Gedaan met laden. U bevindt zich op: VB 24029 - Schenking aandelen van een familiale vennootschap Vlaamse Belastingdienst

VB 24029 - Schenking aandelen van een familiale vennootschap

Voorafgaande beslissing
Nummer
24029
Datum beslissing
29 juli 2024
Publicatiedatum
2 september 2024

Heffing

  • Schenkbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.8.6.0.3. VCF
  • art. 3.17.0.0.2. VCF

I. Voorwerp van de aanvraag

1. De aanvraag strekt ertoe de bevestiging te krijgen dat, gelet op de argumentatie en motivering zoals hierna uiteengezet,

1.1. NV D kwalificeert als een familiale vennootschap met een reële economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2.8.6.0.3, § 2, 2°, VCF, zodat de voorgenomen schenking van de aandelen van NV D bijgevolg kan plaatsvinden onder de vrijstelling van schenkbelasting van artikel 2.8.6.0.3 VCF.

1.2. de verkoop door de Aanvrager aan NV D van zijn eigendomsaandelen in de studentenhuizen waarop geen lening meer rust, gevolgd door een schenking van de openstaande vordering aan zijn neven en nichten, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en dus geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF uitmaakt

II. Omschrijving van de verrichting(en)

II.A. Identiteit van de aanvrager en de partijen

2. De aanvraag wordt ingediend door […] namens:

De heer X, geboren te […] op xx.xx.1960, […], weduwnaar, wonende te […] (hierna ook de ‘Aanvrager’ of ‘X’ genoemd). Als bijlage 2 bij de aanvraag is een kopie van de identiteitskaart van de Aanvrager gevoegd.

X was gehuwd met mevrouw Y, geboren te […] op xx.xx.1940 en laatst wonende te […]. Mevrouw Y is overleden te […] op xx.xx.2023.

Mevrouw Y liet één zoon na, dhr. Z, geboren te […] op xx.xx.1965, rijksregisternummer […], wonende te […] (hierna “Z” genoemd). Z is dus de stiefzoon van de Aanvrager.

De Aanvrager heeft geen kinderen.

De Aanvrager heeft zijn fiscale woonplaats de voorbije 5 jaar steeds gehad in het Vlaamse Gewest, met name te […].

3. De betrokken partijen

Volgende natuurlijke personen zijn betrokken bij de verrichting:

3.1. Mevrouw A, geboren te […] op xx.xx.1990, rijksregisternummer […], wettelijk samenwonend, wonende te […] (hierna ook ‘A’ genoemd).

3.2. Mevrouw B, geboren te […] op xx.xx.1991, rijksregisternummer […], wettelijk samenwonend, wonende te […] (hierna ook ‘B’ genoemd)

3.3. De heer C, geboren te […] op xx.xx.1992, rijksregisternummer […], gehuwd, wonende te […] (hierna ook ‘C’ genoemd)

A, B en C zijn de kinderen van dhr. […] (geboren te […] op xx.xx.1963, rijksregisternummer […], wonende te […]), die de broer is van de Aanvrager. A, B en C zijn aldus de neven en nichten van de Aanvrager.

Zij worden opgenomen als betrokken partijen bij de verrichting.

4. Volgende vennootschap wordt betrokken bij de verrichting:

De naamloze vennootschap “D”, met zetel te […], ondernemingsnummer […], ingeschreven in het rechtspersonenregister te […], afdeling […] (hierna “NV D” genoemd).

NV D werd opgericht op xx.xx.1986, en de statuten werd laatst gewijzigd bij akte verleden voor notaris […] te […] xx.xx.2002.

De aandeelhouders van NV D zijn de volgende:

  • X: 750 aandelen (60%)
  • Z: 500 aandelen (40%)

De bestuurders van NV D zijn X en Z.

Als bijlage 3 bij de aanvraag is een kopie van het aandelenregister van NV D gevoegd.

Als bijlage 4 bij de aanvraag is een kopie van de interne jaarrekening per xx.xx.2022 van NV D gevoegd.

II. B. Beschrijving van de voorgenomen verrichting(en)

5. Situatieschets

X is samen met Z eigenaar van verschillende studentenhuizen te […], die in totaal 85 studentenkamers omvatten. Deze studentenhuizen werden in de periode 2000 - 2022 door X en Z samen in onverdeeldheid aangekocht. Op de meest recent aangekochte panden (de nrs. 9, 10, 11 en 12 in het overzicht hierna) rust nog een lening ten aanzien van financiële instellingen.

Tevens zijn X en Z samen onverdeeld eigenaar van een woning gelegen te […], die de privéwoning van X is.

Daarnaast is X zelf ook 100% eigenaar van enkele studentenhuizen te […]. Deze omvatten 18 studentenkamers. Daarnaast is X ook eigenaar van een perceel grond, gelegen naast zijn privéwoning.

Daarnaast zijn X en Z samen ook aandeelhouder van NV D. X bezit 60% van de aandelen, terwijl Z de overige 40% aanhoudt. NV D is tevens eigenaar van enkele studentenhuizen te […]. In totaal omvatten deze studentenhuizen een 25-tal studentenkamers.

Hierna worden de onroerende goederen weergegeven waarvan X (samen met Z) in privénaam eigenaar is, alsook deze die door NV D worden aangehouden. De vermelde verkoopwaardes zijn deels gebaseerd op schattingsverslagen den deels op een eigen inschatting van X.

Omschrijving

Adres

Eigendomsverhouding

Raming verkoopwaarde

Openstaande lening X

X

Z

X

Z

1.

Privéwoning X

[…]

50%

50%

€ 362.000

€ 362.000

2.

Grond

[…]

100%

€ 150.000

3.

Studentenhuis

[…]

100%

€ 750.000

4.

Studentenhuis

[…]

100%

€ 1.000.000

5.

Studentenhuis

[…]

50%

50%

€ 400.000

€ 400.000

6.

Studentenhuis

[…]

50%

50%

€ 560.000

€ 560.000

7.

Studentenhuis

[…]

60%

40%

€ 674.000

€ 448.000

8.

Studentenhuis

[…]

60%

40%

€ 344.400

€ 229.600

9.

Studentenhuis

[…]

50%

50%

€ 436.000

€ 436.000

€ 244.758

10.

Studentenhuis

[…]

50%

50%

€ 444.000

€ 444.000

€ 244.758

11.

Studentenhuis

[…]

50%

50%

€ 595.000

€ 595.000

€ 778.996

12.

