20,1 % van Vlaanderen).
De bebouwingsgraad, of het aandeel bebouwde percelen ten opzichte van de totale oppervlakte, is het hoogst in de provincie Antwerpen. Ook Oost-Vlaanderen en Vlaams-Brabant hebben een hogere bebouwingsgraad dan het Vlaamse gemiddelde. De bebouwingsgraad in West-Vlaanderen en Limburg ligt onder het Vlaamse gemiddelde.
De groei bleef gedurende de volledige periode het hoogst in Antwerpen (+10,8%) en het laagst in West-Vlaanderen (+7,6%). Door de sterke urbanisatie tijdens de jaren 1980 in Vlaams-Brabant werd de bebouwingsgraad er vanaf 1990 hoger dan in Oost-Vlaanderen. Eind 1982 had Limburg de laagste bebouwingsgraad (9,5%). Omdat de bebouwing er sneller toenam dan in West-Vlaanderen hadden beide provincies eind 2023 ongeveer dezelfde bebouwingsgraad (17,5% en 17,6%). In alle provincies vertraagde de groei van de bebouwde percelen na 2002.
Publicatiedatum: 2024-11-21T09:00:00
De statistiek van de bodembezetting presenteert sinds 1982 een overzicht van het aantal percelen, de oppervlakten en de niet-geïndexeerde kadastrale inkomens (K.I.) van alle percelen en de administratieve eenheden in België.
Naast de bebouwde en onbebouwde gekadastreerde percelen is er per administratieve eenheid ook nog een niet-gekadastreerde oppervlakte die niet in percelen is ingedeeld en waaraan geen kadastrale aard (bebouwd of onbebouwd) is toegewezen. In 2019 was 7,82% van het Vlaamse Gewest niet gekadastreerd.
De indicator toont de toename in de totale oppervlakte van de bebouwde percelen vanaf 1 januari 1983 (= toestand eind 1982).
Hierop kunnen zich de volgende types gebouwen bevinden: appartementen, building, huis, hoeve, bijgebouwen met inbegrip van serres, ambacht- en industriegebouwen, opslagruimten, banken, kantoren, gebouwen met handelsbestemming, openbare gebouwen, nutsvoorzieningen, sociale en ziekenzorg, onderwijs, onderzoek, cultuur, gebouwen voor erediensten, recreatie en sport of andere gebouwen.
De gegevens tot 2017 zijn afkomstig van de bestanden uit de kadastrale legger van de FOD Financiën. De definities van de bodembezettingsklassen dateren uit de napoleontische tijd. De gegevens vanaf 2018 zijn afkomstig van de databank CADGIS die is opgesteld in lijn met internationale conventies en de richtlijnen van Eurostat. Er is geen betrouwbaarheidsanalyse van de gegevens beschikbaar.
Broncode indicator: bebouwde_percelen.Rmd
Broncode metadata: metadata_bebouwde_percelen.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
Bebouwde percelen in Vlaanderen | bebouwdeperc.csv | bebouwdeperc.yml |