Gedaan met laden. U bevindt zich op: SP 15142 - Schenkingen waarbij levensverzekeringen betrokken zijn Vlaamse Belastingdienst

SP 15142 - Schenkingen waarbij levensverzekeringen betrokken zijn

Administratief standpunt
Nummer
15142
Datum beslissing
10 oktober 2022
Publicatiedatum
25 oktober 2022

Heffing

  • Erfbelasting

Wettelijke basis

  • art. 2.7.1.0.6. VCF

(Standpunt nr. 15133 dd. 12.10.2015 en 30.11.2015)

Een persoon heeft een verzekeringsproduct aangekocht en heeft de premie(s) betaald. Hij heeft een begunstigde aangeduid. Er is overeengekomen dat de verzekeraar de prestatie zal uitkeren aan de begunstigde bij het overlijden van de verzekeringnemer.

  • Eerste mogelijkheid

De verzekeringnemer heeft de polis geschonken aan de begunstigde. Hierop is schenkbelasting betaald (tarief roerend). Door de schenking verkrijgt de begunstigde de rechten van de verzekeringnemer.

Is er nog erfbelasting verschuldigd als de oorspronkelijke verzekeringnemer komt te overlijden en de verzekeraar de prestatie uitkeert aan de begunstigde ?

Voor overlijdens tot en met 31 december 2016:

Voor overlijdens tot en met 31 december 2016 zal er geen erfbelasting verschuldigd zijn op de uitkering die de begunstigde verkrijgt (geen toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF) (Hof van Cassatie, 21 april 2022, F. 20.0150.N, F.21.0026.N en C.20.0534.N). Voormelde rechtspraak en het daarmee in overeenstemming gebrachte standpunt worden niet aanzien als een nieuw gegeven (zie art. 3.6.0.0.1, tweede lid VCF) en kunnen bijgevolg niet leiden tot ambtshalve ontheffing. In dat geval kan wel nog steeds beroep gedaan worden op de aftrekregeling (zie hieronder).

Voor overlijdens vanaf 1 januari 2017 t.e.m. 8 januari 2017:

Indien er sommen, renten of waarden worden uitgekeerd ingevolge het door de oorspronkelijke verzekeringnemer in het voordeel van de begunstigde gemaakte beding, vallen deze onder de toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §1 VCF.

Naar aanleiding van het arrest van het Grondwettelijk Hof van 9 december 2021 met rolnummer 7462 zal VLABEL op verzoek van de belastingplichtige de aftrekregeling voorzien in artikel 2.7.3.2.8, §2 VCF ook toepassen voor overlijdens die zich voordoen in de tussenperiode vanaf 01/01/2017 t.e.m. 08/01/2017.

Voor overlijdens vanaf 9 januari 2017:

Indien er nadien sommen, renten of waarden worden uitgekeerd ingevolge het door de oorspronkelijke verzekeringnemer in het voordeel van de begunstigde gemaakte beding, vallen deze onder de toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §1 VCF.

Een aftrekregeling is voorzien in artikel 2.7.3.2.8, §2 VCF. Bij het bepalen van de belastbare grondslag van art. 2.7.1.0.6 VCF wordt de uitkering van de verzekeringsprestatie verminderd met de aan de schenkbelasting onderworpen afkoopwaarde. Hierdoor zal de erfbelasting verschuldigd zijn op de aangroei die ontstaan is na de schenking van het levensverzekeringscontract.

  • Tweede mogelijkheid

De verzekeringnemer is van plan de polis te schenken aan de begunstigde.

De verzekeringnemer heeft de keuze:

  • ofwel de bestaande polis schenken: in dat geval zitten we in het scenario van de eerste mogelijkheid (zie hierboven);
  • ofwel de polis eerst afkopen, het geld schenken aan de begunstigde, die het geld dan kan investeren naar keuze. Als er op de schenking van het geld schenkbelasting wordt betaald, zal er bij het overlijden van de schenker geen erfbelasting op dit geld meer worden geheven.

Een schenker schenkt (bijvoorbeeld) een geldsom aan een begiftigde. Er wordt een zogenaamd beding van terugkeer overeengekomen. Dit betekent dat de geldsom zal terugkeren naar de schenker indien de begiftigde vóór de schenker zou overlijden.

De schenking van de geldsom wordt belast met schenkbelasting.

De schenker legt aan de begiftigde de last op een verzekering af te sluiten, met de schenker als begunstigde, om de terugkeer van de geschonken gelden te verzekeren, indien deze gelden, bij vooroverlijden van de begiftigde, niet meer in zijn vermogen aanwezig zouden zijn.

De begiftigde sluit deze verzekering af en betaalt hiervoor premies aan de verzekeringsmaatschappij.

