Publicatiedatum: 2024-11-19T10:00:00
INBO lanceert ‘Voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de (sub)tropen - algemeen’ als experimentele indicator. We ontvangen graag uw opmerkingen om de leesbaarheid en bruikbaarheid ervan te verbeteren. Suggesties zijn welkom op .
De impact die de Vlaamse economie heeft op ontbossing in de (sub)tropen schommelt op een hoog niveau. Elke zeven à acht jaar doet ons Vlaamse consumptie- en productiepatroon een oppervlakte (sub)tropisch bos verdwijnen die even groot is als het hele Vlaamse bosoppervlak. Daarnaast doet onze economie in die regio ook venen verdrogen. De koolstofuitstoot die we jaarlijks veroorzaken door de ontbossing en door de drainage van venen in de (sub)tropen, bedraagt zo’n 12 à 13 keer de jaarlijkse koolstofopslag door bos in Vlaanderen.
Om de impact te verduidelijken, zijn drie types grafieken beschikbaar. Duid aan welke grafiek getoond moet worden.
Beide indicatoren geven de rol van Vlaanderen weer in de (sub)tropische ontbossing en de bijbehorende koolstofuitstoot. Dat er bos in die regio verdwijnt, staat vast. Wie daarvoor verantwoordelijk is, is niet altijd even eenduidig aan te wijzen (zie verder, en ook (Alaerts, Stevens, en Christis 2023) bijlage 2.3). De indicatoren tonen daarom een risico op ontbossing in de (sub)tropen door onze consumptie en productie (verderop kortweg “ontbossing” genoemd), eerder dan een ontbossing met vaststaande oorzaak. De basisdata laten niet toe om na te gaan in hoeverre de producten die Vlaanderen importeert, voldoen aan duurzaamheidsstandaarden die ontbossing tegengaan.
De voetafdruk ontbossing en de voetafdruk koolstofuitstoot door ontbossing en drainage in de (sub)tropen maken deel uit van een reeks voetafdrukindicatoren die gebaseerd zijn op hetzelfde economische basismodel (zie voetafdruk landgebruik en biodiversiteit en voetafdruk biomassagebruik). Ze zijn bedoeld om de grootteorde van onze impact mee te geven, algemene verhoudingen tussen (groepen van) landen en sectoren af te leiden en hotspots aan te duiden voor verdere actie of onderzoek. De indicatoren zijn onderling verbonden en vullen elkaar aan: de oogst van biomassa neemt land in beslag, waarvoor planten en dieren moeten wijken of hele bossen verdwijnen. Ze tonen telkens andere facetten van onze impact, waarop het Vlaamse, federale en Europese beleid kunnen inspelen.
De Vlaamse economie (regionale consumptie + export) wordt tussen 2015 en 2019 (periode 2 in figuur 3) gerelateerd aan het verdwijnen van meer dan 91.000 ha (sub)tropisch bos. Dat komt neer op ruwweg 18.000 ha per jaar, of ongeveer 14% van de Vlaamse bosoppervlakte (140.279 ha, Vlaamse Bosinventaris, 2022). Anders gezegd: elke zeven à acht jaar doet Vlaanderen een oppervlakte (sub)tropisch bos verdwijnen die even groot is als het hele Vlaamse bosoppervlak. Ongeveer 8.000 ha daarvan is verbonden met goederen en producten die we in Vlaanderen consumeren (Figuur 1), zowat 10.000 ha hangt samen met goederen die we in Vlaanderen verwerken en weer exporteren (Figuur 2)1.
Tussen 2015 en 2019 (periode 2 in figuur 3) bedroeg de koolstofuitstoot die de Vlaamse economie jaarlijks veroorzaakt door ontbossing en drainage van venen in de tropen en de subtropen gemiddeld bijna 11 megaton CO2-eq. Dat is 16% van onze koolstofuitstoot in Vlaanderen in 2019 (69 Mton CO2-eq; (VMM 2022)) of ongeveer 13 keer de jaarlijkse koolstofopname door bos in Vlaanderen (+/- 827 kton CO2-eq; (Vlaamse overheid 2022)). 40 à 45% van die jaarlijkse uitstoot (4 - 5 Mton) is verbonden met onze consumptie (Figuur 1), 55 à 60% (6 - 7 Mton) met onze export (Figuur 2). De koolstofuitstoot door ontbossing en drainage in de (sub)tropen zit niet vervat in de koolstofvoetafdruk van onze consumptie die het Departement Omgeving rapporteert (97 Mton CO2-eq in 2019).
