Gedaan met laden. U bevindt zich op: Metadata: Sociale ondersteuning Sociale ondersteuning

Metadata: Sociale ondersteuning

Bron

Belgische Gezondheidsenquête, Sciensano, bewerking Statistiek Vlaanderen

Definities

Sociale netwerk: tevredenheid over sociale contacten, frequentie sociale contacten, mate van sociale ondersteuning.

Ontevreden over sociale contacten: het percentage dat de sociale contacten zeer onbevredigend en vrij onbevredigend noemt. Gebaseerd op de vraag ‘Hoe vindt u uw sociale contacten?’ met de antwoordmogelijkheden: Zeer bevredigend, Vrij bevredigend, Vrij onbevredigend, Zeer onbevredigend.

Weinig sociale contacten: het percentage met minder dan 1 keer per week contact met verwanten, kinderen, vrienden, kennissen. Gebaseerd op de vraag ‘Hoe vaak hebt u doorgaans contact met verwanten, kinderen, vrienden, kennissen…?’ Met de antwoordmogelijkheden: Ten minste 1 keer per week, Ten minste 1 keer per maand, Ten minste 3 of 4 keer per jaar, Ten minste 1 keer per jaar, Helemaal niet.

Zwakke sociale ondersteuning: het percentage met somscore 3 tot 8 gebaseerd op de somscore van antwoorden op 3 vragen:

‘Hoeveel personen staan u zo dichtbij dat u op hen kunt rekenen indien u met zware problemen geconfronteerd wordt? Met antwoordmogelijkheden: geen enkele, 1 of 2, 3 tot 5, 6 of meer.

‘In welke mate hebben mensen aandacht en interesse voor wat u doet?’ Met antwoordmogelijkheden: veel, matig, dit weet ik niet zeker, weinig, helemaal niet.

‘Hoe gemakkelijk is het om praktische hulp van buren te krijgen als dit nodig zou zijn?’ Met antwoordmogelijkheden: zeer gemakkelijk, gemakkelijk, het is wellicht mogelijk, moeilijk, zeer moeilijk.

De antwoordmogelijkheden op de 2 laatste vragen worden gespiegeld voor de berekening van de somscore (minimum 3 en maximum 13).

Opmerkingen bij de kwaliteit

De Belgische Gezondheidsenquêtes worden sinds 1997 met een regelmaat georganiseerd door Sciensano (tot 2017 het Wetenschappelijk Instituut voor de Volksgezondheid genoemd).

In 2018 werden in België 11.250 huishoudens gecontacteerd, waarvan er 5.692 deelnamen.

Per huishouden dat zijn medewerking verleent, worden telkens maximaal 4 personen geïnterviewd. De referentiepersoon van het huishouden en – indien van toepassing – de partner dienden steeds te worden bevraagd. 12.038 personen werden uitgenodigd om deel te nemen. 11.611 hebben effectief deelgenomen.

Dit leverde een participatiegraad (aantal deelnemende huishoudens / som van aantal deelnemende en weigerende huishoudens of 5.692/(5.692+4.207) van 57,5% op.

Meer informatie in het Methodologie rapport(PDF bestand opent in nieuw venster).

In het Vlaamse Gewest namen in 2018 4.296 personen van 15 jaar en ouder deel aan het onderzoek. Elke geselecteerde persoon van 15 jaar en ouder uit een huishouden kreeg mondeling vragen over de gezondheid, het gezondheidsgedrag en de medische consumptie. Aspecten van de mentale gezondheid, alsook vragen omtrent het alcohol- en tabaksgebruik, kwamen aan bod in een schriftelijke vragenlijst.

Leeftijd en geslacht zijn vaak belangrijke determinanten van gezondheidsindicatoren. Om verschillen tussen bevolkingsgroepen (bijvoorbeeld in functie van gewest, opleidingsniveau, jaar) goed te kunnen interpreteren is het nodig om het effect van leeftijd en geslacht te neutraliseren. Zo kan een verschil tussen laag en hoog opgeleiden te maken hebben met het feit dat er bij de ouderen veel meer laag opgeleiden zijn dan bij de jongeren. Dit kan aanleiding geven tot een foute interpretatie: het gemeten verschil weerspiegelt niet de samenhang tussen de indicator met het opleidingsniveau, maar wel met de leeftijd.

In de figuren worden cijfers gecorrigeerd voor verschillen naar geslacht en/of leeftijd gegeven, met de Belgische bevolking van 2018 als referentie. Dit zijn de cijfers die zouden worden bekomen, indien de vergeleken groepen gelijk zouden zijn samengesteld voor wat het aantal vrouwen en mannen betreft, en een identieke leeftijdsstructuur zouden hebben. Oorspronkelijk vastgestelde verschillen tussen groepen kunnen zo verdwijnen, gezien de verschillen (quasi) uitsluitend te wijten zijn aan de verschillende samenstelling naar geslacht en leeftijd van die groepen.

Meer detail over het feit of de verschillen tussen groepen al dan niet significant zijn, is te vinden in de rapporten over de Gezondheidsenquête.

Het opleidingsniveau wordt gebruikt als indicator voor het socio-economisch niveau van het huishouden en van de leden ervan. Deze variabele wordt bepaald op basis van het hoogste opleidingsniveau van de referentiepersoon van het huishouden en zijn/haar partner. Dit opleidingsniveau wordt toegewezen aan alle leden van het huishouden.

Naar de statistiek