Studentenhuis

[…]

50%

50%

€ 911.000

€ 911.000

€ 662.391

TOTAAL

€ 6.626.400

€ 4.385.600

€ 1.930.903

Omschrijving

Adres

Eigenaar

Raming verkoopwaarde

1.

Studentenhuis

[…]

NV D

€ 1.140.000

2.

Studentenhuis

[…]

NV D

€ 755.000

TOTAAL

€ 1.895.000

6. Voorgenomen verrichtingen

6.1. Overname eigendommen t.o.v. Z / centralisatie studentenhuizen in NV D

X en Z wensen over te gaan tot een minnelijke verdeling van het vermogen dat zij samen bezitten, zowel voor wat betreft de studentenhuizen die zij in privénaam aangehouden, als hun aandelen in NV D.

Daartoe zal X de aandelen die Z aanhoudt in NV D van hem overnemen, zodat X de enige aandeelhouder wordt van NV D. De overnameprijs bij deze aandelentransactie vormt nog het voorwerp van onderhandeling tussen X en Z, doch zal gebaseerd zijn op het boekhoudkundig eigen vermogen van NV D, gecorrigeerd met de latente meerwaarde op de onroerende goederen die door NV D worden aangehouden. Zodoende kan de overnameprijs voorlopig begroot worden op +/- € 465.000.

Tevens zullen X en Z uit onverdeeldheid treden met betrekking tot de woning gelegen langs de […], die de privéwoning van X is. Concreet zal X het eigendomsaandeel dat Z aanhoudt in deze woning van hem overnemen. Gelet op de door X ingeschatte verkoopwaarde van de woning, zal naar aanleiding van deze verdeling een opleg verschuldigd zijn door X aan Z van € 362.000. Deze verdeling zal aanleiding geven tot de heffing van het verdeelrecht van 2,5%.

Daarnaast zal NV D de eigendomsaandelen van Z in de verschillende studentenhuizen van hem overnemen. Het gaat name om de studentenhuizen met nr. 5 t.e.m. 12 in het overzicht hiervoor. Gelet op de door X ingeschatte verkoopwaarde van de studentenhuizen, zal NV D naar aanleiding van deze aankoop een prijs verschuldigd zijn aan Z van € 4.023.600. Deze aankoop zal aanleiding geven tot de heffing van het verkooprecht van 12%. Met het oog op deze aankoop zal NV D een externe bankfinanciering aangaan.

Z zal dus zijn aandeel in het vermogen dat hij samen met X aanhoudt aan deze laatste overdragen (deels door een aandelenoverdracht, deels door een overdracht van onroerende goederen aan NV D). X zal dan ook de verhuur en uitbating van de studentenhuizen alleen verderzetten.

Verder zal ook X zijn eigendomsaandeel in de studentenhuizen die privé worden aangehouden en waarop geen lening meer rust, verkopen aan NV D. Het gaat met name om de studentenhuizen met nr. 3 t.e.m. 8 in het overzicht hiervoor. Gelet op de door X ingeschatte verkoopwaarde van de studentenhuizen, zal NV D naar aanleiding van deze aankoop een prijs verschuldigd zijn aan X van € 3.728.400. Deze aankoop zal aanleiding geven tot de heffing van het verkooprecht van 12%.

Met het oog op de betaling van de kosten en registratierechten zal NV D een bankfinanciering aangaan. De eigenlijke verkoopprijs ten aanzien van X zal voorlopig blijven openstaan als schuld van NV D aan X. Er zal geen vaste betalingstermijn voor deze schuld worden vastgelegd.

Er wordt voor geopteerd om het eigendomsaandeel van X in de onroerende goederen waarop wel nog een lening rust (met name de nrs. 9 t.e.m. 12 in het overzicht hiervoor), in eerste instantie niet over te dragen aan NV D. Een dergelijke overdracht zou immers aanleiding geven tot een herfinanciering van de lopende leningen, wat in het huidige renteklimaat niet aangewezen is. De huidige leningen hebben allen een interessante rentevoet en een herfinanciering ervan ter hoogte van NV D zou er toe leiden dat voortaan een veel hogere rente verschuldigd is. Daarom zal X zijn eigendomsaandeel in deze studentenhuizen voorlopig verder privé aanhouden en pas overdragen aan NV D naarmate de er op rustende lening is afgelost.

Na het doorvoeren van deze verschillende stappen zal NV D +/- 110 studentenkamers in bezit hebben.

6.2. Opzetten successieplanning

Daarnaast wenst X werk te maken van een familiale planning in het voordeel van zijn neven en nichten (A, B en C), waarbij hij een belangrijk deel van zijn vermogen aan hen wenst over te dragen, weliswaar met behoud van controle, door voorbehoud van een vruchtgebruik. Het is immers uitdrukkelijk de bedoeling dat X de verhuur van de studentenhuizen verder blijft beheren.

Concreet zal X, nadat de voornoemde transacties met betrekking tot de onroerende goederen voltooid zijn,

  • De aandelen die hij aanhoudt in NV D (m.n. 100% van de aandelen) in blote eigendom schenken aan A, B en C.
  • De openstaande vordering die hij zal hebben ten aanzien van NV D ingevolge de verkoop van zijn eigendomsaandelen in de studentenhuizen (behalve deze waarop nog een lening rust) in blote eigendom schenken aan A, B en C. Deze schenking zal, gelet op de verwantschapsband tussen de schenker en de begiftigden, aanleiding geven tot de heffing van schenkbelasting a rato van 7%.

III. Motivering van de aanvraag

7. Kwalificatie familiale vennootschap / aanwezigheid reële economische activiteit

Artikel 2.8.6.0.3 VCF bepaalt:

§ 1. In afwijking van artikel 2.8.4.1.1 wordt van de schenkbelasting vrijgesteld:

(…)

2° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking onder de levenden in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, ten minste 50% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

(…)

§ 2. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 2.8.6.0.4 tot en met artikel 2.8.6.0.7 wordt verstaan onder :

(…)

2° familiale vennootschap : een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp heeft en uitoefent.

(…)

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten van ofwel de goedgekeurde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, eerste lid, ofwel de goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren die voorafgaan aan de datum van de authentieke akte van schenking, cumulatief blijkt dat :

a) de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa;

b) de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief. De begiftigde kan het tegenbewijs daarvan leveren.