De impact van onze consumptie op (sub)tropische ontbossing en op de koolstofuitstoot door ontbossing en drainage van venen in de (sub)tropen vertoont tussen 2010 en 2016 (periode 1) een sterke daling: de impact op ontbossing vermindert met bijna 40%, die op koolstofuitstoot met bijna 30% (Figuur 1). Tussen 2015 en 2019 (periode 2) tekent zich geen duidelijke trend meer af. De impact van onze export op (sub)tropisch ontbossing en op de bijbehorende koolstofuitstoot daalt tussen 2010 en 2016 met respectievelijk 43% en 32%, tussen 2015 en 2019 dalen beide met zo’n 22% (Figuur 2). Om echt van significante trends te kunnen spreken, zijn een langere studieperiode en een inschatting van de onzekerheid op de modelresultaten noodzakelijk. De veranderingen zijn toe te wijzen aan verschuivingen in ons consumptie- en productiepatroon, en dan vooral in de herkomst van de grond- en hulpstoffen die we gebruiken. Voor meer details: zie voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de tropen - landen en sectoren.
Vlaanderen onderschrijft nationale en internationale afspraken inzake biodiversiteit en duurzame ontwikkeling, zoals de federale strategie duurzame ontwikkeling en de federale biodiversiteitsstrategie, het Biodiversiteitsverdrag en de Agenda 2030 van de Verenigde Naties, de Europese Green Deal en Biodiversiteitsstrategie 2030. Om die afspraken na te komen, moeten we maatregelen nemen om onze voetafdruk op de biodiversiteit in het buitenland te beperken, de evolutie monitoren en daarover rapporteren. Daarnaast engageert Vlaanderen zich via de Europese Unie ook om bossen wereldwijd te beschermen en te herstellen (COM/2019/352 final). Met het FLEGT (Forest Law Enforcement, Governance and Trade)-actieplan, de Houtverordening, de Europese Bosstrategie en de recente Europese verordening rond ontbossingsvrije producten (Regulation (EU)2023/1115) streeft de EU ernaar om haar impact op ontbossing in de wereld een halt toe te roepen. Verder wil de EU haar impact op de mondiale klimaatverandering beperken en haar koolstofuitstoot verkleinen (via de Green Deal, de Klimaatwet, de LULUCF-verordening…). Bossen en veengebieden buiten de EU komen daarbij nog weinig in het vizier.
De focus van het Vlaamse biodiversiteitsbeleid ligt op wat er zich binnen Vlaanderen afspeelt. Onze impact op de biodiversiteit en op ontbossing in het buitenland komt nauwelijks in beeld. Heel wat beleidsdomeinen en sectoren zijn betrokken partij en nemen zinvolle initiatieven, maar van een gecoördineerde, actiegerichte aanpak is voorlopig weinig sprake.
Om beleidsacties en rapportages richting te kunnen geven, zijn kwaliteitsvolle beleidsindicatoren nodig. De hier voorgestelde experimentele voetafdrukindicatoren vormen, samen met de andere voetafdrukindicatoren uit de reeks, een eerste stap. Bestaande (milieu-)indicatoren die de milieudruk van onze economie buiten onze grenzen opvolgen, zoals de materialenvoetafdruk (OVAM 2023), de koolstofvoetafdruk (Omgeving 2024) en de ecologische voetafdruk (Bruers en Vandenberghe 2014), vatten onvoldoende de impact die die vormen van milieudruk uitoefenen op de biodiversiteit. Die impact is bovendien zeer locatiespecifiek: eenzelfde druk leidt niet overal ter wereld tot hetzelfde biodiversiteitsverlies of tot dezelfde klimaatverandering. Onverstoorde tropische bossen huisvesten bijvoorbeeld meer dan twee derde van de gekende terrestrische soorten op aarde en dat terwijl die bossen minder dan 10% van het landoppervlak innemen. De snelheid waarmee ze verdwijnen, brengt de biodiversiteit in de wereld in het gedrang ((Alroy 2017); (Giam 2017); (IPBES 2019)). Een bepaalde oppervlakte ontbossing in de tropen leidt bovendien tot een grotere opwarming van het wereldwijde klimaat dan een ontbossing van diezelfde oppervlakte in meer noordelijke streken ((Alaerts en Stevens 2023), §2.1.3).
