Bij volledig nieuwe aangelegenheden is een optreden van de decreetgever nodig omdat de decreetgever op gemeenschaps- en gewestniveau de primaire regelgever is. Hoe uitgebreid het optreden van de decreetgever moet zijn hangt af van meerdere factoren.
Als de aangelegenheid al bij decreet (of wet) geregeld is en het initiatief afwijkt van die regeling, is opnieuw een decretaal initiatief nodig. De regering kan immers niet eigenmachtig afwijken van een uitdrukkelijk decretale bepaling.
Als blijkt dat een optreden van de decreetgever noodzakelijk is, rijst de vraag welke aspecten in het decreet moeten worden geregeld, en wat eventueel kan worden gedelegeerd aan de Vlaamse Regering.
Het is in dat verband ook belangrijk te weten of het gaat om residuaire dan wel voorbehouden aangelegenheden.
Voorbehouden bevoegdheden
In sommige grondwetsbepalingen of bijzondere wetsbepalingen wordt het regelen van bepaalde aangelegenheden aan de formele wetgever opgedragen. Het gaat meer bepaald over de bepalingen in de grondwettelijke teksten die stellen dat een aangelegenheid door, alleen door, bij of krachtens de wet of het decreet wordt geregeld, of bepalingen waarin uitdrukkelijk gesteld wordt dat de wet of het decreet iets moet bepalen, waarborgen, invoeren, vaststellen, toekennen, enzovoort.
De Grondwet en de BWHI bevatten nogal wat bepalingen waarin aangelegenheden worden voorbehouden aan een formele wetgevende macht.
- Artikel 12(opent in nieuw venster) en 14(opent in nieuw venster) GW (legaliteitsbeginsel in strafzaken)
- Artikel 22(opent in nieuw venster) en 23(opent in nieuw venster) GW (eerbiediging van het privé-leven en het gezinsleven, en van de economische, sociale en culturele rechten)
- Artikel 22bis(opent in nieuw venster) GW (rechten van het kind)
- Artikel 24, §5(opent in nieuw venster) GW (het legaliteitsbeginsel in onderwijsaangelegenheden)
- Artikel 32(opent in nieuw venster) GW (uitzonderingen op het recht van openbaarheid van bestuur)
- Artikel 133(opent in nieuw venster) GW (authentieke interpretatie decreten)
- Artikel 170(opent in nieuw venster) en 172(opent in nieuw venster) GW (het fiscale legaliteitsbeginsel)
- Artikel 175(opent in nieuw venster) en 177(opent in nieuw venster) GW (jaarlijkse goedkeuring begroting en eindrekening)
- Artikel 9(opent in nieuw venster) BWHI (legaliteitsbeginsel over de oprichting en organisatie van autonome diensten)
- Artikel 11(opent in nieuw venster) BWHI (strafrechtelijk legaliteitsbeginsel)
- Artikel 14(opent in nieuw venster) BWHI (invoeren van het recht van voorkoop)
- Artikel 31(opent in nieuw venster) BWHI (controle op verkiezingsuitgaven van het Vlaams Parlement en op regeringsmededelingen van leden van de Vlaamse Regering)
- Artikel 79, §1,(opent in nieuw venster) BWHI (bepaling van de mogelijkheid tot onteigening)
- Artikel 92bis(opent in nieuw venster) BWHI (noodzaak instemming bij decreet van bepaalde SA)
- Artikel 17, §4(opent in nieuw venster), bijzonder decreet over de Vlaamse instellingen (verzoekschriften)
- Artikel 10 en 11 van de wet van 16 juli 1973 waarbij de bescherming van de ideologische en filosofische strekkingen gewaarborgd wordt (regeling erkenning en subsidiëring culturele activiteiten en culturele instellingen).
