Veranderingen in het dieet van bunzing en steenmarter
In de vorige edities van Roofdiernieuws presenteerden we al twee papers (Van Den Berge et al., 2021, Van Den Berge et al. 2022) binnen een drieluik over de voedselecologie van kleine en middelgrote roofdieren in Vlaanderen. De maaginhouden van de vele verkeerslachtoffers die over de jaren heen door het Marternetwerk werden ingezameld dienden als basis voor deze drie papers.
Het sluitstuk van het drieluik werd dit voorjaar gepubliceerd in Global Ecology and Conservation: Shifting dietary habits linked with contrasting population trends of two sympatric mustelids (Martes foina and Mustela putorius) over 16 years.
In deze paper focussen we op de voedselkeuze van steenmarter en bunzing tussen 1998 en 2013. Toen we begonnen marterachtigen in te zamelen in 1998 was de bunzing nog zeer algemeen en stond de steenmarter aan het begin van de rekolonisatie van Vlaanderen. Tegen 2013 was steenmarter gebiedsdekkend aanwezig in Vlaanderen en was de bunzingpopulatie fors afgenomen.
Bunzing (foto Lars Soerink - Vildaphoto)
Steenmarter (foto Yves Adams - Vildaphoto)
Beide marterachtigen vertoonden gedurende deze periode van tegengestelde populatietrends duidelijke wijzigingen in hun dieet. Het aandeel fruit, granen en haasachtigen in het dieet van steenmarters nam in de loop der jaren duidelijk af, ten voordele van het aandeel keukenafval. Bij bunzings zagen we dan weer een afname van vogels, knaagdieren en andere zoogdieren in hun dieet, ten voordele van het aandeel amfibieën. Beide soorten zijn zich in de loop der jaren sterker gaan specialiseren op bepaalde voedselitems.
Steenmarters kunnen duidelijk profiteren van hun aanpassingsvermogen en flexibele dieetkeuze. Door de breedte van hun - eerder omnivoor - dieet kunnen ze zich goed handhaven in het sterk verstedelijkte Vlaamse landschap, getuige de toename van keukenafval in hun dieet. Bunzings daarentegen zijn kwetsbaarder door hun meer gespecialiseerd carnivoor dieet. Deze soort gaat in heel Europa achteruit, de oorzaken zijn een complex samenspel van factoren en kunnen verschillen van regio tot regio. Voor Vlaanderen speelt de abrupte crash van de konijnenpopulatie door het RHD-virus waarschijnlijk een grote rol, in combinatie met schaalvergroting en intensivering in de landbouw. Dit laatste heeft een negatieve impact gehad op het voorkomen van typische bunzingprooien zoals woelmuizen én op het voorhanden zijn van schuilmogelijkheden voor bunzings: perceelsgrenzen, houtkanten, bosjes, overhoekjes. Door de verdere verstedelijking, met ook in het landelijk gebied een stijgende bewoningsgraad, is ongetwijfeld ook de competitie tussen inheemse roofdieren en huiskatten toegenomen. In Vlaanderen leven naar schatting 75 huiskatten per km² (FOD economie, 2010). Mogelijk speelt ook hybridisatie met fretten een rol, een steekproef bij Vlaamse bunzings leerde dat 15 % uiterlijke kenmerken van hybridisatie met fretten vertoonde. Bruine rat is in Vlaanderen, gekenmerkt door lintbebouwing en verspreide landelijke bewoning, een talrijk aanwezige prooi voor zowel steenmarters als bunzings - maar bruine ratten worden intensief bestreden met rodenticiden. We konden eerder al aantonen dat een zeer groot aandeel van Vlaamse steenmarters en bunzings verontrustend hoge concentraties residuen van rodenticiden in de lever bevatten (Baert et al. 2015). Bunzings zijn mogelijk kwetsbaarder voor de gevolgen van secundaire intoxicatie dan steenmarters.
De combinatie van habitatverlies en een algemene afname van (onvergiftigde) kleine zoogdierprooien in het landschap hebben bunzings wellicht gedwongen om zich terug te trekken in de meest optimale habitats zoals moerasgebieden, beek- en riviervalleien, met veel amfibieën als preferentiële prooi.