De toenemende globalisering van de economie, met wereldwijd verspreide productienetwerken en een consumptie die steeds verder reikt (bv. door online aankopen), maakt het almaar moeilijker om verantwoordelijkheden aan te duiden en beleidseffecten op te volgen. Veranderingen in landgebruik en biodiversiteit zijn in elk land het resultaat van een complex samenspel van processen. Internationale handel is een van de vele oorzaken en een gedeelde verantwoordelijkheid van verschillende landen.
In de eerste plaats kan Vlaanderen zich opwerpen als een pleitbezorger voor internationale actie. Want Europese en internationale afspraken zijn een noodzaak om onze impact écht te milderen. Vlaanderen kan bijvoorbeeld zelf wel beslissen om enkel nog soja en afgeleide producten in te voeren uit regio’s waar geen ontbossing meer plaatsvindt. Maar als andere landen met een veel groter verbruik van soja dat wel blijven doen, zal de Vlaamse actie nauwelijks zichtbaar zijn in de modelresultaten en op het terrein. Nationale of regionale beleidsacties kunnen ook onbedoelde neveneffecten hebben: Vlaanderen kan ervoor kiezen om enkel duurzaam geteelde soja in te voeren uit een specifieke regio, maar daarmee het oorspronkelijke landgebruik op die locatie doen opschuiven naar regio’s waar bossen nog volop verdwijnen. Vlaanderen kan ook zijn eigen directe impact aanpakken, maar gelijktijdig in toenemende mate verwerkte producten invoeren (bv. vleesproducten) waarvan het risico op ontbossing veel minder gemakkelijk op te volgen is.
Zulke complexe wisselwerkingen zijn moeilijk te vatten in enkele indicatoren. Ze vragen meer fundamentele aanpassingen in het kennissysteem waarmee we macro-economisch beleid en internationale handel aansturen. De grootteorde van onze impact is evenwel duidelijk: met onze economische activiteiten en consumptiepatronen overschrijden we ruimschoots de draagkracht van Vlaanderen.
Om onze hoge voetafdruk aan te pakken, zijn ook op Vlaams niveau nog bijkomende acties en een meer doorgedreven coördinatie van bestaande initiatieven mogelijk. Bestaande instrumenten zoals de Vlaamse Eiwitstrategie, de landbouw- en boswetgeving, het circulaire economiebeleid, het beleid rond duurzame overheidsopdrachten, het Vlaamse Fonds Tropisch Bos… zijn mee bepalend voor onze impact in de wereld en kunnen dus ook helpen om die impact te verbeteren.
De cijfers verschillen van de cijfers gerapporteerd in het methodologische achtergronddocument (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), omdat het economische basismodel intussen enkele correcties en aanpassingen onderging (zie tabblad metadata). Vooral de exportcijfers verschillen aanzienlijk, omdat het huidige basismodel een andere kijk op wederuitvoer reflecteert: producten die enkel verhandeld worden in Vlaanderen en er geen verdere verwerking ondergaan, zitten niet meer vervat in de impact van onze export. Dit om afstemming met de andere voetafdrukindicatoren van de Vlaamse overheid (koolstofvoetafdruk, materialenvoetafdruk) te verzekeren. Daarnaast verbeteren de basisdata en de methodes van dit relatief nieuwe onderzoeksdomein ook voortdurend.↩︎
Publicatiedatum: 2024-11-19T10:00:00
Zie ook (Alaerts, Stevens, en Christis 2023).
