Gedaan met laden. U bevindt zich op: Er was eens… héél héél héél lang geleden Ik doorgrond Vlaanderen

Er was eens… héél héél héél lang geleden

De ondergrond van Vlaanderen vertelt een fascinerend verhaal dat zich uitstrekt over miljoenen jaren, van een ver verleden tot het heden. Om dit verhaal te begrijpen, hebben geologen een speciale tijdschaal ontwikkeld. Hiermee kunnen we de lange geschiedenis van de aarde in tijdperken verdelen. We kijken naar de bodems, gesteenten en sedimenten in de grond en ordenen ze in lagen die we vervolgens koppelen aan de geologische tijdschaal. Door deze lagen te bestuderen, onthullen we stap voor stap de geschiedenis van onze planeet. 

Het ritme van planeet Aarde: de geologische tijdschaal

De geologische tijdschaal biedt een boeiende inkijk in de lange geschiedenis van onze planeet, waarbij deze wordt opgedeeld in verschillende geologische tijdperken. Beginnend bij het ontstaan van de aarde zo’n 4,54 miljard jaar geleden, verdelen we de tijd in vier hoofdblokken, de ‘eons’. De eerste drie - het Hadeaan, Archeaan en Proterozoïcum - blijven grotendeels gehuld in mysterie. Het huidige eon, het Fanerozoïcum, begon zo’n 541 miljoen jaar geleden en is onderverdeeld in drie grote era’s: het Paleozoïcum, het Mesozoïcum en het Cenozoïcum. Deze era’s worden vervolgens verder opgedeeld in periodes en tijdvakken. Het Paleogeen, Neogeen (samen het Tertiair) en Quartair zijn bijvoorbeeld de periodes van het huidige Cenozoïcum.

De oudste gesteenten in ons land dateren van zo’n 500 miljoen jaar geleden, een tijdsbestek dat voor ons maar moeilijk te bevatten is. Een interessante vergelijking is om de tijd voor te stellen als een wandeling, waarbij elke centimeter gelijk staat aan 1000 jaar. Op deze schaal vinden we de hoogtijdagen van het Romeinse Rijk al na 2 centimeter vanaf ons vertrekpunt, terwijl de opkomst van de landbouw amper op 10 centimeter plaatsvindt. Het ontstaan van de mensheid (Homo sapiens) bevindt zich op slechts 3 meter van ons startpunt, het uitsterven van de dinosaurussen zo’n 650 meter verderop. Om terug te gaan naar de oudste gesteenten in ons land moeten we nog eens 4,5 kilometer verder wandelen - een enorme afstand op het diepe tijdspad!

Een gelaagd verhaal 

Gedurende deze immense tijdsperiode zijn continenten, oceanen en gebergten ontstaan en weer verdwenen. De overblijfselen hiervan zijn te vinden in pakketten losse of vaste gesteenten die we onder het aardoppervlak terugvinden. Om deze complexe structuren te begrijpen, worden deze lagen gesteenten gegroepeerd in grotere eenheden, bekend als formaties, met namen die vaak verwijzen naar de locatie waar ze zijn ontdekt. In de Vlaamse ondergrond vinden we bijvoorbeeld de vette baksteenklei van de Formatie van Kortrijk, de zanden van de Formatie van Brussel of de ijzerhoudende zanden en ijzerzandsteen van de Formatie van Diest. Deze formaties worden verder onderverdeeld in leden.

De wetenschap die zich bezighoudt met het bestuderen van de eigenschappen en de opeenvolging van deze sedimentaire gesteenten wordt stratigrafie genoemd, wat letterlijk ‘het beschrijven van de lagen’ betekent. Stratigrafen trachten ook de ouderdom van gesteentepakketten te bepalen en ze zo in te passen in de geologische tijdschaal. Het resultaat hiervan wordt een ‘lithostratigrafische kolom’ genoemd, waarbij ‘litho’ verwijst naar ‘gesteente’ in het Grieks.

We zien in de stratigrafische tabel voor het Neogeen en Paleogeen van Vlaanderen bijvoorbeeld dat tussen 66 en 2,5 miljoen jaar geleden een afwisseling van zand en klei werd afgezet.

Een geologische kaart en dwarsprofiel van Vlaanderen waarop je deze en oudere lagen kan zien, vind je hier: Een crash van continenten

Hoe weten geologen wat er zo lang geleden gebeurd is?

De onderverdelingen van de geologische tijdschaal volgen in grote lijnen de ontwikkeling van het leven op aarde. Zo valt de overgang van het Mesozoïcum naar het Cenozoïcum samen met het uitsterven van de dinosaurussen en de opkomst van de zoogdieren. Maar hoe weten geologen hoe het leven, de continenten en het klimaat zich gedurende die tijd heeft ontwikkeld? Er waren toen nog lang geen mensen te bespeuren op aarde.

Daarvoor kijken geologen naar de eigenschappen van de gesteenten en sedimenten die ze in elke laag tegenkomen, die verraden in welk milieu ze zijn gevormd. Vanaf het Cambrium (541 miljoen jaar geleden) wordt dit leven ook erg zichtbaar in gesteenten en vinden we er fossielen in terug. Deze fossielen vertellen het verhaal van de ontwikkeling van het leven, met opkomst en ondergang van allerlei unieke levensvormen en soorten, zoals bijvoorbeeld de dinosaurussen. Andersom helpen deze fossielen ons om gesteenten in het juiste geologische tijdvak te plaatsen en zo de geologische geschiedenis van een plaats te reconstrueren, ze zijn een soort vingerafdruk van hun tijdperk.  

Wat doet een geoloog?

Geoloog Jasper legt aan Jinthe uit wat een geoloog is en hoe je in de Neogene Zanden van Diest sporen kan vinden van hoe het er tijdens die periode aan toe ging.

Hoe wisten we dan dat er hier een zee was?
Inhoud is aan het laden

Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video

Dieper graven?

Leer nog meer over hoe geologen fossielen bestuderen: Paleontologen aan het werk

Naar informatie voor leerkrachten: