Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 25004 - Kanscontract tussen feitelijke samenwonenden Vlaamse Belastingdienst

VB 25004 - Kanscontract tussen feitelijke samenwonenden

Voorafgaande beslissing
Nummer

25004

Datum beslissing

10 maart 2025

Publicatiedatum

7 april 2025

Heffing

  • Erfbelasting
  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.1. VCF
  • art. 2.7.1.0.2. VCF
  • art. 2.7.1.0.3. VCF
  • art. 2.7.1.0.5. VCF
  • art. 2.8.1.0.1. VCF
  • art. 2.8.4.1.1. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe bevestiging te verkrijgen dat het voorgelegde kanscontract tussen de heer X en mevrouw Y rechtsgeldig kwalificeert als een overeenkomst onder bezwarende titel en dat de artikelen 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1 VCF niet van toepassing zullen zijn (indien de overeenkomst ter registratie wordt aangeboden) en er derhalve geen schenkbelasting zal verschuldigd zijn, alsook dat de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5 niet van toepassing zullen zijn bij het overlijden van een van hen zodat er geen erfbelasting verschuldigd zal zijn, al dan niet in combinatie met artikel 3.17.0.0.2 VCF.

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door Meester […] en Meester […], namens:

2.1. De heer X, geboren te […] op xx.xx.1960, van Belgische nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], feitelijk samenwonende partner van mevrouw Y, wonende te […].

en

2.2. Mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1960, van Belgische nationaliteit, ingeschreven in het Belgisch rijksregister onder nummer […], feitelijk samenwonende partner van de heer X, wonende te […].

De heer X en mevrouw Y worden hierna samen ook de “aanvragers” genoemd.

3. De aanvragers zijn op heden feitelijk samenwonende partners.

4. De aanvragers hebben geen kinderen.

5. De aanvragers hebben hun fiscale woonplaats reeds meer dan vijf jaar in het Vlaamse Gewest.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

6. De heer X is de exclusieve eigenaar voor de geheelheid in volle eigendom van:

Een effectenportefeuille, ingeschreven op zijn naam, geïndividualiseerd onder het nummer […] en beheerd in open bewaargeving bij portefeuillebeheerder […] (ondernemingsnummer […]), met een waarde die op heden schommelt tussen de 785.000 euro en 790.000 euro, afhankelijk van de beurskoers.

Mevrouw Y is de exclusieve eigenaar voor de geheelheid in volle eigendom van:

Een effectenportefeuille, ingeschreven op haar naam, geïndividualiseerd onder het nummer […] en beheerd in open bewaargeving bij portefeuillebeheerder […] (ondernemingsnummer […]), met een waarde die op heden schommelt tussen de 785.000 euro en 790.000 euro, afhankelijk van de beurskoers.

(hierna samen genoemd: “de goederen”).

7. De aanvragers wensen een (niet-optioneel) kanscontract te sluiten met betrekking tot bovenvermelde roerende goederen.

8. Om de langstlevende partner te beschermen bij het overlijden van één van hen, wenst elk van de aanvragers voor zichzelf de nodige maatregelen te nemen die hem/haar in staat stellen zijn/haar levenskwaliteit en levensstandaard als langstlevende partner te garanderen.

De aanvragers kiezen bewust voor een kanscontract aangezien dit een wederzijdse overeenkomst is die hen beiden bindt en bijgevolg niet eenzijdig kan opgezegd worden. Dat partijen tussen hen een definitieve regeling tot stand wensen te brengen, blijkt eveneens uit het gegeven dat zij niet kiezen voor een optioneel kanscontract.

Dit doel kan niet bereikt worden met een testament aangezien dit een eenzijdige en herroepbare rechtshandeling betreft.

Ook een schenking is in casu niet aangewezen aangezien de aanvragers geen enkele intentie hebben om elkaar te begiftigen. Iedere aanvrager wil zichzelf beschermen voor het geval hij/zij de langstlevende partner is.

9. De ontwerptekst van het kanscontract wordt als bijlage bij deze aanvraag gevoegd (zie bijlage 1 bij de aanvraag). Het kanscontract zal via een onderhands document tot stand komen.

III. Motivering van de aanvraag

10. Principe

10.1. Een kanscontract betreft een overeenkomst ten bezwarende titel die wordt afgesloten tussen twee contractanten met betrekking tot één of meerdere goederen.

Een kanscontract heeft een wederkerig karakter. Beide contractanten zullen gezamenlijk tot een besluitvorming moeten komen teneinde hun rechten van beheer en beschikking uit te oefenen. Een wijziging, noch opzegging kan bijgevolg eenzijdig geschieden.