In een aantal aangelegenheden wordt het legaliteitsbeginsel nog versterkt door de vereiste van de bijzondere meerderheid:
- bij de uitoefening van de constitutieve autonomie (bijvoorbeeld artikel 118, §2(opent in nieuw venster), en 123, §2(opent in nieuw venster), GW en titel III, hoofdstuk II, afdelingen I en Ibis(opent in nieuw venster) BWHI);
- in sommige onderwijsaangelegenheden (artikel 24, §2(opent in nieuw venster), GW);
- bij het bepalen van de voorwaarden en de wijze van oprichting van binnengemeentelijke territoriale organen (artikel 41(opent in nieuw venster) GW)
- wanneer de in verkiezingsaangelegenheden de evenredige vertegenwoordiging voor lokale en intermediaire organen wordt verminderd (artikel 6, §1, VIII, 4°, c)(opent in nieuw venster), BWHI).
In voorbehouden aangelegenheden heeft de decreetgever reguleringsplicht. Hij moet de essentiële elementen van de regelgeving vaststellen zodat de regering de nodige gevolgen eruit kan afleiden. De decreetgever heeft dus een delegatiebeperking. Hij heeft een beperkte ruimte om regelgevende bevoegdheden te delegeren.
Wat juist bedoeld wordt met essentiële elementen hangt af van de materie, bijvoorbeeld:
- Bij belastingen moet de decreetgever zelf de identiteit van de belastingplichtigen, de belastingsgrond, de belastbare materie, de heffingsgrondslag, de aanslagvoet en het bedrag van de belasting vastleggen. De decreetgever bepaalt ook de vrijstellingen en verminderingen.
- Bij onderwijszaken moet de decreetgever de essentiële elementen van het onderwijs wat betreft de inrichting, erkenning en subsidiëring ervan regelen.
- Bij strafzaken moeten de omschrijving van de feiten, van de strafmaat en de vorm van de strafvervolging bij wet worden bepaald
- Recht op eerbieding van het privé- en gezinsleven (artikel 22 GW) in het kader van verwerking van persoonsgegevens: o.m. de aard van de persoonsgegevens en de finaliteit van de verwerking
- Bij sociale, culturele en economische rechten (artikel 23 GW): de reikwijdte, de toekenningsvoorwaarden en de werkingssfeer ratione personae
=> In het algemeen kunnen we dus stellen dat de decreetgever in voorbehouden aangelegenheden maar over een beperkte ruimte beschikt om regelgevende bevoegdheden te delegeren.
Residuaire bevoegdheden
Als een aangelegenheid niet door de Grondwet is voorbehouden aan de wetgevende macht en evenmin is opgedragen aan de uitvoerende macht, is het een residuaire of restaangelegenheid.
Op grond van het principe van de nationale soevereiniteit wordt ervan uitgegaan dat die aangelegenheden in beginsel door de formele wetgever, de wetgever of decreetgever naargelang het geval, moeten worden geregeld. In Vlaanderen is de decreetgever dus de primaire regelgever.
De decreetgever kan echter ook overeenkomstig artikel 78 BWHI(opent in nieuw venster) de regeling van die aangelegenheid opdragen aan de uitvoerende macht. In dat geval regelt de decreetgever best zelf de voornaamste onderdelen van de aangelegenheid (zie o.a. Advies R.v.St. 59.000/1/3, Parl.st. Vl.Partl. 2015-16, nr. 773/1, 200(opent in nieuw venster) en Adv.RvSt. 60.625/3 van 16 december 2016, Parl.St.Kamer 2016-17, nr. 54-2070/7, 8(PDF bestand opent in nieuw venster) ) en moet de delegatie uitdrukkelijk (nauwkeurig en ondubbelzinnig) geformuleerd zijn.
Wat precies in het decreet moet worden geregeld, wordt telkens in concreto beoordeeld. Als vuistregel kan worden gesteld dat de volgende aangelegenheden (het best) in het decreet worden opgenomen:
- Aangelegenheden die betrekking hebben op fundamentele rechten van burgers
- Fundamentele beleidskeuzes
- Institutionele bepalingen (oprichting, samenstelling en bevoegdheden van instellingen met rechtspersoonlijkheid)
- Toepassingsgebied van een regeling
- Regels m.b.t. het toezicht, opsporing en sanctionering
- Regels inzake rechtsbescherming en procedurele waarborgen
- Regels die onderlinge rechten en plichten vaststellen.