In de hele set van voetafdrukindicatoren (voetafdruk biomassagebruik, voetafdruk landgebruik en biodiversiteit, voetafdruk ontbossing en koolstofuitstoot in de tropen) kiezen we voor één methode om het verband te leggen tussen grondstofstromen en hun impact: monetaire input-outputmodellering. Een multiregionaal monetair input-outputmodel (MRIO) modelleert handelsstromen tussen verschillende bedrijfstakken (bv. veeteelt, vervaardiging van diervoeders, vleesverwerking, textiel- en lederproductie …) uit verschillende landen. Daarvoor gebruikt het tabellen die de financiële stromen van en naar die bedrijfstakken in beeld brengen. Die stromen worden verbonden met producten en diensten bestemd voor eindconsumptie (bv. X% van de output van een bedrijfstak gaat naar vleesproducten, Y% naar oliën en vetten, Z% naar chemische producten, Q% naar bouwwerken …). Ze worden ook gekoppeld aan milieu-extensietabellen die de milieu-impact per eenheid output van een bedrijfstak weergeven (bv. X ton CO2-eq of X ha akkerland per euro output). Op basis van al die informatie kan onder meer de druk en impact die de totale consumptie van een land in andere landen veroorzaakt, achterhaald worden.
De Vlaamse consumptie omvat de vraag naar goederen en diensten door huishoudens, vzw’s en overheden, maar ook investeringen in vaste activa zoals woongelegenheden, infrastructuur en machines, en de veranderingen in voorraden van bedrijven. De Vlaamse export omvat alle uitvoer van intermediaire en afgewerkte producten. Goederen die louter door Vlaanderen getransporteerd worden, of in Vlaanderen verhandeld, maar niet verwerkt worden, tellen niet mee. De Vlaamse economie is de som van onze Vlaamse consumptie en onze productie voor export.
De impact die onze Vlaamse consumptie, export of economie teweegbrengt, omvat de impact van de ganse voorketen van de producten en diensten die we consumeren en/of produceren voor export, inclusief de land- of bosbouwactiviteiten in alle landen waar onze grondstoffen direct of indirect vandaan komen.
De indicator ontbossing legt de link tussen land- en bosbouwproducten en recente ontbossing in de (sub)tropen (2001 - 2019, 135 landen). Ontbossing wordt beschouwd als het volledig verwijderen van vegetatie van > 5 m hoog met een kroondichtheid van minstens 25%. Die definitie dekt ook het verdwijnen van heel wat savannegebieden zoals de Braziliaanse Cerrado. Bosdegradatie wat bijvoorbeeld het gevolg is van overmatige houtoogst komt niet in beeld. De oppervlakte ontbossing wordt berekend op basis van een combinatie van satellietdata en nationale en internationale statistieken (Pendrill e.a. 2022). Die ontbossing wordt gekoppeld aan een eenvoudig model voor veranderingen in landgebruik (uitbreiding van akkerbouw, grasland en bosbouw) in een land of regio. De veranderingen in landgebruik worden op hun beurt toegewezen aan economische activiteiten bv. teelt van granen, rijst, vee… Ontbossing die niet te wijten is aan een uitbreiding van akkerland, grasland of bosbouw (bv. door uitbreiding van urbaan gebied of mijnbouw, natuurlijke bosbranden, illegale houtkap …, zo’n 40% van de totale ontbossing in de bestudeerde periode) telt niet mee. Ontbossing voor grasland wordt steeds gelinkt aan vleesproductie, niet aan zuivelproductie.
Land dat ontbost wordt voor akkerland, grasland of bosplantages brengt gewoonlijk nog vele jaren land- en/of bosbouwproducten voort. Daarom wordt een “afschrijvingsperiode” van vijf jaar gehanteerd: de verantwoordelijkheid voor de ontbossing in een bepaald jaar wordt gelijkmatig gespreid over de producten die het landgebruik voortbrengt in de volgende vijf jaar.
De indicator geeft enkel een aanduiding voor het risico op ontbossing: rechtstreekse verbanden tussen onze consumptie en de complexe processen die ontbossing veroorzaken zijn gewoonlijk moeilijk hard te maken. Ze houdt geen rekening met de ecologische waarde van het verdwenen bos. Ze legt de nadruk op landen en sectoren die recent (sinds 2000) grote biodiversiteitsverliezen leden of waar het biodiversiteitsverlies nog volop aan de gang is.
