Trendrapport 2024: kwetsbare groepen op de Vlaamse arbeidsmarkt
Jaarlijks publiceren het Departement Werk en Sociale Economie en het Steunpunt Werk een gezamenlijk trendrapport. Daarin worden kwetsbare groepen op de Vlaamse arbeidsmarkt onderzocht.
Trendrapport
Het Trendrapport analyseert de positie van kwetsbare groepen op de Vlaamse arbeidsmarkt aan de hand van hun werkzaamheidsgraad, werkloosheidsgraad, transities van werkloosheid naar werk en opleidingsdeelname, op basis van de Enquête naar de Arbeidskrachten (EAK) en data van VDAB.
Het Trendrapport 2024 gaat dieper in op:
- personen geboren buiten de EU-27
- vrouwen
- bepaalde leeftijdsgroepen: jongeren & NEET-jongeren, 55-plussers
- kortgeschoolden
- personen met een arbeidshandicap
- arbeidsreserve
- verschillende huishoudposities
Personen geboren buiten de EU-27
In 2022 was 8,7% van de bevolking in Vlaanderen geboren buiten de EU-27 (de 27 lidstaten van de Europese Unie). In 2023 steeg dit aandeel naar 10,1%. Er valt vooral een stijging te bemerken bij personen afkomstig uit West-Azië, Noord-Afrika, kandidaat-EU-landen en andere Europese niet-EU-landen (zoals Oekraïne).
De werkzaamheidsgraad van personen geboren buiten de EU-27 steeg van 53,3% in 2016 naar 63,4% in 2023. Tegelijk daalde de werkloosheidsgraad van 16,1% in 2016 naar 7,1% in 2023. Toch is een groter aandeel van hen langdurig werkloos (47,3%) vergeleken met personen geboren in België (18,4%). Hun positie op de arbeidsmarkt evolueert positief met de verblijfsduur in Vlaanderen. Er is een duidelijke stijging van de werkzaamheid van 40,2% (van alle 15-64-jarigen) in het jaar van aankomst naar 61,8% in het tiende verblijfsjaar. Ook is er een evenredige daling van de werkloosheid van 20% in het eerste jaar naar 10,6% in het tiende jaar. Hetzelfde geldt voor de niet-beroepsactiviteit, die daalt van 49,7% in het eerste jaar naar 30,8% in het tiende jaar.
Personen geboren buiten de EU-27 vinden minder snel werk vanuit werkloosheid dan personen geboren in België: 6,8% van hen stroomt maandelijks uit naar werk volgens cijfers van VDAB ten opzichte van 9,2% van de werkzoekende personen met een Belgische achtergrond. Ook de kloof in opleidingsdeelname nam toe in 2023: terwijl de deelname aan opleiding onder personen geboren in België sterk steeg in 2023 (van 22,4% in 2022 naar 26,0% in 2023) bleef de deelname onder personen geboren buiten de EU ongeveer gelijk (van 18,7% in 2022 naar 18,4% in 2023).
Vrouwen
De werkzaamheidsgraad van vrouwen stijgt duidelijk de afgelopen jaren. Die trend werd enkel kort onderbroken door de bankencrisis en door de COVID-19-pandemie. In 2023 bedroeg de werkzaamheidsgraad bij vrouwen 73,3%. Tegelijk stellen we vast dat de vrouwelijke werkzaamheidsgraad minder conjunctuurgevoelig is dan die van mannen. Vrouwen werken immers vaker dan mannen in sectoren die minder conjunctuurgevoelig zijn, zoals gezondheidszorg, maatschappelijke dienstverlening en onderwijs.
De kloof in werkzaamheidsgraad tussen mannen en vrouwen wordt dus gestaag kleiner (7,0 procentpunt in 2023). Toch blijft er een andere belangrijke kloof bestaan: vrouwen werken veel vaker deeltijds dan mannen. In 2023 bedroeg deze kloof 29,3 procentpunt, met uitschieters bij kortgeschoolden (39,9 procentpunt), bij personen geboren binnen de EU-27 (37,7 procentpunt) en bij 60- tot 64-jarigen (35,7 procentpunt). We stellen verder ook vast dat vrouwen (2,9%) een lagere werkloosheidsgraad hebben dan mannen (3,8%), maar ook een lagere uitstroom naar werk laten optekenen (7,1% bij vrouwen ten opzichte van 9,4% bij mannen). Vrouwen blijken ook vaker niet-beroepsactief: in 2023 was bijna drie op de tien van de vrouwen niet-beroepsactief (29,7%).
Jongeren (15-24 jaar)
In 2023 stijgt het aantal jongeren tussen 15 en 24 jaar met ruim 14 000 personen. De werkzaamheidsgraad van jongeren daalt van 32,3% in 2022 naar 31,9% in 2023. Na een verontrustende stijging in de jeugdwerkloosheid in 2021, nam het aandeel werkloze jongeren af in 2022, om in 2023 terug licht toe te nemen. In 2023 bedraagt de jeugdwerkloosheidsgraad bij 15- tot 24-jarigen 11,8%, ten opzichte van 11% in 2022. In 2021 was dit nog 13,5%.
De tewerkstelling van jongeren kreeg tijdens de Covid 19-crisis een flinke knauw, en is pas in 2023 zo goed als helemaal hersteld. Dat herstel gebeurt vooral via tijdelijke contracten, want er waren in 2023 ruim 11% meer jongeren met een tijdelijk contract aan het werk dan in 2019, terwijl het aandeel jongeren met een vast contract evenredig daalde.
NEET-Jongeren
NEET-jongeren zijn jongeren die niet werken en geen onderwijs, opleiding of training volgen. Deze groep jongeren wordt doorgaans gekenmerkt door een hogere kwetsbaarheid. Die kwetsbaarheid kan op lange termijn gevolgen hebben: jongeren die voor een langere periode noch werken noch een opleiding volgen, zijn ook in hun latere levensfases vaker werkloos of niet-beroepsactief. Naast kwetsbaarheid, wordt deze deelpopulatie van jongeren ook gekenmerkt door een grotere conjunctuurgevoeligheid. Het aandeel NEET-jongeren daalde tot 2022, maar in 2023 is er opnieuw een stijging van zowel het aandeel als aantal NEET-jongeren in Vlaanderen. Voornamelijk de NEET-ratio van 25- tot 29-jarigen is met 17,0% sterk gestegen op een jaar tijd. De NEET-ratio staat voor de verhouding tussen het aantal NEET-jongeren ten opzichte van het totale aantal jongeren. Het is wel zo dat de ratio’s nog laag zijn als we ze in historisch perspectief plaatsen. Er zijn ongeveer 83 700 Vlaamse jongeren tussen 15 en 29 jaar, van wie ruim 40 300 tussen de 15 en 24 jaar, die zich in een NEET-situatie bevinden. Dat komt overeen met een NEET-ratio van respectievelijk 7,3% en 5,4% in 2023.
De arbeidsmarktpositie van NEET-jongeren blijft precair. Deze groep omvat meer kwetsbare arbeidsmarktprofielen, zoals jongeren geboren buiten België, kortgeschoolden en jongeren die langdurige hinder ervaren door een aandoening, handicap of ziekte, en kent een grotere afstand tot de arbeidsmarkt. –We stellen bijvoorbeeld vast dat de groep van 15- tot 29-jarige NEET-jongeren voornamelijk bestaat uit niet-beroepsactieven zonder arbeidswens (51,0%). Samen met de gestegen NEET-ratio is het aandeel NEET-jongeren met een grotere afstand tot de arbeidsmarkt opnieuw toegenomen. Het aandeel werkloze NEET-jongeren is ook groter dan een jaar eerder, maar deze stijging op jaarbasis is veel beperkter. Het blijft belangrijk om deze NEET-jongeren verder op te volgen en te begeleiden richting een duurzame positie in de samenleving.
55-plussers
De arbeidsmarktparticipatie van 55-plussers is sinds 2013 gestegen: de werkzaamheidsgraad steeg van 42,9% in 2013 tot 60,8% in 2023. Ondanks een bijna halvering van de kloof met de 25- tot 54-jarigen, blijft deze nog steeds 25,9 procentpunt bedragen. Tot de leeftijd van 59 jaar blijft de werkzaamheidsgraad op een relatief hoog niveau, daarna gaat het echter snel bergaf.
De werkloosheidsgraad van 55-plussers bleef in 2023 constant op 2,1%, nadat ze drastisch daalde in 2022. De werkloosheid van 55- tot 64-jarigen ligt maar liefst 1,5 procentpunt lager dan bij de 15- tot 54-jarigen. Eenmaal in de werkloosheid, is de uitstroom naar werk van oudere werkzoekenden wel bijzonder laag in vergelijking met jongere leeftijdsgroepen. Daarnaast is er ook op het vlak van opleiding nog steeds een grote generatiekloof. Terwijl 29,3% van de 25- tot 54-jarigen in de laatste twaalf maanden deelnam aan een opleiding, bedraagt dit bij de 55-plussers slechts 16,9%.
Kortgeschoolden
Het aandeel kortgeschoolden op beroepsactieve leeftijd nam tot 2022 stelselmatig af. De hoge uitstroomcijfers bij de oudere leeftijdscategorieën, waarbinnen kortgeschoolden oververtegenwoordigd zijn, zorgen grotendeels voor deze trend. In 2023 zien we echter voor het eerst sinds de metingen opnieuw een stijging in het aandeel kortgeschoolden. Dit hangt grotendeels samen met de sterke toename van mensen met een migratieachtergrond waarvan we weten dat zij doorgaans korter geschoold zijn. Opmerkelijk is ook dat het aantal kortgeschoolde Belgen voor het eerst sinds de metingen toenam, zij het in lichtere mate.
In 2023 steeg de werkzaamheidsgraad opnieuw na enkele jaren van afname: 52,6% van de kortgeschoolde volwassenen was aan het werk ten opzichte van 78,0% en 90,8% bij respectievelijk midden- en hooggeschoolden. De kortstondige daling in 2020 en 2021 is vooral toe te schrijven aan een toename in werkloosheid en inactiviteit. Vooral vrouwelijke kortgeschoolden, kortgeschoolden geboren buiten de EU-27 en kortgeschoolden jonger dan 55 jaar kenden een terugval in werkzaamheid in die periode, vergeleken met de voorgaande jaren. De werkloosheidsgraad van kortgeschoolden bedroeg 5,7% in 2023, bijna vier keer zo hoog als die van hooggeschoolden (1,5%). De kwetsbare positie van kortgeschoolden op de huidige arbeidsmarkt impliceert tevens een hoger risico op langdurige werkloosheid. In 2023 was maar liefst 47,7% van de kortgeschoolde werkzoekenden langer dan één jaar op zoek naar werk. Ook wat betreft levenslang leren (opleiding gevolgd in de laatste twaalf maanden) zijn kortgeschoolden in 2023 ondervertegenwoordigd in de cijfers, met hooggeschoolden (37,4%) die bijna vier keer vaker een opleidingstraject volgden dan kortgeschoolden (9,9%).
Personen met een arbeidshandicap
580 000 Vlamingen, of 13,6% van de bevolking tussen 15 en 64 jaar, ondervinden langdurige hinder bij het werken of in hun dagelijks leven door een handicap, aandoening of ziekte.
In 2023 was 47,3% van de Vlamingen tussen 20 en 64 jaar met langdurige hinder door handicap, aandoening of ziekte aan het werk. Dit is een lichte stijging ten opzichte van 2022. Deze groep is veel vaker deeltijds aan het werk (39,7%) dan de groep die geen langdurige hinder ondervinden.
Het aandeel niet-beroepsactieven binnen de groep Vlamingen tussen 15 en 64 jaar die langdurige hinder ondervonden bedroeg 50,6% in 2023. Bij de groep die in erge mate langdurige hinder ondervond, is dat zelfs 71,3%. Meer dan de helft (55,2%) van de niet-beroepsactieve personen die langdurige hinder, ontvangt een uitkering omwille van arbeidsongeschiktheid en een vijfde (17,5%) van hen ontvangt een inkomensvervangende of integratietegemoetkoming.
