Gedaan met laden. U bevindt zich op: Eigendomsstatuut Bouwen en wonen

Eigendomsstatuut

Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden
Inhoud is aan het laden

In 2018 was 72% van de huishoudens eigenaar van de woning waarin ze wonen. Het aandeel private huurders bedraagt 19% en het aandeel sociale huurders 7%. Een kleine aandeel (2%) woont gratis.

Het eigendomsstatuut is ten opzichte van 2013 zo goed als stabiel gebleven. Ook ten opzichte van 2005 zijn er geen grote verschillen. Het aandeel eigenaars was toen wel iets groter (74%).

Vooral huishoudens met hoog inkomen en Belgen zijn eigenaar

Het eigenwoningbezit is het grootst bij de 20% hoogste inkomens: 9 op de 10 huishoudens bezit er hun woning. Naarmate het inkomen afneemt, neemt ook het eigenaarschap af. In de laagste inkomensgroep is de helft van de huishoudens eigenaar van hun woning.

Opgesplitst naar nationaliteit van de referentiepersoon binnen het huishouden is het eigenwoningbezit het grootst bij de Belgen. Bij de huishoudens met een niet-Belgische EU-nationaliteit is bijna 5 op de 10 eigenaar en bij de huishoudens met een niet-EU-nationaliteit is dit 2 op de 10.

In 2018 zijn de verschillen binnen de verschillende doelgroepen meer uitgesproken dan in het verleden. Het eigenwoningbezit bij de lagere inkomens is afgenomen terwijl het bij de hogere inkomens is gestegen. Ook het eigenaarschap bij de niet-Belgen is afgenomen.

Meer eigenaars in minder verstedelijkte gebieden

Het eigenwoningbezit is het grootst buiten de steden: 8 op de 10 huishoudens is er eigenaar van hun woning. Naarmate de graad van verstedelijking toeneemt, neemt het eigenwoningbezit af. In de grote steden is uiteindelijk nog 45% eigenaar.

In de grote steden huurt 4 op de 10 huishoudens op de private huurmarkt en net iets meer dan 1 op de 10 huishoudens op de sociale huurmarkt. In de kleinere steden is de private huurmarkt kleiner met ongeveer 2 op de 10 huishoudens. De sociale verhuur is er even groot.