Voor de toepassing van de hiervoor vermelde omschrijving moet worden begrepen onder :

a) bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, is het de waarde die opgenomen is onder de post waaruit alle kosten blijken die naar hun aard als kosten kunnen worden beschouwd voor de tewerkstelling van personeel in dienstverband;

b) terreinen en gebouwen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige balanspost van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt een soortgelijke post bedoeld die opgenomen is onder de post materiële vaste activa;

c) totaal actief : de waarde, opgenomen onder de balanspost totaal van de activa van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening;

(…)”.

Opdat de schenking van de aandelen van NV D door X aan A, B en C kan plaatsvinden met een vrijstelling van schenkbelasting, moet overeenkomstig artikel 2.8.6.0.3 VCF aan een aantal voorwaarden worden voldaan.

Vooreest is er een zgn. ‘participatievoorwaarde’ van toepassing, die inhoudt dat de vrijstelling slechts van toepassing is wanneer de schenker, samen met zijn familie, over ten minste 50% van de stemrechten in de vennootschap beschikt. Gelet op het feit dat X, na de overname van de aandelen van Z, over 100% van de aandelen en stemrechten zal beschikken, is aan deze voorwaarde duidelijk voldaan. Hier wordt dan ook niet verder op ingegaan.

Daarnaast geldt er een ‘activiteitsvoorwaarde’. Zo is de vrijstelling van schenkbelasting slechts van toepassing op aandelen van vennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambacht- of landbouwbedrijf of een vrij beroep, tot voorwerp hebben en uitoefenen.

Bovendien moet de vennootschap een ‘reële economische activiteit’ uitoefenen. Een vennootschap wordt (weerlegbaar) vermoed geen reële economische activiteit uit te oefenen wanneer uit de jaarrekening van minstens één van de drie boekjaren voorafgaand aan de schenking of het overlijden blijkt dat:

  • het bedrag van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen maximaal 1,50 % uitmaakt van de totale activa.

en

  • de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totaal actief.

Als een vennootschap op basis van voormelde criteria vermoed wordt geen reële economische activiteit uit te oefenen, dan kan de belastingplichtige hiervan het tegenbewijs leveren.

Deze activititeitsvoorwaarde heeft tot doel om (onder meer) ‘zuivere’ patrimoniumvennootschappen uit te sluiten van de vrijstellingsregeling .

In casu is NV D eigenaar van een 25-tal studentenkamers, wat na de verschillende voorgenomen vastgoedtransacties zoals hiervoor omschreven, zal oplopen tot een 110-tal studentenkamers. Er is geen ander vastgoed aanwezig in NV D.

Het beheer van deze studentenkamers vergt een uiterst professionele opvolging en aanpak. Zo dient men als eigenaar in te staan voor:

  • het onderhoud, periodieke controle en herstelling van diverse installaties zoals verwarmingssystemen, luchtbehandelingsinstallaties, liften, sanitair, waterpompen;
  • onderhoud, periodieke controle en herstelling van elektrotechnische installaties zoals de noodverlichting, verlichting in het algemeen, brandmeldinstallaties,…;
  • controle en onderhoud van blusmiddelen (en C02-/poederblussers in algemene ruimten);
  • schoonmaak van algemene ruimtes, glasbewassing, gevelreiniging en reiniging van daken en goten;
  • onderhoud en schoonmaak van fietsenstallingen;
  • aanstellen van externe aannemers voor het uitvoeren van herstellingswerken;

Verder vraagt de verhuring op administratief vlak een doorgedreven professionele aanpak. Zo moeten:

  • huurcontracten met studenten regelmatig worden hernieuwd;
  • nieuwe huurders worden gezocht;
  • potentiële huurders worden rondgeleid;
  • betalingen van huurgelden worden opgevolgd;
  • financieringen worden afgesloten en opgevolgd
  • juridische kwesties worden behandeld, in samenwerking met externe partijen

Gelet op de omvang van de verhuuractiviteiten vormt dit een voltijdse activiteit, hetgeen door X wordt uitgevoerd.

Bij de verhuur van studentenkamers moet bovendien voldaan worden aan specifieke regelgeving, onder meer wat betreft de renovatie van gebouwen, zodat aan de hedendaagse kwaliteitseisen wordt voldaan. Zo werd recent beroep gedaan op een externe partij (Huizendokter), die voor elk studentenhuis afzonderlijk een gedetailleerde analyse heeft gemaakt van de (renovatie)noden en de investeringen die er tegenover staat.

Ook voor de financiering van de projecten wordt beroep gedaan op externe partijen. Zo zal NV D de eigendomsaandelen van Z overnemen en dit integraal financieren met een lening bij een financiële instelling. Voor wat betreft de aankoop van de eigendomsaandelen van X worden enkel de kosten en verschuldigde registratierechten beleend, terwijl de eigenlijke aankoopprijs blijft openstaan als schuld. Dit is echter louter omdat het afsluiten van een bijkomende financiering op korte termijn een te zware financiële last zou leggen op NV D.

Bij het aanhouden en verhuren van studentenkamers moet ook rekening worden gehouden met sterke aanwezige concurrentie. In een studentenstad als […] is er enerzijds een grote vraag naar studentenkamers, maar is er anderzijds ook een groot aanbod. Het is als eigenaar/verhuurder belangrijk om zich in deze markt te positioneren als aantrekkelijke partij, rekening houdend met de huurprijzen, het aankopen van studentenhuizen op strategische locaties (dicht bij campussen van universiteiten en hogescholen),… Ook dit aspect vergt een strikt professionele aanpak.

Gelet op voorgaande elementen (de omvang van de verhuuractiviteit, de bijkomende diensten die worden geleverd, de concurrentiële omgeving, de professionele structuur en aanpak, de financieringswijze, het inschakelen van externe adviseurs en dienstverleners) is er duidelijk sprake van een professionele activiteit, die op duurzame wijze het louter passief beheer van een onroerend patrimonium overstijgt.

Het Hof van Beroep te Gent heeft in een aan haar voorgelegde casus geoordeeld dat dergelijke elementen kunnen wijzen op de aanwezigheid van een reële economische activiteit, die het louter een passief beheer overtreft.

Ook in de Voorafgaande beslissing nr. 23037 dd. 21 augustus 2023 werden verschillende van deze elementen aangehaald bij de beoordeling van de al dan niet aanwezigheid van een economische activiteit.

