Architectuur bekeken vanuit het Donutmodel - een gesprek met Griet Verbeeck
Ingenieur architect en hoogleraar Griet Verbeeck van UHasselt duidt op een heldere manier hoe zij een link legt tussen architectuur van de 21ste eeuw en het Donutmodel. Het boek van Kate Raworth, ‘Donut Economie. In zeven stappen naar een economie voor de 21e eeuw’, droeg in grote mate bij tot het vormen van een gemeenschappelijk begrip bij haar collega’s en studenten rond de duurzame noodwendigheden van de hedendaagse architectuur. Ze heeft dus al langer haar bondgenoten gevonden.
'Dat is iets wat ik nu probeer mee te geven aan studenten, dat ze niet alleen kijken naar energie-efficiëntie, maar ook naar sufficiëntie: wat is genoeg? En dat is iets wat op dit moment compleet ontbreekt in heel het beleid en in heel de discussie. En daar gaat die Donut over: wat is genoeg? Sommige mensen hebben te weinig. Maar er is een grote groep die te veel heeft, waar er overdaad is. Maar dat is een moeilijke boodschap om in vraag te stellen.'Griet Verbeeck
Architect en Professor, UHasselt
In dit gesprek getuigt Griet Verbeeck hoe ze studenten inspireert om met andere ‘lenzen’ naar architecturale uitdagingen te kijken. Zij ziet haar educatie als een kleine maar betekenisvolle stap naar meer maatschappelijke betrokkenheid van haar studenten. Op die manier laat ze hen een actieve rol opnemen in het duurzaam transitieproces.
Deze podcast sluit mooi aan bij de key note van Kate Raworth tijdens de Higher Education Summit van Copernicus Alliance op 9 december 2021.
Je luistert naar een podcast van Duurzaam Educatiepunt Hoger Onderwijs. In deze aflevering gaan we in gesprek met hoogleraar Griet Verbeeck, ingenieur architect aan de faculteit Architectuur & Kunst aan de UHasselt. Griet Verbeeck verbindt met haar studenten op een zeer betrokken en originele manier de hedendaagse bouwkundige uitdagingen met de ecologische en sociale realiteit van onze samenleving.
Griet, welkom. Je collega’s kennen je als een “een zeer bevlogen architectuurdocent met een groot hart voor duurzaamheid”. Begrijp je waarom ze dat zeggen?
Het is fijn dat collega’s mij zo noemen. Ik heb inderdaad een groot hart voor duurzaamheid. Sinds ik veertien jaar geleden voor de faculteit ben beginnen werken, heb ik inderdaad altijd geprobeerd om duurzaamheid een steeds grotere rol te doen spelen. In eerste instantie binnen mijn eigen vakken. Maar ik heb ook altijd geprobeerd collega’s mee te krijgen, ook bij andere faculteiten. Dat leidt wel tot discussie, want duurzaamheid is een term waar niet iedereen zo gelukkig mee is. Het wordt zo’n beetje een containerbegrip. Vaak kijkt men kritisch naar het woord duurzaamheid: ‘wat versta je er onder, wat wil je ermee zeggen?’ En zeker omdat ik zelf ingenieur architect ben, denkt men vaak dat ik in de hoek van de technologische oplossingen zit.
Dus er bestaan daarover kritische discussies, maar dat is uiteraard geen probleem aan de universiteit. Ik vind het wel fijn dat ik meer en meer bondgenoten vind, zowel in de eigen als in andere faculteiten en in centrale diensten om die duurzaamheid een grotere plaats te geven aan de universiteit. Dat is wel fijn om met mensen te kunnen werken waarmee je al de begindiscussie niet moet voeren en dat je voelt dat je op dezelfde golflengte zit.
Is dat een lang proces geweest, die bondgenoten te vinden?