Arbeidsreserve
We leggen in dit rapport de focus op de zoekende of beschikbare niet-beroepsactieven, de niet-beroepsactieven die zichzelf percipiëren als werkend of werkloos, en de huisvrouwen of -mannen. In deze groepen vinden we bovengemiddeld veel vrouwen, kortgeschoolden, 55-plussers, personen geboren buiten de EU-27 en personen met een arbeidshandicap terug.
De groepen die het dichtst bij de arbeidsmarkt staan, zijn werklozen, zoekende of beschikbare niet-beroepsactieven en niet-beroepsactieven die zichzelf percipiëren als werkend of werkloos. Mochten we die groepen aan de slag te krijgen boven op de werkende populatie van 2023, dan zou de werkzaamheidsgraad 4,4 procentpunt hoger liggen (81,2%). Vlaanderen zou daarmee de aansluiting vinden met de Europese toplanden op het vlak van werkzaamheidsgraad én de werkzaamheidsdoelstelling van 80% behalen. Wanneer we de mogelijke werkzaamheidsgroei opsplitsen naar een aantal socio-demografische kenmerken merken we op dat er vooral bij de meest kwetsbare groepen op de arbeidsmarkt veel progressiemarge is. Deze groepen hebben nog steeds een lagere werkzaamheidgraad dan gemiddeld, maar doordat ze oververtegenwoordigd zijn in de potentiële arbeidsreserve is er nog bijkomende groei mogelijk.
Huishoudpositie
Het aandeel huishoudens bestaande uit twee samenwonende partners en kinderen nam in 2023 af in de totale Vlaamse bevolking tussen de 25 en 49 jaar ten opzichte van 2022. Het aandeel van gezinnen met één kind nam af van 16,1% naar 15,7% (de op één na grootste groep) en met twee kinderen van 27,0% naar 25,4% (de grootste groep). De stijging bij gezinnen met drie of meer kinderen van 11,2% naar 11,8% kan de krimp niet opvangen. Hoewel hun totale omvang kleiner is geworden op tien jaar tijd, zijn ze samen wel nog steeds goed voor meer dan de helft (52,9%) van de populatie 25- tot 49-jarigen. De top-drie van meest voorkomende huishoudtypes wordt in 2023 vervolledigd door samenwonende partners zonder kinderen (15,2%).
Bepaalde gezinssamenstellingen cumuleren kwetsbaarheden, terwijl andere een meer gunstig arbeidsmarktprofiel kennen. Zo zijn samenwonende partners met drie of meer kinderen en zij die aan het hoofd staan van een éénoudergezin vaker niet-beroepsactief en kortgeschoold. Dat vertaalt zich ook in de hoogte van de werkzaamheidsgraad. De huishoudposities die zich consistent boven de algemene werkzaamheidsgraad van de 25- tot 49- jarigen bevinden, zijn samenwonende partners zonder kinderen, met één kind en twee kinderen. Aan de onderkant vinden we de alleenwonenden, éénoudergezinnen en de kroostrijkere huishoudposities. De éénoudergezinnen zien hun werkzaamheidsgraad wel opnieuw stijgen in 2023.
Hoewel bepaalde groepen er meer op vooruitgaan dan andere, volgen alle besproken gezinssamenstellingen de algemene stijging van de opleidingsdeelname in 2023.
In 2023 leeft 5,9% van de 25- tot 49-jarigen in het Vlaams Gewest in een gezin waar niemand werkt. Het zijn opnieuw hoofdzakelijk de alleenwonenden en éénoudergezinnen die we terugvinden in de baanloze gezinnen, respectievelijk 13,2% en 39,2%, terwijl zij slechts 5,3% en 14,0% uitmaken van de bevolking tussen de 25 en 49 jaar.
De impact van ouderschap en de bijhorende sociale normen rond gezins- en huishoudelijke taken op arbeidsmarktparticipatie varieert in functie van het geslacht van de ouder. De analyse van de werkzaamheidskloof tussen huishoudposities met kinderen enerzijds en zonder kinderen anderzijds – met bijkomende opdeling naar geslacht, geboorteland en onderwijsniveau – leert dat vrouwen veel vaker dan mannen de arbeidsmarkt (tijdelijk) zullen verlaten bij gezinsuitbreiding, en dan vooral vrouwen geboren buiten EU-27, maar ook kort- en middengeschoolde vrouwen.