Tevens moet worden aangehaald dat met ingang van 1 november 2018 het ondernemingsrecht grondig werd hervormd, waarbij in het Wetboek van economisch recht een nieuw algemeen (ruim) ondernemingsbegrip geïntroduceerd. Sindsdien wordt elk van volgende organisaties als een onderneming beschouwd :

  • iedere natuurlijke persoon die zelfstandig een beroepsactiviteit uitoefent;
  • iedere rechtspersoon;
  • iedere andere organisatie zonder rechtspersoonlijkheid.

Behoudens enkele specifieke uitzonderingen kwalificeert dus elke rechtspersoon in beginsel als een onderneming. Er wordt geen onderscheid (meer) gemaakt tussen vennootschappen die louter onroerende goederen verhuren en vennootschappen die onroerende goederen kopen om deze vervolgens weder te verkopen.

Dit element werd ook aangehaald in verschillende Voorafgaande Beslissingen, waarin beslist werd dat vastgoedactiviteiten wel degelijk beschouwd kunnen worden als een handelsactiviteit, wanneer het gaat om een professionele exploitatie van vastgoed, via bedrijfseconomische methodes. Daarbij werd door de Vlaamse Belastingdienst aangehaald:

"In het licht van het nieuw ondernemingsrecht en het Wetboek van economisch recht kan niet worden ontkend dat vastgoedactiviteiten (inclusief verhuur) in bepaalde gevallen als economische activiteit kunnen worden beschouwd (functioneel ondernemingsbegrip)."

De handelsactiviteit van een familiale vennootschap moet daarnaast ook een reële economische activiteit vormen, wat betekent dat men een daadwerkelijke economische exploitatie moet bewijzen. Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden immers uitgesloten van het gunstregime. De decreetgever heeft daartoe een weerlegbaar vermoeden ingevoerd om te beoordelen of de activiteit van een vennootschap een reële economische activiteit is.

Op basis van de hoger aangehaalde boekhoudkundige parameters wordt NV D vermoed geen reële economische activiteit uit te oefenen. De boekwaarde van de terreinen en gebouwen maakt immers meer dan 50 % uit van het totaal actief (wat na de voorgenomen onroerend goed transacties nog steeds het geval zal zijn) en het bedrag van de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen bedraagt minder dan 1,50 % van het totaal actief (er zijn immers geen personeelsleden in dienst, vermits alle aangehaalde taken door X als bedrijfsleider worden uitgevoerd).

Van dit vermoeden van afwezigheid van een reële economische kan de belastingplichtige echter het tegenbewijs leveren.

Uit de reeds aangehaalde Voorafgaande Beslissingen , en het arrest van het Hof van Beroep te Gent van 21 juni 2022 blijkt dat de exploitatie van vastgoed (inclusief verhuur) wel degelijk een reële economische activiteit kan uitmaken, waardoor het wettelijk vermoeden kan worden weerlegd. Het hof oordeelde immers:

"Waar de decreetgever geen enkele nadere bepaling voorziet voor het begrip 'een reële economische activiteit ' moet dat begrip in zijn gewone betekenis worden opgevat en uitgelegd. Het hof wijst er nu reeds op dat er geen enkele reden is om vastgoedactiviteiten in principe uit te sluiten van het begrip 'reële economische activiteit'.".

"Met 'nijverheids-, handels-, ambachts-, of landbouwbedrijven' worden bedoeld, ondernemingen die een economische activiteit uitoefenen, zonder uitsluiting van de ondernemingen die vastgoedactiviteiten ontwikkelen, behalve wanneer zij enkel tot doel hebben de eenvoudige verkrijging en het in bezit houden van vastgoed.".

"Aldus, indien de vastgoedactiviteiten een reële economische activiteit uitmaken, in de zin dat ze op duurzame wijze een maatschappelijke meerwaarde genereren en het louter passief beheer van onroerend goed overstijgen, maken deze vastgoedactiviteiten een reële economische activiteit uit, zoals vereist door de decreetgever.".

Dat er geen personeel tewerkgesteld wordt, belet evenmin dat het tegenbewijs wordt geleverd, aldus het Hof.

Ook in de Voorafgaande beslissing nr. 22045 dd. 19 december 2022 werd deze visie intussen bevestigd. Daarin wordt uitdrukkelijk aan dat de verhuur van onroerende goederen in uitzonderlijke gevallen een reële economische activiteit kan uitmaken, onder meer “als het vastgoedactiviteiten betreft die voor de vennootschap op duurzame wijze een maatschappelijke meerwaarde genereren en het louter passief beheer van onroerend goed overstijgen”.

8. Afwezigheid van fiscaal misbruik

Artikel 3.17.0.0.2 VCF bepaalt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt:

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheng overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

De schenking van onroerende goederen is onderworpen aan de schenkbelasting, overeenkomstig de tarieven zoals opgenomen in artikel 2.8.4.1.1, §1 VCF. Gelet op de verwantschapsband tussen de schenker en de begiftigden zijn de progressieve tarieven zoals opgenomen in tabel II van voornoemd artikel van toepassing, die gaan van 10% en oplopen tot 40%.

In casu zal X zijn eigendomsaandelen in bepaalde studentenhuizen (met name deze waarop geen lening meer rust) verkopen aan NV D, waarna hij de openstaande vordering die als gevolg van deze verkoop ontstaat, in blote eigendom zal schenken aan A, B en C. Dit betreft een schenking van roerende goederen, die onderworpen is aan de schenkbelasting overeenkomstig te tarieven zoals opgenomen in artikel 2.8.4.1.1, §2, VCF. Gelet op de verwantschapsband tussen de schenker en de begiftigden is hierop een vlak tarief van 7% van toepassing.

Het hof van beroep Gent heeft in haar arrest van 1 december 2020 (2018/AR/1269) benadrukt dat het in het kader van de toepassing van de algemene antimisbruikbepaling aan de Vlaamse belastingdienst toekomt om aan te tonen dat een welbepaalde verrichting ingaat tegen de doelstelling van een fiscale bepaling.

In casu wordt door het hanteren van voornoemde werkwijze niet ingegaan tegen de doelstelling van artikel 2.7.4.1.1, §1, VCF.

8.1. Voorwerp van de schenking betreft geen onroerend goed

De Aanvrager zal ingevolge de verkoop van zijn eigendomsaandelen in de studentenhuizen aan NV D (behalve deze waarop nog een lening rust) over een vordering op NV D beschikken.

Het is deze vordering die het voorwerp uitmaakt van de schenking aan de begiftigde, en niet de onroerende goederen die aan NV D worden overgedragen.

De onroerende goederen kunnen nooit het voorwerp van de schenking zijn aangezien deze rechtstreeks in eigendom overgaan van de Aanvrager naar NV D en eigendom van deze laatste zullen blijven.