Als compensatie van deze beperking aan hun beheers- en beschikkingsbevoegdheid die de contracten zich vrijwillig opleggen, bekomt elk van hen onder opschortende voorwaarde het recht op het aandeel van de medecontractant in zijn/haar aanspraken op de goederen waarop het kanscontract gevestigd wordt zo deze medecontractant komt te overlijden. De uitwerking van het kanscontract is verbonden aan de onzekere gebeurtenis van het tijdstip van (voor)overlijden van een contractant. De onzekerheid van tijdstip en identiteit van de eerstoverleden contractant maakt dat beide partijen eenzelfde kans hebben op het bekomen van een vermogensbestanddeel.

De kwalificatie “kanscontract” tussen de aanvragers wordt in casu aangetoond door de gelijke inbreng, de gelijke overlevingskans, een gezamenlijk optreden in de vorm van een vervreemdingsverbod (tenzij onderling akkoord) en de afwezigheid van een einddatum.

Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 jo. 2.8.4.1.1 §2 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, uit.

10.2. De fiscale principes die gelden voor een beding van aanwas met betrekking tot onverdeelde goederen, worden op overeenkomstige wijze toegepast op een kanscontract met betrekking tot niet-onverdeelde goederen.

Het kanscontract moet volgens het standpunt nr. 17044 van VLABEL:

(1) opgenomen zijn in een authentieke akte als het beding betrekking heeft op onroerende goederen (wat in casu niet het geval is);

(2) beperkt zijn, via beschikking onder bijzondere titel; en

(3) ten bezwarende titel zijn.

In casu voldoet het kanscontract aan alle toepasselijke voorwaarden, zoals uiteengezet in het standpunt nr. 17044 van VLABEL, zodat het moet worden beschouwd als een kanscontract ten bezwarende en bijzondere titel. Dit wordt hieronder nader toegelicht.

11. Ten bijzondere titel

Het kanscontract is onder bijzondere titel aangezien het contract “niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden”.

In casu heeft het kanscontract enkel betrekking op specifiek omschreven roerende goederen (twee effectenportefeuilles (inclusief vruchten en meerwaarden) en de goederen die er ingevolge zakelijke subrogatie in de plaats van zullen komen.

12. Ten bezwarende titel

12.1. Het kanscontract betreft een contract ten bezwarende titel, wat verklaard wordt door het gegeven dat beide partijen een gelijke kans hebben om zakelijke eigendomsaanspraken op de goederen van de overleden contractant te verkrijgen. Deze gelijkheid van kansen wordt beoordeeld op het moment van het sluiten van de overeenkomst.

12.2. De kwalificatie als overeenkomst ten bezwarende titel tussen partijen wordt aangetoond door middel van de gelijke inbreng door de partijen en door middel van hun overlevingskansen. Het bezwarende karakter sluit de taxatie in de erf- of registratiebelasting op grond van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, 3°, 2.7.1.0.5, art. 2.8.1.0.1 jo. 2.8.4.1.1 VCF, al dan niet in combinatie met art. 3.17.0.0.2 VCF, uit. Wij verwijzen dienaangaande naar eerdere voorafgaande beslissingen van VLABEL.

13. Met betrekking tot artikel 4.242 e.v. BW

Een kanscontract betreft een overeenkomst ten bezwarende titel en ten bijzondere titel, onder de opschortende voorwaarde van vooroverlijden van een contractant. Het is derhalve geen verboden erfovereenkomst.

14. Toepassing in casu

Het kanscontract dat de heer X en mevrouw Y wensen te sluiten, kwalificeert als een kanscontract ten bezwarende titel. Het bezwarende karakter wordt ondersteund door de volgende feitelijke gegevens, waaruit blijkt dat de partijen een evenwichtig kanscontract voor ogen hebben en animo speculandi wensen te handelen:

