Impact van tewerkstelling in de sociale economie op armoede en sociale uitsluiting
De sociale economie richt zich op de tewerkstelling en competentieversterking van mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. In dit onderzoek wordt bekeken in welke mate en op welke manier de sociale economie een impact heeft op armoede en sociale uitsluiting bij die groep.
Sociale economie als hefboom tegen armoede?
Vaak wordt ervan uitgegaan dat tewerkstelling in de sociale economie voor mensen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt een hefboom is in de strijd tegen armoede. Maar de relatie tussen tewerkstelling en armoede is niet altijd rechtlijnig. Ook is weinig geweten over de manier waarop de sociale economie een impact heeft op armoede en sociale uitsluiting. Dit onderzoek speelt in op die leemte.
Het onderzoek brengt voor het eerst verschillende, unieke gegevensbronnen samen. Zo krijgen we een zo volledig mogelijk beeld van het potentieel van tewerkstelling in maatwerk en de lokale-diensteneconomie om de armoede in Vlaanderen in het algemeen en bij werkenden in kwetsbare posities in het bijzonder te verminderen.
Het onderzoek combineert heel wat verschillende onderzoeksmethodes. Zo werden er diepte-interviews met doelgroepwerknemers en focusgroepen met begeleiders, coaches, en medewerkers van de sociale dienst georganiseerd. Ook werden kwantitatieve onderzoeksgegevens gebruikt: administratieve gegevens, een unieke survey bij de doelgroepwerknemers in de sociale economie en microsimulaties. Het onderzoek leidde tot volgende inzichten.
- De sociale economie stelt een zeer kwetsbare doelgroep tewerk
De (potentiële) doelgroepwerknemers in de sociale economie hebben een zeer kwetsbaar sociaaleconomisch profiel, ook in vergelijking met personen in armoede in Vlaanderen. In 2018 had 40% van de werkzoekenden die in aanmerking komen voor tewerkstelling in de sociale economie, een zeer hoog armoederisico. Ze hebben het gevoel niet rond te komen, wonen over het algemeen in slechte huisvesting, hebben een beperkt netwerk, en een laag niveau van levenstevredenheid.
- De sociale economie heeft een directe impact op het armoederisico van doelgroepwerknemers
Werken in de sociale economie heeft een directe impact op het armoederisico van doelgroepwerknemers. Het armoederisico van de mensen die in 2018 in de sociale economie instroomden, daalde van oorspronkelijk 48% naar 42% in 2020.
Het armoederisico daalt het sterkst voor alleenstaande instromers, gevolgd door alleenstaande ouders. Voor koppels zonder kinderen is de daling in het armoederisico op middellange termijn beperkt, en voor koppels met kinderen zien we zelfs een zeer kleine verhoging. Gezinssamenstelling en specifiek het inkomen van de partner zijn van groot belang voor het armoederisico. Ook benadrukken de resultaten dat er een werkloosheidsval is voor deeltijds werkenden. Dit wil zeggen dat het inkomen in veel gevallen lager ligt dan wanneer men een werkloosheidsuitkering zou krijgen. De inkomsten uit deeltijdse arbeid in de sociale economie alleen volstaan niet om gezinnen tot boven de armoedegrens te brengen.
- De sociale economie verbetert de context en de levensomstandigheden van de doelgroepwerknemers
De impact van tewerkstelling in de sociale economie gaat breder dan louter het inkomensaspect. De doelgroepwerknemers geven aan zich meer gesteund te voelen en verbetering te ervaren in tal van levensdomeinen: 32% zegt dat de woningkwaliteit verbeterd is, terwijl 68% aangeeft makkelijker rond te komen sinds ze tewerkgesteld zijn in de sociale economie. Acht op de tien doelgroepwerknemers ervaren meer levenstevredenheid sinds ze tewerkgesteld zijn in de sociale economie, en 43% ervaart minder stress.
Een belangrijke rol is weggelegd voor de sociale diensten en de werkvloerbegeleiders. In de focusgroepen werd duidelijk dat zelfs wanneer doelgroepwerknemers er financieel niet (veel) op vooruit gaan, ze toch diverse voordelen ervaren op vlak van hun sociale tewerkstelling.
- De sociale economie geeft kansen aan wie elders weinig kansen krijgt
Sociale economiebedrijven bieden tewerkstellingskansen aan wie ver van de reguliere arbeidsmarkt staat. De doelgroep waarop de sociale economie zich richt, en die door de VDAB als kwetsbaar worden ingeschat, kan niet zomaar elders een plek in de arbeidsmarkt verwachten.
- De sociale economie heeft veel potentieel maar het terugdringen van armoede vergt grote inspanningen
In een maximaal opschalingsscenario schatten we in wat er zou gebeuren als 100.000 langdurig werklozen en ontvangers van een leefloon in Vlaanderen voltijds worden tewerkgesteld in de sociale economie. Zo kunnen we evalueren wat de bovengrens kan zijn van het potentieel van de sociale economie. Hoewel het armoederisico van de groep zelf sterk afneemt, met wel 75%, blijft het macro-effect op het armoederisico beperkt met een daling van 12,5% tot 11,6% op Vlaams niveau. Deze beperkte daling houdt verband met systemische factoren: het niveau van de minimumlonen en van de kinderbijslagen in combinatie met het fiscale en parafiscale regime waardoor voor gezinnen met kinderen laagbetaalde arbeid (vooral in deeltijdse vormen) vaak ontoereikend is. In andere scenario’s, waar we bijvoorbeeld uitgaan van deeltijdse tewerkstelling, is er nagenoeg geen effect op het Vlaams armoederisico.
Aanbevelingen
De resultaten van dit onderzoek zijn hoopgevend en impliceren dat het potentieel van de sociale economie volop moet ingezet worden in de strijd tegen armoede. Als ze gekoppeld wordt aan verbeteringen in het fiscale en parafiscale regime van mensen die zich onderaan de arbeidsmarkt bevinden, dan zou de sociale economie een grotere rol kunnen spelen in het bereiken van armoededoelstellingen.
Specifiek voor de sociale economie formuleren we volgende aanbevelingen:
- Sterker inzetten op de inbedding van sociale economiebedrijven in lokale netwerken van hulp- en dienstverlening.
- Het potentieel van sociale economiebedrijven als ‘vindplaats’ van de doelgroep voor andere organisaties sterker uitspelen, door bijvoorbeeld informatiesessies over belastingen en premies.
- Inspiratie en goede praktijken in kaart brengen en delen.
- Meer ondersteuning bieden voor het leren over organisaties heen, zoals het uitwisselen van tools.
- Meer samenwerking en dialoog tussen de bedrijven, koepels en overheid stimuleren om structurele problemen te signaleren die verhinderen dat tewerkstelling een duurzame route uit (financiële) armoede vormt.