De onroerende goederen zijn alleen het voorwerp van de verkoop tussen de Aanvrager en NV D en niet het voorwerp van de schenking aan de begiftigden, wat ook niet zou kunnen gelet op de definitieve eigendomsoverdracht in het voordeel van NV D.

8.2. Financieel niet haalbaar om de studentenkamers privé te centraliseren

Gelet op de waarde van de verschillende panden is het voor de Aanvrager financieel niet haalbaar om de eigendomsaandelen van Z in de studentenhuizen in privénaam over te nemen (en dus voor elk pand uit onverdeeldheid te treden).

X zal immers reeds in privénaam de aandelen die Z aanhoudt in NV D van hem overnemen, zodat hij de enige aandeelhouder wordt van NV D. De overnameprijs bij deze aandelentransactie (+/- € 465.000) zal hij privé moeten financieren.

Bovendien zullen X en Z uit onverdeeldheid treden met betrekking tot de woning gelegen langs de […], die de privéwoning van X is. Hierbij zal X het eigendomsaandeel van Z van hem overnemen. Hierbij wordt een opleg vooropgesteld van +/- € 362.000.

Gelet op deze voorgenomen transacties en de waarde van de verschillende studentenhuizen is het onhaalbaar voor X om nog een bijkomende financiering af te sluiten in privénaam om de eigendomsaandelen van Z in de studentenhuizen van hem over te nemen.

Bovendien zou, mocht een dergelijke aankoop in privénaam al haalbaar zijn - quod non – en gevolgd worden door een schenking van de blote eigendom ervan aan A, B en C, aanleiding geven tot een versnipperde eigendomsverhouding, wat een efficiënt investeringsbeleid in de weg staat, zoals hierna ook uiteengezet.

8.3. Versnipperde eigendom tegengaan / centralisatie beheer / creatie investeringsklimaat

Mocht X zijn eigendomsaandelen in de verschillende studentenhuizen in blote eigendom schenken aan A, B en C, terwijl NV D de eigendomsaandelen van Z overneemt, zou er een versnipperde eigendomsverhouding met betrekking tot de verschillende panden ontstaan. Meer bepaald zou NV D dan van de meest panden voor 50% volle eigenaar zijn, terwijl de andere helft toebehoort aan A, B en C (in blote eigendom) en X (in vruchtgebruik).

Een dergelijke eigendomsverhouding bemoeilijkt het beheer van de studentenhuizen, in het bijzonder wat betreft de investeringen die zich aan verschillende panden aandienen.

Over het doorvoeren van bepaalde werken/investeringen zou er immers steeds overleg nodig zijn tussen enerzijds A, B en C (als blote eigenaars) en anderzijds X (als vruchtgebruiker en bestuurder van NV D). Bovendien zouden bepaalde werken (deels) ten laste zijn van de blote eigenaars, terwijl andere dan weer door de vruchtgebruiker moeten gedragen worden.

Het is duidelijk dat een dergelijke eigendomsverhouding een doorgedreven professionele aanpak en een efficiënte investeringspolitiek in de weg staat. Zo kan één partij een investering tegenhouden, terwijl die mogelijks wel noodzakelijk is in het licht van de verdere professionalisering van de activiteiten. Dergelijke remmende factoren moeten dan ook worden vermeden.

Het is dan ook wenselijk om de eigendom en het beheer van de studentenkamers te centraliseren in NV D, die fungeert als centrale investeringsvennootschap van waaruit de activiteiten worden georganiseerd. Door de voorgenomen verrichtingen wordt het vermogen weliswaar aan A, B en C overgedragen (via een schenking van de aandelen en de vordering in blote eigendom), maar blijft het beheer van de gebouwen integraal bij X (enerzijds als (enig) bestuurder van NV D en anderzijds als mede-eigenaar (voor wat de eigendomsaandelen die hij vooralsnog niet overdraagt (gelet op de lening)).

Ook beslissingen met betrekking tot de eventuele verkoop van een pand of de aankoop van een bijkomende pand wordt dan door X alleen beslist, zonder inmenging van A, B en C, hetgeen uitdrukkelijk de bedoeling is.

Ook wanneer op langere termijn de aandelen van NV D zouden overgaan naar de kinderen van A, B en C (via erfenis of schenking) blijft het belangrijk om de studentenhuizen te blijven centraliseren in NV D, om op die manier een centraal beheer te organiseren, los van de aandeelhouderschap. Zodoende worden de familiebelangen en vennootschapsbelangen van elkaar afgescheiden.

8.4. Waarborg bij externe financiering

Het centraliseren van de studentenhuizen binnen NV D zal tevens zorgen voor een hogere waarborgcapaciteit naar externe financiers toe. De ervaring leert immers dat financiële instellingen minder vlug geneigd zijn aanzienlijke kredieten toe te staan voor de uitbreiding van een onroerend vermogen, wanneer de eigendom hiervan versnipperd is tussen een vennootschap en eigenaars-natuurlijk persoon. Dit is een belangrijk element, vermits NV D de eigendomsaandelen van Z in de studentenhuizen zal aankopen en dit integraal zal belenen.

8.5. Betaling van registratiebelasting

Bij de voorgenomen opeenvolgende handelingen wordt wel degelijk registratiebelasting betaald:

  • Bij de verkoop van de eigendomsaandelen door X aan NV D wordt het verkooprecht van 12% geheven;
  • Bij de daaropvolgende schenking van de vordering op NV D door X aan de begiftigden wordt 7% schenkbelasting geheven.

Aldus wordt er in totaal een registratiebelasting van 19% geheven om dit deel van het vermogen over te dragen aan de begiftigden. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen registratiebelasting wordt ontweken, hetgeen in de Voorafgaande Beslissing nr. 23018 dd. 19 juni 2023 uitdrukkelijk wordt aangehaald:

Het besluitvormingsorgaan komt tot de vaststelling dat in dit dossier geen sprake is van fiscaal misbruik gelet op:

  • (…);
  • er geen registratiebelasting wordt ontweken; in casu zal de schenkbelasting op de schenking van roerende goederen worden geheven tenzij er toepassing gemaakt wordt van art. 2.8.6.0.3, §1, 2°, VCF.

8.6. Onderwerping aan ondernemingsrisico

In verschillende voorafgaande beslissingen die handelen over vergelijkbare situaties wordt aangehaald dat moet worden nagegaan of het daadwerkelijk de bedoeling is om het ingebrachte onroerend vermogen te onderwerpen aan het ondernemingsrisico (affectio societatis).

