Gedaan met laden. U bevindt zich op: Leerlingenkenmerken Onderwijs en vorming

Leerlingenkenmerken

Gepubliceerd op 25 januari 2024 • Volgende update op 23 januari 2025
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

In het schooljaar 2022-2023 ontving 36% van de leerlingen in het gewoon kleuteronderwijs een . Daarnaast had 28% van de kleuters een en woonde 27% in een . 20% had een . Het gaat om de 4 zogenaamde ‘leerlingenkenmerken’ die het sociale profiel van een school bepalen.

In het gewoon lager onderwijs ontving 38% een schooltoeslag, 25% had een niet-Nederlandse thuistaal en eenzelfde percentage woonde in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging. 21% van de leerlingen had een laagopgeleide moeder.

Buurt per buurt wordt elk schooljaar het aandeel leerlingen met schoolse vertraging berekend. De 25% leerlingen (alle onderwijsniveaus samen) die wonen in de buurten met de hoogste schoolse vertraging tikken voor dat schooljaar aan voor de buurtindicator. Vergelijkingen in de tijd hebben voor die buurtindicator dus weinig zin, maar wel tussen onderwijsvormen.

Het aandeel dat een schooltoeslag ontving in het schooljaar 2022-2023, ligt zowel in het gewoon kleuteronderwijs als in het gewoon lager onderwijs opmerkelijk hoger dan het aandeel leerlingen dat in het schooljaar 2013-2014 een schooltoelage ontving. De schooltoeslag vervangt sinds het schooljaar 2019-2020 de schooltoelage en maakt deel uit van het nieuwe Groeipakket. Bij de omvorming naar de schooltoeslag werden de selectiecriteria verruimd en de toekenningsprocedure aangepast. Daardoor ligt het aantal leerlingen dat een schooltoeslag krijgt aanzienlijk hoger dan het aantal leerlingen met een schooltoelage. Ook het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands lag in de meest recente schooljaren duidelijk hoger dan in het schooljaar
2013-2014. Bij de andere leerlingenkenmerken is de evolutie minder uitgesproken.

Bijna 4 op 10 leerlingen in voltijds secundair ontvangen schooltoeslag

In het schooljaar 2022-2023 ontving 39% van de leerlingen in het voltijds gewoon secundair onderwijs een schooltoeslag. 25% woonde in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging. Daarnaast had 22% een laagopgeleide moeder en 21% een niet-Nederlandse thuistaal.

Het aandeel leerlingen met thuistaal niet-Nederlands in het secundair onderwijs stijgt sinds schooljaar 2013-2014. Het aandeel dat een schooltoeslag ontvangt, ligt opmerkelijk hoger dan het aandeel leerlingen dat vroeger een schooltoelage ontving.

Leerlingen in onthaalklas anderstalige nieuwkomers en bso tikken vaakst aan

Leerlingen in de onthaalklas anderstalige nieuwkomers en in het beroepssecundair onderwijs (bso) tikken in het voltijds gewoon secundair onderwijs het vaakst aan op de leerlingenkenmerken. In de onthaalklas ligt het percentage dat een schooltoeslag ontvangt wel relatief laag.

In de onthaalklas ligt het aandeel leerlingen met een laagopgeleide moeder 4,6 keer hoger dan in het aso en het aandeel leerlingen dat woont in een buurt met een hoge mate van schoolse vertraging 2,3 keer hoger.

In het bso ligt het aandeel leerlingen met een laagopgeleide moeder bijna 4,1 keer hoger dan in het aso. Het aandeel leerlingen met een schooltoeslag ligt er 2,4 keer hoger dan in het aso.

Leerlingen uit Brussels Gewest tikken vaker aan dan leerlingen uit Vlaams Gewest

Leerlingen die wonen in het Brusselse Hoofdstedelijke Gewest tikken vaker aan op de leerlingenkenmerken dan leerlingen die wonen in het Vlaamse Gewest. Dat geldt voor alle leerlingenkenmerken en voor alle onderwijsniveaus. Het gaat hier voor beide gewesten enkel om leerlingen ingeschreven in het Nederlandstalige onderwijs.