  • Inzake de gelijkwaardige inbreng: zowel de effectenportefeuille van de heer X als de effectenportefeuille van mevrouw Y heeft op heden een waarde die schommelt tussen de 785.000 euro en 790.000 euro, afhankelijk van de beurskoers. Op het ogenblik van contractsluiting zal het waardeverschil tussen beide effectenportefeuilles verder worden geminimaliseerd. De aanvrager wiens portefeuille de hoogste waarde heeft, zal zijn/haar portefeuille daartoe reduceren. In ieder geval menen de aanvragers dat een waardeverschil van minder dan 1% tussen de portefeuilles de gelijkwaardigheid niet belet;
  • Een gelijke overlevingskans bij het afsluiten van de overeenkomst, wat aangetoond wordt door hun gelijke leeftijd, zijnde 64 jaar, en eenzelfde goede gezondheidstoestand, wat aangetoond wordt door twee medische attesten (bijlagen 2 en 3 bij de aanvraag);
  • Het kanscontract bevat een strikt vervreemdingsverbod. Het is de partijen niet toegestaan eenzijdig het contract stop te zetten, te wijzigen, de goederen te hypothekeren, te vervreemden etc., tenzij met onderlinge toestemming;
  • Het kanscontract wordt aangegaan voor onbepaalde duur, gelet op de doelstelling ervan. Het contract eindigt bij een feitelijke scheiding van meer dan zes maanden om een andere reden dan overmacht, gezondheidsredenen, werkgerelateerde omstandigheden of omstandigheden die niet wijzen op een duurzame beëindiging van de relatie.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

15. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad.

16. De Vlaamse Belastingdienst doet geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

17. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Artikel 2.7.1.0.1 VCF, dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 3, 4°, van de bijzondere wet van 16 januari 1989 betreffende de financiering van de gemeenschappen en de gewesten wordt het successierecht en het recht van overgang gevestigd op de goederen die overgaan ingevolge het overlijden.”;

  • Artikel 2.7.1.0.2. VCF, dat luidt als volgt:

De erfbelasting is verschuldigd ongeacht of de verkrijging gebeurt ingevolge wettelijke devolutie, uiterste wilsbeschikking of contractuele erfstelling.

Naast het geval, vermeld in het eerste lid, is de erfbelasting ook verschuldigd op een verkrijging van vruchtgebruik met toepassing van artikel 4.18 van het Burgerlijk Wetboek, tenzij de langstlevende echtgenoot of wettelijk samenwonende voor het overlijden van de schenker aan het vruchtgebruik heeft verzaakt conform het derde lid van het voormelde artikel.”;

  • Artikel 2.7.1.0.3, eerste lid, 3° VCF, dat luidt als volgt:

Worden met het oog op de heffing van het successierecht als legaten beschouwd :

1° alle schulden die uitsluitend bij uiterste wil erkend zijn;

2° alle schuldbekentenissen van sommen die voorkomen als een contract onder bezwarende titel, maar die een bevoordeling inhouden en die niet aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen zijn onderworpen;

3° alle schenkingen van roerende goederen die de erflater heeft gedaan onder de opschortende voorwaarde of termijn die vervuld wordt ingevolge het overlijden van de schenker.

Het eerste lid, 3°, is niet van toepassing bij de realisatie van een beding van terugval die de erflater heeft bedongen in het voordeel van een derde voor een vruchtgebruik dat de erflater zich heeft voorbehouden”;

  • Artikel 2.7.1.0.5 VCF dat luidt als volgt:

§ 1. De goederen waarvan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie het bewijs levert dat de erflater er kosteloos over beschikte gedurende de vijf jaar vóór zijn overlijden, worden geacht deel uit te maken van zijn nalatenschap, tenzij de bevoordeling onderworpen is aan de schenkbelasting of het registratierecht op de schenkingen onder de levenden. De erfgenamen of legatarissen hebben een verhaalsrecht ten aanzien van de begiftigde voor de successierechten die op die goederen voldaan zijn.

Als door de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie of door de erfgenamen en legatarissen bewezen wordt dat de bevoordeling toekwam aan een bepaalde persoon, wordt die als legataris van de geschonken zaak beschouwd.

Voor de toepassing van deze paragraaf wordt een bevoordeling waarvoor een vrijstelling van de schenkbelasting is toegepast, gelijkgesteld met een bevoordeling die aan de schenkbelasting of aan het registratierecht op de schenkingen onder de levenden is onderworpen.

§ 2. De termijn van vijf jaar, vermeld in paragraaf 1, wordt evenwel op zeven jaar gebracht als het gaat om aandelen en activa als vermeld in artikel 2.8.6.0.3.

De termijn van zeven jaar, vermeld in het eerste lid, wordt teruggebracht tot drie jaar als de kosteloze beschikking dagtekent van voor 1 januari 2012.”;

  • Artikel 2.8.1.0.1 VCF dat luidt als volgt:

Overeenkomstig artikel 1, artikel 19 en artikel 31 van het federale Wetboek van Registratie-, Hypotheek- en Griffierechten wordt de schenkbelasting gevestigd naar aanleiding van de registratie of de verplichting tot registratie van akten of geschriften die tot bewijs strekken van een schenking onder de levenden.”;

  • Artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF dat luidt als volgt:

Het tarief van de schenkbelasting voor de schenkingen van roerende goederen bedraagt :

1° 3% voor een verkrijging in de rechte lijn en tussen partners;

2° 7% voor een verkrijging door alle andere personen.