Dit is in casu duidelijk het geval. Zoals hiervoor uitvoerig toegelicht vormt de verhuur van de studentenkamers een economische activiteit, die het louter passief beheer van een onroerend vermogen op duurzame wijze overstijgt, een professionele aanpak vereist, en die door de overdracht aan het ondernemingsrisico wordt onderworpen.

8.7. Geen veinzing

De voorgenomen verkoop door de Aanvrager van zijn eigendomsaandelen in de studentenhuizen (behalve deze waarop nog een lening rust) aan NV D, gevolgd door een schenking van de openstaande vordering op NV D aan A, B en C kan evenmin als veinzing worden gekwalificeerd.

In een casus die werd voorgelegd aan de rechtbank van eerste aanleg te Gent op 17 juni 2020 kan het feitenrelaas als volgt worden samengevat:

  • Een natuurlijk persoon verkoopt een onroerend goed aan haar zus en haar echtgenoot, met heffing van het verkooprecht;
  • Er wordt betalingsuitstel bedongen tot het moment van het overlijden van de koper(s);
  • Onmiddellijk daarna wordt de vordering op de kopers geschonken aan de kinderen van de kopers, met heffing van schenkbelasting a rato van 7%.

De rechtbank oordeelde dat er geen sprake is van veinzing. De partijen in de verkoopovereenkomst zijn immers niet dezelfde de begiftigden van de roerende schenking van de schuldvordering. Het komt de rechtbank voor dat de verschillende handelingen, met name de verkoop van de onroerende goederen, gevolgd door de schenking aan de begiftigden, kaderen in de betrachting van de betrokkene om het behoud van de onroerend goed in de familie te verzekeren en anderzijds de volgende generatie te begunstigen. Aldus beantwoorden de gestelde rechtshandelingen aan de werkelijke wil van de betrokkene.

Deze redenering kan worden doorgetrokken in voorliggende casus. De partijen bij de verkoopovereenkomst (de Aanvrager en NV D) zijn immers niet dezelfde als deze bij de daaropvolgende schenking (de Aanvrager enerzijds en A, B en C anderzijds), waardoor er geen sprake kan zijn van veinzing.

Bovendien kaderen de voorgenomen handelingen in de betrachting van de Aanvrager om enerzijds de activiteiten inzake de verhuur en het beheer van de studentenkamers te centraliseren en verder te professionaliseren, en anderzijds zijn neven en nichten te begunstigen.

In het verleden werden reeds diverse voorafgaande beslissingen gepubliceerd waarin de Vlaamse Belastingdienst zich over de toepassing van 2.8.4.1.1, §1 VCF op grond van de algemene antimisbruikbepaling uitspreekt. We verwijzen onder meer naar voorafgaande beslissingen nummers 23040, 23018 19060 en 19051. Hoewel deze Voorafgaande Beslissingen handelen over de inbreng van een onroerend goed in een vennootschap, gevolgd door een schenking van de in ruil verkregen aandelen, hebben zij betrekking op een vergelijkbare situatie.

Artikel 2.8.4.1.1, §1 VCF in samenlezing met artikel 3.17.0.0.2 VCF kan, zoals hiervoor uiteengezet, dan ook niet worden toegepast op de voorgenomen verrichtingen.

9. BESLUIT

We zijn ervan overtuigd dat u het met ons eens zal zijn over het feit dat:

  • NV D kwalificeert als een familiale vennootschap met een reële economische activiteit, zoals bedoeld in artikel 2.8.6.0.3, § 2, 2°, VCF, zodat de voorgenomen schenking van de aandelen van NV D bijgevolg kan plaatsvinden onder de vrijstelling van schenkbelasting van artikel 2.8.6.0.3 VCF.
  • De verkoop door de Aanvrager aan NV D van zijn eigendomsaandelen in de studentenhuizen waarop geen lening meer rust, gevolgd door een schenking van de openstaande vordering aan zijn neven en nichten, ingegeven is door andere dan fiscale motieven en dus geen fiscaal misbruik in de zin van artikel 3.17.0.0.2 VCF uitmaakt.

IV. Beslissing

Gelet op artikel 3.22.0.0.1 VCF komt het besluitvormingsorgaan tot de volgende voorafgaande beslissing:

10. Onder voorafgaande beslissing wordt verstaan de juridische handeling waarbij de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie overeenkomstig de bepalingen die van kracht zijn, vaststelt hoe de bepaling van de VCF wordt toegepast op een bijzondere situatie of verrichting, die op fiscaal vlak nog geen uitwerking heeft gehad. De Vlaamse Belastingdienst doet bijgevolg geen uitspraak over de rechtsgeldigheid van overeenkomsten op burgerlijk vlak.

11. Volgende artikelen uit de VCF worden onderzocht:

  • Art. 2.8.6.0.3 VCF, dat luidt:

Ҥ 1. In afwijking van artikel 2.8.4.1.1 wordt van de schenkbelasting vrijgesteld :

1° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van de activa die door de schenker of zijn partner beroepsmatig zijn geïnvesteerd in een familiale onderneming. Die vrijstelling is niet van toepassing op de overdrachten van onroerende goederen die hoofdzakelijk tot bewoning worden aangewend of zijn bestemd;

2° de schenking van de volle eigendom, de blote eigendom of het vruchtgebruik van aandelen van een familiale vennootschap met zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, op voorwaarde dat de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking onder de levenden in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, ten minste 50% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

In afwijking van het eerste lid vertegenwoordigen de aandelen van de vennootschap die op het ogenblik van de schenking in volle eigendom toebehoren aan de schenker en zijn familie, minstens 30% van de stemrechten in die vennootschap, als hij en zijn familie aan een van de volgende voorwaarden voldoen:

1° samen met één andere aandeelhouder en zijn familie volle eigenaar zijn van de aandelen van de vennootschap die minstens 70% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen;

2° samen met twee andere aandeelhouders en hun familie volle eigenaar zijn van de aandelen van de vennootschap die minstens 90% van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

Voor de toepassing van het tweede lid komen de aandelen die toebehoren aan rechtspersonen, niet in aanmerking om te worden samengeteld met de aandelen die toebehoren aan de schenker.

§ 2. Voor de toepassing van dit artikel en artikel 2.8.6.0.4 tot en met artikel 2.8.6.0.7 wordt verstaan onder:

2° familiale vennootschap : een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp heeft en uitoefent.