Als de begiftigde komt te overlijden vóór de schenker, heeft de bedongen terugkeer plaats. In eerste instantie heeft de terugkeer betrekking op de geschonken gelden, in de mate dat deze nog aanwezig zijn in de nalatenschap van de begiftigde. Is dit niet het geval, dan keert de verzekeringsmaatschappij de in de polis vastgelegde prestatie uit aan de schenker.

Op het eerste gezicht valt de uitkering van deze prestatie binnen het toepassingsgebied van artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF: de begunstigde (de schenker) ontvangt een som bij het overlijden van de verzekeringnemer (de begiftigde) op grond van een door laatstgenoemde gemaakt beding. Bijgevolg zou er door de werking van dit artikel erfbelasting verschuldigd zijn.

Artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF is echter slechts van toepassing als de uitkering “kosteloos” wordt verkregen door de begunstigde. In de hierboven geschetste situatie is er evenwel geen sprake van een kosteloze verkrijging. De begunstigde verkrijgt de uitkering immers bij wijze van betaling van een schuldvordering die hij heeft ten aanzien van de nalatenschap van de overleden begiftigde.

Vandaar dat er in dit geval geen toepassing wordt gemaakt van artikel 2.7.1.0.6 VCF. De door de schenker ontvangen uitkering zal niet met erfbelasting worden belast indien de volgende elementen kunnen worden aangetoond:

  1. de datum en het voorwerp van de schenking;
  2. het feit dat er een beding van terugkeer was overeengekomen;
  3. het feit dat de verzekeringspolis werd onderschreven met als doel de bedongen terugkeer te verzekeren.

In de aangifte van nalatenschap van de begiftigde moeten de hiertoe nodige verklaringen worden opgenomen, met toevoeging van afdoende bewijsstukken.

Voor het bewijzen van element 3) worden de volgende bewijsstukken aanvaard:

  • het voorleggen van de polis of een bijlage bij de polis, waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat de polis werd afgesloten met als doel de bedongen terugkeer van de schenking te waarborgen;

OF

  • het voorleggen van de schenkingsakte waarin uitdrukkelijk wordt vermeld dat het afsluiten van de polis als last was opgelegd door de schenker aan de begiftigde.

Met dit standpunt volgt Vlabel het federale standpunt zoals opgenomen in RJ S 8/30-01 van 22 februari 2007 maar worden de bewijsmogelijkheden versoepeld.

(Standpunt nr. 15142 dd. 26.10.2015)

Een schenker schenkt een geldsom aan een begiftigde. Er wordt een beding van terugkeer overeengekomen, evenals een beding van zaakvervanging. Dit betekent dat, indien de begiftigde vóór de schenker komt te overlijden, ofwel de geldsom terugkeert naar de schenker, ofwel hetgeen de begiftigde met het geld heeft aangekocht.

De schenking van de geldsom wordt belast met schenkbelasting.

Stel dat de begiftigde met het geschonken geld een verzekeringsproduct aankoopt. De begiftigde is dus de oorspronkelijke verzekeringnemer.

Als de begiftigde vóór de schenker komt te overlijden, en het verzekeringsproduct niet beëindigd wordt door het overlijden van de begiftigde, wordt de schenker eigenaar van de polis door de werking van de bedongen terugkeer. Hij wordt de nieuwe verzekeringnemer ten aanzien van de verzekeraar. De terugkeer van de polis wordt noch met schenkbelasting, noch met erfbelasting belast.

Is er om een andere reden erfbelasting verschuldigd bij het overlijden van de begiftigde (oorspronkelijke verzekeringnemer) ?

Dat hangt ervan af wie het verzekerd hoofd is en wie door de oorspronkelijke verzekeringnemer (dus de begiftigde van de schenking van de geldsom) als begunstigde was aangeduid.

a. het verzekerd hoofd was de oorspronkelijke verzekeringnemer (begiftigde van de schenking van de geldsom) - de begunstigde is de schenker van de geldsom

De verzekeraar keert de prestatie uit aan de begunstigde.

Vermits er een kapitaal wordt uitgekeerd op grond van een beding dat de overledene ten behoeve van de begunstigde had gemaakt, is er toepassing van artikel 2.7.1.0.6, §1, eerste lid, VCF.

Er wordt hierbij verondersteld dat het bewijs, vermeld in punt 2, in fine, hierboven, niet kan worden geleverd, m.a.w. dat niet kan worden aangetoond dat de polis werd afgesloten om de terugkeer van de schenking te waarborgen.

b. het verzekerd hoofd is de schenker - de begunstigde was de oorspronkelijke verzekeringnemer (begiftigde van de schenking van de geldsom) zelf

Vermits het verzekerd hoofd nog in leven is, keert de verzekeraar de prestatie niet uit. De door de oorspronkelijke verzekeringnemer (begiftigde van de schenking van de geldsom) gemaakte begunstiging komt te vervallen omdat hij is overleden.