Ja, toch wel, in het begin was dat moeilijker, toen stond men er kritischer tegenover. Maar het belang van de klimaatverandering, het grondstoffengebruik etc., die problematieken worden steeds acuter. Dus er zijn steeds meer mensen overtuigd. Om te spreken over duurzaamheid heb ik veel gehad aan het boek van Kate Raworth, over de Donuteconomie. Het beeld dat zij gebruikt is een heel holistisch beeld waarbij je de binnenkring hebt van de Donut, het sociaal fundament van de samenleving; en dan de buitenkring, het ecologische plafond, of de planetaire grenzen. Dat beeld, dat heb ik gemerkt, verandert heel sterk de gesprekken. Vroeger, nu soms nog, ging het enkel over People, Planet, Profit, de drie vendiagrammen; en dan is duurzaamheid enkel dat klein domeintje waar die drie samenkomen. Dat was een beeld dat naar mijn gevoel door mensen te vaak werd gebruikt om te ‘ontsnappen’. Dat mensen zeiden: “Ik ben met duurzaamheid bezig, maar vooral met sociale duurzaamheid”, of “Ik ben ermee bezig, maar vooral met ecologische duurzaamheid”. In plaats van holistisch te kijken, koos ieder zijn focus.
Het beeld van de Donuteconomie geeft voor mij heel duidelijk aan hoe al die drie aspecten samenhangen. Ik merk dat dit het gesprek vergemakkelijkt. Iedereen herkent het ook direct. Er is nu een stap in de discussie die je kan overslaan. Ik heb bijvoorbeeld aan de faculteit Economie iemand gevonden die ook met het concept van de Donuteconomie bezig is. Ik merk dus dat ik niet de enige ben en dat is wel fijn. We proberen een civic faculteit en universiteit te zijn. Het opnemen van die sociale verantwoordelijkheid was daarvoor al aanwezig en is belangrijk. Maar het is vooral dat doen binnen de planetaire grenzen, dat toch heel vaak een uitdaging is. Architectuur is tenslotte een domein waar gigantisch veel energie en grondstoffen verbruikt worden.
Kan je duiden waar je dan klemtonen wil leggen?
In de loop der jaren gebruik ik mijn vakken als een middel om zaken over duurzaamheid duidelijk te maken. Ik geef bijvoorbeeld het vak bouwfysica, wat je heel technisch of wetenschappelijk kan benaderen, maar waaraan ik als ondertitel heb gegeven: bouwen met en voor het klimaat. Dus voor mij gaat het er niet zozeer om aan de studenten die fysische wetmatigheden door te geven, maar eigenlijk om hen te laten zien hoe je die kennis kan gebruiken om als ontwerper een gebouw te maken dat comfortabel is én tegelijk ook rekening houdt met het klimaat én met de klimaatsverandering.
Ik heb bijvoorbeeld een opdracht voor de masteropleiding, waar ik de studenten een renovatie laat maken voor een woning die geen fossiele energie meer mag gebruiken, bestaande materialen moet gebruiken en heel duurzaam is qua watergebruik. Maar ze moeten ook heel goed kijken naar de mensen die er in leven. Het moet architecturaal en technisch goed in elkaar zitten. En dat is bijvoorbeeld een opdracht waarvan studenten mij al vaak hebben gezegd dat dit de eerste keer was dat ze al die zaken samen moeten brengen. Op die manier probeer ik, en dat is natuurlijk de vrijheid die je hebt als docent, om daarin die aspecten van duurzaamheid, zowel het sociale als het ecologische, mee te geven.
Ik heb ergens gelezen van jou, dat je zei: “Zonder beelden in je hoofd, kan je hart niets.” Kan je dat prikkelen, hoe breng je dat naar boven?
Ik weet niet of ik daar al zo goed in slaag. Het is een besef waar ik toe gekomen ben naar aanleiding van wat Kate Raworth in haar boek schrijft: over de beelden die gebruikt worden om de huidige economische ideeën voor te stellen. Ze laat zien hoe een aantal iconische beelden door iedereen gekend zijn. Bijvoorbeeld de curve van vraag en aanbod, de economische groei van het bruto binnenlands product, etc. en hoe die beelden toch sterk ons denken bepalen.