Dat tarief is niet van toepassing op de schenkingen onder de levenden van roerende goederen die met legaten worden gelijkgesteld met toepassing van artikel 2.7.1.0.3, 3°.”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

18. Er wordt vanuit fiscaal oogpunt aanvaard dat de betrokken goederen niet zijn onderworpen aan de schenkbelasting (maar bij onroerende goederen wel aan het verkooprecht) mits het contract beperkt is, via beschikking onder bijzondere titel, en ten bezwarende titel is.

19. Het contract is onder bijzondere titel, wanneer de overeenkomst niet de algemeenheid van de goederen betreft die de partij bij zijn overlijden zal nalaten, en evenmin een evenredig deel van de goederen die de partij zal nalaten, noch al zijn onroerende goederen, al zijn roerende goederen, of een evenredig deel van al zijn onroerende goederen of van al zijn roerende goederen bij zijn overlijden.

20. Het contract is in casu onder bijzondere titel aangezien het contract betrekking heeft op de effectenportefeuilles die specifiek in de overeenkomst worden omschreven.

21. Een effectenportefeuille wordt beschouwd als een feitelijke universaliteit. Bijgevolg aanvaardt Vlabel dat het contract m.b.t. de effectenportefeuille betrekking heeft op de effectenportefeuille in zijn geheel, zonder dat hiermee afbreuk wordt gedaan aan de vereiste dat het contract onder bijzondere titel moet zijn.

22. De Vlaamse Belastingdienst aanvaardt dat de zakelijke subrogatie speelt als die conventioneel is voorzien of die plaatsheeft uit kracht van de wet, overeenkomstig artikel 3.10 BW.

Het contract zal dus uitwerking krijgen op de effectenportefeuille zoals deze is samengesteld op het ogenblik van het overlijden van één van de partijen ongeacht de gewijzigde samenstelling hiervan ingevolge transacties van wederbelegging.

23. Het contract wordt aanzien als een kanscontract ten bezwarende titel wanneer de kansen evenwichtig zijn. Er wordt niet vereist dat de kansen gelijk zijn. Er dient wel sprake te zijn van een gelijkaardige levensverwachting van de betrokken partijen en er dient een gelijkwaardige inleg te zijn.

24. Een gelijkaardige levensverwachting kan niet enkel worden beoordeeld op basis van sterftetabellen maar kan ook worden beïnvloed door specifieke factoren zoals de gezondheidstoestand van de partijen, bepaalde activiteiten die ze uitvoeren, een overlijden dat kort volgt op het sluiten van het contract, etc...

25. De gelijkaardigheid van de levensverwachting dient aanwezig te zijn bij het afsluiten van het contract. Het is evenwel mogelijk dat pas bij de realisatie van het contract blijkt dat bij het afsluiten van het contract niet aan deze voorwaarde was voldaan.

26. Uit de gegevens vermeld in de aanvraag blijkt dat er in casu sprake is van een gelijkaardige levensverwachting. De aanvragers hebben beiden een leeftijd van 64 jaar. Zij verklaren beiden in dezelfde goede gezondheidstoestand te verkeren, wat wordt gestaafd door medische attesten.

27. De gelijkwaardigheid van inleg wordt beoordeeld bij het afsluiten van het contract, niet bij het realiseren van de opschortende voorwaarde (een goed kan in waarde stijgen of dalen).

28. Uit de gegevens vermeld in het kanscontract gevoegd bij de aanvraag blijkt dat de inleg van de aanvragers gelijkwaardig is.

29. Op basis van de elementen en feiten vermeld in de aanvraag tot voorafgaande beslissing en haar bijlagen kan worden besloten dat het in casu om een beding van aanwas gaat en er bijgevolg noch erfbelasting, noch schenkbelasting geheven zal worden in toepassing van de artikelen 2.7.1.0.1, 2.7.1.0.2, 2.7.1.0.3, eerste lid, 3°, 2.7.1.0.5, 2.8.1.0.1 en 2.8.4.1.1, §2, VCF.

30. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. Het contract maakt in casu geen fiscaal misbruik in de zin van art. 3.17.0.0.2 VCF. Bovendien liggen er ook niet-fiscale motieven aan het contract ten grondslag.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de schenk – en de erfbelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen. Deze beslissing spreekt zich bovendien niet uit over de mogelijke toepassing van niet door de aanvrager opgeworpen artikelen van de VCF.