Er is geen toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF in de nalatenschap van de oorspronkelijke verzekeringnemer.

c. Het verzekerd hoofd was de oorspronkelijke verzekeringnemer (begiftigde van de schenking van de geldsom) – hij was ook de begunstigde

In dit geval keert de verzekeraar de prestatie uit aan de nalatenschap van de oorspronkelijke verzekeringnemer (begiftigde van de schenking van de geldsom) en wordt dit belast met erfbelasting als actiefbestanddeel van de nalatenschap.

Vermits de polis beëindigd wordt door het overlijden van het verzekerd hoofd, heeft de bedongen terugkeer in dit geval geen uitwerking.

(Standpunt nr. 15142 dd. 26.10.2015)

Een schenker schenkt een geldsom aan een begiftigde. De schenker verbindt een fideïcommis de residuo aan de schenking. Zo’n schenking wordt ook een “doorgeefschenking” genoemd. Dit betekent dat de schenker in feite twee opeenvolgende schenkingen doet:

  • hij schenkt de geldsom dadelijk aan de eerste begiftigde;
  • maar hij duidt ook een begiftigde in tweede rang aan. Als de eerste begiftigde komt te overlijden, en de tweede begiftigde is nog in leven, gaat hetgeen van de eerste schenking overblijft rechtstreeks naar de begiftigde in tweede rang.

Als er bovendien een beding van zaakvervanging wordt overeengekomen, betekent dit dat de eerste begiftigde het geschonken geld mag gebruiken voor een aankoop maar dat de doorgeefschenking dan betrekking zal hebben op hetgeen de eerste begiftigde met het geld heeft aangekocht.

De schenking van de geldsom aan de eerste begiftigde wordt belast met schenkbelasting.

Stel dat de eerste begiftigde met het geschonken geld een verzekeringsproduct aankoopt. Deze begiftigde is dus de oorspronkelijke verzekeringnemer.

Wat gebeurt er als de eerste begiftigde komt te overlijden, in de veronderstelling dat de begiftigde in tweede rang nog in leven is ?

Er moet een onderscheid worden gemaakt tussen de situatie waarbij de polis tot uitkering komt door het overlijden van de eerste begiftigde en die waarbij de polis na dit overlijden blijft bestaan.

Als er geen einde wordt gesteld aan de polis door het overlijden van de eerste begiftigde (hetgeen betekent dat hij niet het verzekerd hoofd was), wordt de begiftigde in tweede rang eigenaar van de polis. Dit betekent dat hij de nieuwe verzekeringnemer wordt.

Hierdoor wordt schenkbelasting verschuldigd op de afkoopwaarde van de polis ten dage van het overlijden van de eerste begiftigde, volgens het tarief tussen de oorspronkelijke schenker en de begiftigde in tweede rang.

Is er erfbelasting verschuldigd bij het overlijden van de eerste begiftigde bij toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF ?

Als de eerste begiftigde een begunstigde heeft aangeduid, die na het overlijden van eerstgenoemde de uitkering van de prestatie van de verzekeraar zal verkrijgen, valt deze verkrijging onder de toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF. Het gaat immers om een som die de begunstigde zal verkrijgen na het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van de begunstigde gemaakt beding bevat.

Had de eerste begiftigde geen begunstigde aangeduid, dan is er op de polis geen erfbelasting verschuldigd in de nalatenschap van de eerste begiftigde.

Wordt er wel een einde gesteld aan de polis door het overlijden van de eerste begiftigde (hetgeen betekent dat hij het verzekerd hoofd was), dan vindt er geen overdracht van de polis in het voordeel van de begiftigde in tweede rang plaats. Er is dan ook geen schenkbelasting verschuldigd.

Is er dan erfbelasting verschuldigd ?

Als de eerste begiftigde een begunstigde heeft aangeduid, die bij het overlijden van eerstgenoemde de uitkering van de prestatie van de verzekeraar verkrijgt, valt deze verkrijging onder de toepassing van artikel 2.7.1.0.6 VCF. Het gaat immers om een som die de begunstigde verkrijgt bij het overlijden van de erflater, ingevolge een contract dat een door de erflater in het voordeel van de begunstigde gemaakt beding bevat.

Had de eerste begiftigde geen begunstigde aangeduid, dan valt de uitkering van de prestatie in het actief van de nalatenschap van de eerste begiftigde en wordt deze uitkering belast als actiefbestanddeel van de nalatenschap.

Historische versies

Hieronder vindt u een overzicht van de historische versies van dit standpunt:

Standpunt nr. 15142 dd. 09.05.2022 publicatie op 31.05.2022
Standpunt nr. 15142 dd. 20.12.2021, publicatie op 24.01.2022
Standpunt nr. 15142 dd. 08.02.2016, publicatie op 08.02.2016
Standpunt nr. 15142 dd. 21.12.2015, publicatie op 14.01.2016
Standpunt nr. 15142 dd. 26.10.2015, publicatie op 10.11.2015