Daardoor heb ik beseft hoe dit ook bij architectuur het geval is, dat studenten heel veel beelden krijgen van iconische architectuur van de 20ste eeuw en die ook wel een beeld meegeven van wat ‘goede’ architectuur is. Maar ja, dat is heel vaak vanuit architecturale kwaliteiten en als ik dan kijk vanuit mijn interesse naar energie en grondstoffengebruik, dan denk ik: ‘Oei, dat zijn niet de beelden die studenten sensibiliseren over duurzaamheid. Wacht, je hebt een gigantische impact als architect op het grondstoffen- en energiegebruik’. Je kan dat ook doen door andere ontwerpen. Die beelden van iconische gebouwen zijn compleet van beton gemaakt, gebouwd met materiaal waar gigantisch veel CO² aan te pas komt.
Dat is iets wat ik nu probeer mee te geven aan studenten, dat ze niet alleen kijken naar energie-efficiëntie, maar ook naar sufficiëntie: wat is genoeg? En dat is iets wat op dit moment compleet ontbreekt in heel het beleid en in heel de discussie. En daar gaat die Donut over: wat is genoeg? Sommige mensen hebben te weinig. Maar er is een grote groep die te veel heeft, waar er overdaad is. Maar dat is een moeilijke boodschap om in vraag te stellen.
Je zegt: Kate Raworth stelt kritische vragen bij de vraag- en aanbodeconomie en hoe die verbonden is met al dan niet verstandig omgaan met grondstoffen en energie. Je breit daar een economisch verhaal aan vast: doe je dat uitgebreid of raak je dat kort aan en reken je dan op collega’s economie die dat dan misschien grondiger gaan uitwerken? Hoe integreer jij als docente architectuur dat economische thema?
Eigenlijk is het boek van Kate Raworth niet bedoeld voor economen. Ze kijkt eigenlijk naar verschillende aspecten: hoe wordt er naar de mens gekeken, hoe gaan we met grondstoffen om? Ik heb bijvoorbeeld dat boek vorig jaar laten lezen door een groep studenten en zij vonden het heel boeiend. En je hoeft ook geen econoom te zijn om dat boek te kunnen begrijpen. Heel positief is dat Kate Raworth zelf al heel veel inspanningen heeft gedaan, samen met veel andere mensen, om de concepten in haar boek praktisch bruikbaar te maken. En een aspect dat ik dit jaar zelf in veel vakken probeer te gebruiken is het concept van de vier lenzen om naar een project , of naar een stad, of een gebouw te kijken. Want dat is voor Kate Raworth heel belangrijk: het gaat niet zozeer over het reduceren van de negatieve impact, maar eerder van hoe kunnen we positieve impact in verschillende domeinen creëren. En die vier lenzen zijn enerzijds lokaal: hoe kan je lokaal een positieve sociale impact creëren en hoe kan je lokaal een positieve ecologische impact creëren? En dan globaal: hoe kunnen we daar sociaal en ecologisch een positieve impact creëren? Met die vier lenzen kan je eigenlijk in elk domein, in architectuur of in een bedrijf, gaan kijken en zeggen: “Ja, wacht, ik ga hier nog iets ontwerpen, ik ga daar nog iets ontwikkelen. Kan ik misschien buiten dat expliciete kleine doel dat ik in eerste instantie had, kan ik op basis van die lens misschien toch een brede positieve impact creëren?” Ik merk, en ik heb dat concept nu al verschillende keren in een workshopvorm gebruikt, dat dit bij heel veel mensen goede ideeën losmaakt. Op die manier kan het ook in architectuur gebruikt worden. Ik merk dat het boek van de Donuteconomie de studenten aan het denken zet. En je voelt, als er een debat over is, dat het wel leeft en dat ze er zich bewust van zijn.
Zie je daar een toename van betrokkenheid in vanwege de studenten?
Soms zijn er studenten die aangeven dat ze veel hebben bijgeleerd. Maar ik zou wel graag hebben dat studenten iets actiever in discussie zouden gaan. Vorig jaar bij het afstuderen heb ik expliciet aan studenten gezegd van “ja, spreek uw docenten aan en vraag zelf dat men daar meer aandacht voor heeft”. Ik probeer het nu zelf aan te bieden, en ik merk dat studenten geïnteresseerd zijn. Ik zou het fijn vinden moesten studenten op tafel kloppen en zeggen: ‘Wij moeten veel meer met die klimaatsverandering bezig zijn’. En dat mis ik nog wel een stuk. Maar dat is naar mijn aanvoelen ook niet echt een traditie aan onze universiteiten.