De indicator koolstofuitstoot bouwt voort op de ontbossingsindicator. Hij combineert gegevens over ontbossing in de (sub)tropen met (ruimtelijke) gegevens over de koolstof opgeslagen in de bovengrondse biomassa, de ondergrondse biomassa en de bodem onder verschillende vormen van landgebruik. Zo kan een netto-koolstofuitstoot door ontbossing berekend worden. Ruimtelijke gegevens over de drainage van venen en de CO2-uitstoot die daarbij komt kijken, worden mee opgenomen in het totaal. Andere broeikasgassen dan CO2 komen niet in beeld. De toewijzing aan economische activiteiten gebeurt op dezelfde manier als bij ontbossing.
Voor bos dat na het jaar 2000 en vóór de definitieve ontbossing degradeert, bijvoorbeeeld door selectieve houtkap, wordt de koolstofuitstoot toegewezen aan landbouwactiviteiten en bosplantages enigszins overschat. Ook hier wordt een afschrijvingsperiode van vijf jaar gehanteerd.
De gerapporteerde cijfers in de reeks van voetafdrukindicatoren verschillen van die uit het achtergrondrapport (Alaerts, Stevens, en Christis 2023), omdat het basismodel ondertussen enkele aanpassingen en correcties onderging. De belangrijkste wijzigingen zijn:
We gebruiken recente modellen en de best beschikbare data, die in verschillende gevalstudies op hun kwaliteit en nauwkeurigheid getest zijn. Op vele schattingen zit echter een grote onzekerheid, die inherent is aan werken met multinationale databanken van diverse origine en met complexe impact-ketens. Om de set van voetafdruk-indicatoren uit het experimentele stadium te lichten, is verder onderzoek naar hun betrouwbaarheid noodzakelijk. Welk effect heeft het gebruik van een ander type input-outputmodel bijvoorbeeld op de resultaten? En wat als een ander landgebruiks- of biodiversiteitsmodel gehanteerd wordt?
De resultaten vormen een goede basis om grootteordes mee te geven en algemene verhoudingen tussen (grote groepen van) landen en sectoren af te leiden. Ze kunnen helpen om het bewustzijn rond onze externe impact te vergroten en om hotspots van impact aan te duiden voor verdere actie of onderzoek. De grote onzekerheid op de basisdata en op de modellen maakt de indicatoren niet geschikt om uitspraken te doen over de impact van meer specifieke bedrijfstakken en producten. Enkele beperkingen die eigen zijn aan (financiële) input-outputmodellering beïnvloeden de interpretatie van de resultaten, o.a.:
Elke eventuele update van de voorgestelde indicatoren moet rekening houden met de huidige vorderingen in het onderzoek en het beleid ter zake. Zo is het bijvoorbeeld van belang dat de indicatoren voor ontbossing dezelfde definitie voor bos hanteren als het beleid dat de ontbossing wil aanpakken. Op Europees en internationaal niveau wordt gezocht naar afstemming tussen verschillende mogelijke methodes en modellen. Kant-en-klare modellen die de grootste beperkingen van de modellen die we in dit rapport gebruiken, aanpakken, zijn momenteel nog niet beschikbaar. Maar verschillende internationale wetenschappelijke consortia werken hard aan verbeteringen.
De voorgestelde indicatoren vormen een eerste stap om een beter zicht te krijgen op de impact van de Vlaamse economie op de biodiversiteit in de wereld. Ze zijn nog experimenteel en vormen een basis om op verder te bouwen. Aanvullende indicatoren zijn nodig om bijvoorbeeld een gedetailleerder beeld te krijgen van belangrijke goederenstromen of om acties die ondernomen worden om onze impact aan te pakken beter op te volgen.
Broncode indicator: voetafdruk_ontbossing_algemeen.Rmd
Broncode metadata: metadata_voetafdruk_ontbossing_algemeen.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
voetafdruk_totaal | voetafdruk_totaal.csv | voetafdruk_totaal.yml |