Met zijn glooiende plateau’s vol veeleisende gewassen, dichte wouden met torenhoge bomen en rijke graslanden is de Brabantse leemstreek een kampioen voor landbouwers, natuurbeheerders, wandelaars, en fietsers. Maar wist je dat dat landschap ook onder het oppervlak enorm divers is? We nemen je mee op een ondergronds avontuur door de leemplateau’s, valleiranden en valleien van de leemstreek!
Het leemplateau
De Brabantse leemstreek is een groot glooiend leemplateau op zo’n 60 tot 70 meter boven het zeeniveau. Dat plateau werd in de periode van de Ijstijden – het Pleistoceen – bedekt met een dikke laag loess. Dat is een windafzetting met een lemige textuur.
De natuurlijke vegetatie hier is een eiken-beukenbos. En dat bos groeit als kool, met bomen van wel 40 m hoog. Ook onder de grond loopt het bos nog verder. Beuken en eiken houden van leembodems: die zijn hier goed gedraineerd en houden heel gemakkelijk water en nutriënten vast. Die superbodem is ook de landbouwers niet ontgaan: de bodems van de leemstreek zijn uitermate geschikt voor veeleisende akkerteelten zoals tarwe, rogge, haver of boekweit. Met oogsten tot ruim boven de 10 kilo graan per hectare behoren deze bodems tot de koplopers van de wereld! Ook bieten, aardappelen of mais laten zich gemakkelijk telen op leembodems.
De bodems van het leemplateau hebben een A horizont rijk aan organische stof, een uitspoelingslaag (E horizont), en een laag aangerijkt aan klei (textuur B horizont). We noemen deze bodems Aba bodems of Luvisols. Onder bos vertonen die bodems vaak nog relicten uit een koudere periode: de B horizont heeft witte barsten waar het ijs heeft gezeten. Daardoor werd de B horizont erg compact. We noemen die bodems Abc bodems of Retisols.
Het is natuurlijk wel niet al goud wat blinkt, want leembodems hebben ook hun uitdagingen. Zo is leem erg gevoelig voor erosie. Een goeie bodembedekking en aangepaste bodembewerking en teeltrotatie zijn dus wel nodig. Op plekken waar er Retisols te vinden zijn, zijn de beuken ook gevoelig aan windworp.
Landbouwers houden van leembodems.
De bossen van de leemstreek zijn oude bossen.
De valleirand
In het leemplateau hebben rivieren en beken diepe valleien met steile randen uitgeschuurd.De leem is er grotendeels verdwenen en de onderliggende Zanden van Brussel dagzomen. Dat is een afzetting uit de Paleogene periode, toen dit deel van het land nog door de zee bedekt was. De steile hellingen zijn ongeschikt voor akkerbouw, we zien er vooral weides. De Luvisols en Retisols zijn er ge-erodeerd tot Regosols en Cambisols (AbB).
Waar het leempakket dun is, komen substraatgronden voor. Dat zijn bodems waarbij het Paleogene zand binnen boorbereik zit, dus op minder dan 2 m diepte. De bovenste horizonten zijn er vaak zandlemig. Een voorbeeld is deze sLbc of Retisol. Waar de leem helemaal verdwenen is vinden we zandbodems: ZAg’s of Podzols. Beuken houden niet zo van zand, we vinden er dus eerder eik, berk, Grove Den, Jeneverbes of heide terug. Ook werd er veel Zwarte den en Amerikaanse eik aangeplant.
In de zandgroeve van de Pruikenmakers zijn de Zanden van Brussel goed te zien, verder op het plateau komen ook nog de zanden van Lede en St. Huibrechts-Hern voor. In het zand zijn er heel wat speciale dingen te ontdekken. Silexknollen, sporen van zeedieren en het groene mineraal glauconiet verraden de marine oorsprong van deze formatie. Lokaal komt ook klei, ijzerzandsteen en opaalzandsteen voor. Die kunnen het water opstuwen. In de valleirand en op het contact van de Zanden van Brussel met de onderliggende Klei van Kortrijk komen dus heel wat bronnen voor. Ook de bebouwing concentreert zich op de valleirand: hoog genoeg om geen natte voeten te krijgen, maar toch dicht bij het water uit de bronnen.
Waar de klei aan de oppervlakte komt, gaat het water uit de helling treden in de valleirand.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
Valleibodem
De Dijle heeft zich diep in het leemplateau ingesneden, tot wel 40 meter diep tot op de hardere Klei van Kortrijk. De sedimenten die de rivier meebracht, hebben de vallei gedeeltelijk terug opgevuld. We zien een vlakke valleibodem waar de rivier doorheen meandert.
Vlak naast de rivier vinden we de wat zandigere oeverwal terug, wat verder van de rivier vinden we de kletsnatte komgronden. We vinden het grondwater er soms tot aan het maaiveld. De natuurlijke vegetatie is alluviaal bos met Zwarte els, Es, wilg en populier. De half-natuurlijke graslandjes, rietvegetaties en ruigtes barsten van het leven. Die verzopen gronden zijn niet geschikt voor akkers en bebouwing, maar kunnen wel gebruikt worden als weide of voor de productie van gras. Ook zijn er veel visvijvers gegraven. De belangrijkste bodemtypes zijn leembodems waarin veel roestvlekken en gleyverschijnselen te zien zijn. Voorbeelden zijn Cambisols of Aep bodems, en Gleysols of Afp bodems. De natte valleibodems zijn ook een wapen tegen de klimaatverandering: de bodems kunnen enorme hoeveelheden bodemkoolstof opslaan, en kunnen water bufferen. Op een warme dag is het er soms wel 8 graden koeler dan in de stad!
We weten ineens waarom hier soorten als wilg en es staan.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
De Brabantse leemstreek
Dwarsdoorsnede doorheen de Brabantse leemstreek:
Dieper graven?
Een uitgebreidere analyse van de bodems en tertiaire afzettingen onder Heverleebos en Meerdaalwoud door Karen en Luc Vancampenhout: bodemerfgoed in Heverleebos en Meerdaalboud(PDF bestand opent in nieuw venster)
Meer wandelinformatie in Heverleebos en Meerdaalwoud: https://www.natuurenbos.be/meerdaalwoud-en-heverleebos(opent in nieuw venster)
Wist je dat? Het Zoniënwoud en zijn bodems erkend zijn als werelderfgoed? Lees er hier meer over: https://www.zonienwoud.be/over-het-zonienwoud/unesco/ (opent in nieuw venster)