Werk jij dan ook in een context, binnen een onderwijsinstelling, die ook daaraan trekt? Die ook in die richting stimuleert? Zijn er voldoende collega’s die er zo over denken? En de visie van de universiteit, zit die ook op die lijn om binnen de grenzen van de Donut te blijven? Ook daar zullen misschien nog stappen moeten gezet worden.
Ik zie daar verandering in de zin dat we sinds een aantal jaren de SDGs hanteren aan de universiteit. Er is ook een stuurgroep duurzaamheid. Duurzaamheid wordt ook expliciet mee genomen in het nieuwe onderwijsbeleidsplan. Er is zeker wel wat veranderd de laatste jaren, maar nogmaals, ik denk niet dat iedereen de hoogdringendheid inziet.
Wat wil je nog graag veranderd zien om stappen vooruit te zetten in die richting? Wat heb je nodig als docent?
Ik denk dat het van twee kanten moet komen. Zowel de top, die echt voor serieuze ambities gaat, en van onderuit, van de studenten die nog meer verandering vragen en eisen van ‘komaan neem uw verantwoordelijkheid op’. Dat zijn de twee kanten die belangrijk zijn. Ik denk dat we heel gevoelig zijn als studenten daarvoor oproepen. En ik zie dat bijvoorbeeld al wel gebeuren in bepaalde universiteiten in het Verenigd Koninkrijk, waar je het Architecture Climate Action Network hebt, waar ook studentenafdelingen aan gekoppeld zijn. Ik zou graag hebben dat studenten zich verenigen en zeggen dat hier veel meer aandacht aan besteed moet worden: “Komaan universiteiten, neem uw verantwoordelijkheid!” En dan het beheer dat echt zegt: “We gaan voor energieneutraal. We wachten niet langer, we gaan er zo snel mogelijk voor”.
Maar wat kunnen we doen aan de onderwijsinstelling opdat die studenten met die kritische reflectie naar buiten kunnen komen?
We hebben, zoals andere universiteiten, een Green Office, en dat geeft mogelijkheden voor studenten om dat te doen. Ik denk niet dat er echt belemmeringen zijn. Naar mijn gevoel zijn de mogelijkheden er wel. Er is best wel een goede overlegcultuur binnen onze faculteit met studenten, ook binnen de universiteit.
Heb je zelf nog een persoonlijke boodschap die je kwijt wil? Iets van wat je zegt, dat is toch wel belangrijk om duurzaamheidseducatie een zichtbaardere plek te geven.
Je moet gaan kijken naar de verschillende rollen die je speelt, als persoon, professioneel, binnen een vriendengeroep, binnen een organisatie… En dat je je verantwoordelijkheid opneemt bij die verschillende rollen die je speelt. Toevallig heb ik vorige week nog een artikel uit Nature gelezen waar men heel duidelijk stelt dat mensen met een hoge sociaal-economische status nog meer een verschil kunnen maken door de positie die zij vaak in bepaalde organisaties opnemen. Dat komt omdat ze een veel breder netwerk hebben, door het feit dat ze ook vaak het geld hebben dat ze kunnen investeren en dat ze vaak ook gemiddeld veel meer verbruiken, etc. Je hebt eigenlijk veel rollen waar je verantwoordelijkheid kan opnemen. Dat probeer ik ook mijn studenten mee te geven, of in lezingen voor een breder publiek: welke rollen heb je? En neem daar je verantwoordelijkheid op?
Ik denk dat dit een mooie afsluiter is. Dat iedereen, vanuit zijn of haar rol, verantwoordelijkheid opneemt. En dat je voldoende creatief bent en inspiratie hebt om op die manier, wat architectuur betreft, letterlijk stenen te verleggen. Griet, welbedankt, en nog veel voldoening in je werk aan de Universiteit Hasselt.
Graag gedaan, dank u.
Je luisterde naar een gesprek met ingenieur architect en hoogleraar Griet Verbeeck van de UHasselt. Meer boeiende getuigenissen van lectoren en docenten die met duurzaamheidseducatie aan de slag gaan, vind je op de website van Duurzaam Educatiepunt Hoger Onderwijs.