Ook burgers kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan het vergroenen en klimaatbestendiger maken van steden en gemeenten. Daarbij is het belangrijk dat een zo groot mogelijk deel van de tuin niet betegeld of bestraat is en dat zoveel mogelijk groene elementen aangeplant worden zoals borders, gras, struiken en (kleine) bomen. Voor de oprit kan het nuttig zijn om bijvoorbeeld grasdallen aan te leggen.

Die maatregel is relevant in de context van klimaatverandering om water op te vangen. Op die manier wordt het water niet naar de riolering afgevoerd, wat problemen bij extreme regen beperkt. Water kan infiltreren naar de grondwatervoorraden, en beperkt daarmee de kans op droogte. Meer groen nabij huizen helpt om de temperatuur in steden en dorpen te matigen, zodat hittestress wordt aangepakt.

Deze maatregel helpt om volgende klimaatproblemen aan te pakken:

• extreme regen
• overstromingen
• droogte
• hitte

Deze maatregel draagt ook bij aan de opvang van fijnstof en CO2, afhankelijk van de vergroening die wordt doorgevoerd in de tuinen en opritten.

Daarnaast kan een vergroende tuin of oprit ook impact hebben op biodiversiteit. De klimaatbestendige tuin kan aantrekkelijker zijn voor vogels, bijen en vlinders. Het effect neemt toe naarmate het aantal vergroende tuinen in de stad groter is en het aandeel groen/water in de tuin groter.

Wanneer ontstaat er impact?

De impact van vergroende tuinen en opritten om water te laten infiltreren, ontstaat onmiddellijk na aanleg.

De impact om hittestress te matigen en CO2 op te vangen, vindt meestal pas na een jaar tot een aantal jaren plaats omdat de vegetatie in aangelegde structuren zich nog moet ontwikkelen. Het duurt vooral lang voordat bomen zo groot zijn geworden dat ze veel schaduw geven. Aangelegde waterpartijen hebben wel onmiddellijk een verkoelend effect.

• Deze maatregel draagt ook bij aan CO2 opvang en is dus relevant in het kader van mitigatie.
• Deze maatregel levert co-benefits op voor waterbeleid, zoals waterinfiltratie en water vasthouden en natuurbeleid zoals habitat planten en dieren.

• Als een tuin in een laaggelegen gebied ligt, zijn voor de hemelwaterafvoer wellicht extra maatregelen nodig zoals grindputten.
• Er moet gekeken worden welk type begroeiing past bij de grondsoort en de ligging.
• De beplanting zou ook bestand moeten zijn tegen kortdurende overstromingen
• Er zouden inheemse soorten gekozen moeten worden, die aantrekkelijk zijn voor vogels, vlinders en bijen.
• Ook de schutting kan groen zijn, zoals een heg.

• Ambtenaren natuurdienst, ruimtelijke ordening
• Wijkverenigingen
• Tuinarchitecten
• Tuincentra
• Aannemers

Deze maatregel kan gemonitord worden door de temperatuur in de straten te meten voor en na inrichting van groen. Er wordt verwacht dat die lager is tijdens warme zomers. Ook kan gemonitord worden door periodiek na te gaan of de schade en ontwrichting door hevige regenval verminderd is. Hierbij wordt gebruik gemaakt van aantal oproepen van de brandweer en informatie over schadeclaims bij verzekeringsmaatschappijen.

De maatregel zal een verandering teweeg brengen in de volgende Mayors Adapt indicatoren:

• aantal waarschuwingen omtrent de waterkwaliteit
• aantal waarschuwingen omtrent de luchtkwaliteit
• aantal gewonde of geëvacueerde mensen als gevolg van hitte
• aantal doden als gevolg van hitte
• % verandering in de groen-blauwe infrastructuur
• % van herstelde habitats
• % verandering in afvoer van regenwater