Als de vennootschap aan het voorgaande niet beantwoordt, maar aandelen houdt die minstens 30 % van de stemrechten van één directe dochtervennootschap vertegenwoordigen die aan die voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, wordt ze ook beschouwd als een familiale vennootschap.

Vennootschappen die geen reële economische activiteit hebben, worden uitgesloten van de vrijstelling, vermeld in paragraaf 1. Een vennootschap wordt geacht geen reële economische activiteit te hebben als uit de balansposten van ofwel de goedgekeurde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, eerste lid, ofwel de goedgekeurde geconsolideerde jaarrekening in geval van een vennootschap als vermeld in paragraaf 2, punt 2°, tweede lid, van minstens een van de drie boekjaren die voorafgaan aan de datum van de authentieke akte van schenking, cumulatief blijkt dat:

a) de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen een percentage uitmaken dat gelijk is aan of lager is dan 1,50 % van de totale activa;

b) de terreinen en gebouwen meer dan 50 % uitmaken van het totale actief. De begiftigde kan het tegenbewijs daarvan leveren.

Voor de toepassing van de hiervoor vermelde omschrijving moet worden begrepen onder:

a) bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige post van de resultatenrekening van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, is het de waarde die opgenomen is onder de post waaruit alle kosten blijken die naar hun aard als kosten kunnen worden beschouwd voor de tewerkstelling van personeel in dienstverband;

b) terreinen en gebouwen : de waarde, opgenomen onder de gelijknamige balanspost van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Als een vennootschap geen jaarrekening volgens het standaardmodel naar Belgisch recht hoeft neer te leggen, wordt een soortgelijke post bedoeld die opgenomen is onder de post materiële vaste activa;

c) totaal actief : de waarde, opgenomen onder de balanspost totaal van de activa van de jaarrekening of onder een soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening;

3° aandelen :

a) naargelang het geval:

1) als de familiale vennootschap een naamloze vennootschap, een Europese vennootschap of een Europese coöperatieve vennootschap is, dan wel een vennootschap met een andere rechtsvorm waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat haar beheerst, voorziet in een vergelijkbaar begrip: elk deelbewijs met stemrecht dat een deel van het kapitaal vertegenwoordigt;

2) als de familiale vennootschap een vennootschapsvorm heeft waarvoor het Belgische of buitenlandse recht dat de vennootschap beheerst, niet voorziet in het begrip kapitaal of een vergelijkbaar begrip: elk deelbewijs met stemrecht dat is uitgereikt als tegenprestatie voor een inbreng of naar aanleiding van de incorporatie van onbeschikbare reserves;

b) de certificaten van aandelen, uitgereikt door rechtspersonen met een zetel in een van de staten van de Europese Economische Ruimte, ter vertegenwoordiging van aandelen van familiale vennootschappen die aan de gestelde voorwaarden voldoen en waarvan de rechtspersoon de verplichting heeft om de dividenden en andere vermogensvoordelen onmiddellijk en uiterlijk binnen een maand door te storten aan de certificaathouder;

4° familie van de schenker of de aandeelhouder als vermeld in paragraaf 1, eerste lid, 2° :

a) de partner van de schenker of aandeelhouder, waarbij het begrip partner voor de aandeelhouder op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;

b) de verwanten in rechte lijn van de schenker of aandeelhouder, alsook hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;

c) de zijverwanten van de schenker of aandeelhouder tot en met de tweede graad en hun partners, waarbij het begrip partner op een gelijkaardige wijze moet worden geïnterpreteerd als dat het geval is voor de schenker;

d) de kinderen van broers en zussen van de schenker of aandeelhouder.

§ 3. Als een vennootschap met toepassing van paragraaf 2, 2°, tweede lid, als een familiale vennootschap wordt beschouwd, wordt de vrijstelling beperkt tot de waarden van de aandelen van de vennootschap in de dochtervennootschappen die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot voorwerp hebben en die hun zetel van werkelijke leiding in een van de staten van de Europese Economische Ruimte hebben.”;

  • Artikel 3.17.0.0.2 VCF, dat luidt als volgt:

Aan de bevoegde entiteit van de Vlaamse administratie kan niet worden tegengeworpen, de rechtshandeling noch het geheel van rechtshandelingen dat een zelfde verrichting tot stand brengt, wanneer die entiteit door vermoedens of door andere bewijsmiddelen, vermeld in artikel 3.17.0.0.1, en aan de hand van objectieve omstandigheden aantoont dat er sprake is van fiscaal misbruik.

Er is sprake van fiscaal misbruik wanneer de belastingplichtige door middel van de door hem gestelde rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen één van de volgende verrichtingen tot stand brengt :

1° hetzij een verrichting waarbij hij zichzelf in strijd met de doelstellingen van een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten buiten het toepassingsgebied van die bepaling plaatst;

2° hetzij een verrichting waarbij aanspraak wordt gemaakt op een belastingvoordeel, voorzien door een bepaling van deze codex of de ter uitvoering daarvan genomen besluiten, en de toekenning van dit voordeel in strijd zou zijn met de doelstellingen van die bepaling en die in wezen het verkrijgen van dit voordeel tot doel heeft.

Het komt aan de belastingplichtige toe te bewijzen dat de keuze voor zijn rechtshandeling of het geheel van rechtshandelingen door andere motieven verantwoord is dan het ontwijken van de belasting. Als de belastingplichtige het tegenbewijs niet levert, dan wordt de verrichting aan een belastingheffing overeenkomstig het doel van deze codex onderworpen alsof het misbruik niet heeft plaatsgevonden.”.

12. Om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting moet aan de volgende voorwaarden voldaan zijn:

  • er moet voldaan zijn aan de participatievoorwaarde zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, § 1, 2°, VCF;
  • de vennootschap moet de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel hebben en uitoefenen, dan wel minstens 30 % van de aandelen houden van minstens één directe dochtervennootschap die aan deze voorwaarde beantwoordt en die haar zetel van werkelijke leiding heeft in een van de lidstaten van de Europese Economische Ruimte zoals bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, eerste en tweede lid, VCF
  • de vennootschap moet een reële economische activiteit hebben als bepaald in artikel 2.8.6.0.3, §2, 1°, derde lid, VCF

Deze voorwaarden moeten cumulatief vervuld zijn om in aanmerking te komen voor de vrijstelling van de schenkbelasting.

