Gedaan met laden. U bevindt zich op: Leerling-leerkracht-ratio Onderwijs en vorming

Leerling-leerkracht-ratio

Gepubliceerd op 28 september 2023 • Volgende update: september 2024
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

Leerling-leerkracht-ratio laagst in secundair onderwijs, hoogst in hoger onderwijs

Het aantal leerlingen per voltijds onderwijzend personeelslid lag in het schooljaar 2020-2021 in het secundair onderwijs op 9. Die leerling-leerkracht-ratio lag hoger in het kleuter- en lager onderwijs (respectievelijk 13 en 12) en in het hoger onderwijs (20). Het gaat telkens om cijfers over het Vlaamse onderwijs.

De leerling-leerkracht-ratio geeft het aantal leerlingen weer per voltijds equivalent bezoldigd onderwijzend personeelslid. De ratio is niet gelijk aan de gemiddelde klasgrootte, maar is eerder een investeringsindicator. Hoe lager de ratio, hoe meer investeringen in onderwijzend personeel werden gedaan.

De leerling-leerkracht-ratio’s zijn tussen de schooljaren 2014-2015 en 2020-2021 licht gedaald op alle onderwijsniveaus. In 2020-2021 is een lichte stijging in het hoger onderwijs vast te stellen, in het lager onderwijs een lichte daling.

Vlaamse leerling-leerkracht-ratio in vergelijking met buurlanden laag in lager en secundair onderwijs, hoog in hoger onderwijs

In het schooljaar 2020-2021 nam het Vlaamse kleuteronderwijs op vlak van de leerling-leerkracht-ratio in vergelijking met de buurlanden een middenpositie in. Duitsland had de laagste ratio (9), Frankrijk de hoogste (22). Het Vlaamse cijfer was gelijk aan het EU27-gemiddelde.

Wat het lager onderwijs betreft, kende de Vlaamse Gemeenschap in vergelijking met de buurlanden de laagste ratio, samen met België. Frankrijk (18) had de hoogste. Het Vlaamse cijfer lag iets lager dan dat van de EU27 als geheel.

Ook in het hoger secundair onderwijs kenden de Vlaamse Gemeenschap en België in vergelijking met de buurlanden de laagste ratio. Nederland vertoonde de hoogste waarde (17). Het EU27-gemiddelde lag hier op 11.

In het hoger onderwijs daarentegen liet het Vlaamse onderwijs een hogere ratio optekenen dan de buurlanden. Van de buurlanden scoorde Duitsland het laagst met een ratio van 12.