12.1. Participatievoorwaarde:

Opdat de aandelen van een vennootschap onder de gunstmaatregel kunnen worden overgedragen, is het essentieel dat de vennootschap een familiaal karakter heeft. Een vennootschap heeft een dergelijk familiaal karakter, wanneer de schenker aandelen in volle eigendom bezit die ten minste 50 % van de stemrechten in die vennootschap vertegenwoordigen.

Uit de aanvraag blijkt dat de aanvrager op het ogenblik van de schenking 100% van de aandelen van de NV D zal bezitten.

13.2. Activiteitsvoorwaarde en reële economische activiteit.

13.2.1. Een familiale vennootschap is een vennootschap die de uitoefening van een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of van een vrij beroep tot doel heeft en deze ook effectief uitoefent.

Een vennootschap heeft een nijverheids-, handels-, ambachts- of landbouwactiviteit, of oefent een vrij beroep uit, wanneer in eerste instantie uit de statuten van de vennootschap een dergelijk doel blijkt. Bovendien moet de economische activiteit ook effectief worden uitgeoefend zodat een louter passief optreden niet volstaat. Zo zal het louter beheer van roerende of onroerende goederen of het verkrijgen en aanhouden van aandelen of deelbewijzen niet aanvaard worden als een voormelde activiteit.

Het is niet voldoende dat enkel het maatschappelijk doel in de statuten een dergelijke activiteit bevat. De vennootschap moet de activiteit ook werkelijk uitoefenen, hetgeen zal dienen aangetoond te worden. Dit kan met alle middelen van recht, met uitzondering van de eed. Veelal zal uit de jaarrekening kunnen afgeleid worden of de vennootschap een dergelijke activiteit uitoefent (o.a. uit de posten 34, 40, 44, 60, 62 en 70 van de jaarrekening). Indien dit niet zo is, zullen bijkomende stukken dienen bijgebracht te worden (vb. facturen, cliëntenlisting, gegevens in de KBO...).

Aangezien het gaat over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen kan over de kwalificatie van de NV D als familiale vennootschappen geen voorafgaande beslissing worden genomen (art. 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, c)).

13.2.2. De vennootschappen dewelke een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit hebben of een vrij beroep uitoefenen, kunnen volgens de VCF beschouwd worden als familiale vennootschappen. Familiale vennootschappen die echter geen reële economische activiteit hebben, zijnde de vennootschappen die cumulatief voldoen aan de twee in de VCF vermelde parameters, worden alsnog van het toepassingsgebied uitgesloten, ondanks het feit dat zij in eerste instantie wel een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit of een vrij beroep uitoefenden en er tevens voldaan was aan de participatievoorwaarde.

De parameters zullen gecontroleerd worden aan de hand van de jaarrekening van de vennootschap indien het een vennootschap betreft die gelegen is binnen de EER en zelf een nijverheids-, handels-, ambachts-, landbouwactiviteit heeft of een vrij beroep uitoefent.

In de eerste parameter worden de bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen is de post 62 van de resultatenrekening van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. De post bezoldigingen, sociale lasten en pensioenen omvat enkel de kosten verbonden aan de natuurlijke personen die ingeschreven zijn in het personeelsregister of zijn ingeschreven als tijdelijk personeel (interimpersoneel, seizoenarbeiders). Er wordt derhalve geen rekening gehouden met uitkeringen en vergoedingen van bestuurders, zaakvoerders en werkende vennoten toegekend buiten enige arbeidsovereenkomst of personeelskosten die onder de post 61 werden geboekt.

In de tweede parameter worden de terreinen en gebouwen vergeleken met het totaal actief van de vennootschap. Onder “terreinen en gebouwen” wordt de waarde bedoeld die opgenomen is onder post 22, post 26 of soortgelijke post van de jaarrekening of van de geconsolideerde jaarrekening. Het betreft dus de terreinen en gebouwen geboekt als materiële vaste activa, ongeacht de post op de jaarrekening waar ze worden geboekt.

Er wordt rekening gehouden met de boekwaarde van deze terreinen en gebouwen, hetgeen logisch is gelet op het feit dat bij de totale activa ook rekening gehouden wordt met de boekwaarde.

Ook voor het totaal actief wordt gekeken naar de (geconsolideerde) jaarrekening, meer bepaald naar de waarde, opgenomen onder balanspost 20/58.

Bovenstaande geciteerde balansposten zijn maar van toepassing voor zover het standaardmodel van de Belgische jaarrekening wordt gevolgd. Indien dit niet het geval is, wordt de waarde bedoeld die vermeld is onder gelijkaardige balansposten. Concreet zal de controle van deze voorwaarde gebeuren aan de hand van de (geconsolideerde) jaarrekeningen die gepubliceerd zijn op het ogenblik dat de schenking plaatsvindt.

13.2.3. Indien blijkt dat aan bovenstaande parameters cumulatief werd voldaan, weerhoudt niets de begiftigde ervan om het tegenbewijs te leveren.

Aangezien het gaat over het onderzoek, de controle en het gebruik van bewijsmiddelen kan over het leveren van het tegenbewijs geen voorafgaande beslissing worden genomen (art. 3.22.0.0.1, §3, tweede lid, c, VCF).

14. Artikel 2.8.6.0.3 van de Vlaamse Codex Fiscaliteit bepaalt dat aan de voorwaarden voor het verkrijgen van de gunstmaatregel moet voldaan zijn op het ogenblik van de schenking. Het recht op de gunstmaatregel zal door de Vlaamse Belastingdienst dan ook op het ogenblik van de schenking beoordeeld worden.

15. Huidige voorafgaande beslissing vervangt het voorafgaand attest waarvan sprake in art. 3.21.0.0.1 VCF niet.

Voorafgaand aan de authentieke akte van schenking kan de belanghebbende een verzoek richten tot de Vlaamse Belastingdienst om een attest te bekomen waaruit blijkt dat op het moment van het verzoek en op basis van de gegevens, aangereikt door de verzoeker, al dan niet aan de voorwaarden, vermeld in artikel 2.8.6.0.3 VCF is voldaan.

16. Indien de rechtshandelingen worden gesteld vanaf 1 juni 2012 kunnen ze afgetoetst worden aan de anti-misbruikbepalingen. De verkoop door de aanvrager aan NV D van zijn eigendomsaandelen in de studentenhuizen waarop geen lening meer rust, gevolgd door een schenking van de openstaande vordering aan zijn neven en nichten maakt geen fiscaal misbruik uit.

Deze beslissing heeft alleen betrekking op de registratiebelasting en doet geen uitspraak over andere belastingen.