Roofdiernieuws 30

Positieve en negatieve ecosysteemdiensten van kleine en middelgrote roofdieren in Vlaanderen onder de loep

In de vorige editie van Roofdiernieuws presenteerden we een eerste paper van een drieluik over de voedselecologie van kleine en middelgrote roofdieren in Vlaanderen. De maaginhouden van de vele verkeerslachtoffers die over de jaren heen door het Marternetwerk werden ingezameld dienen als basis voor deze drie papers. De tweede van het drieluik werd intussen gepubliceerd in het Belgian Journal of Zoology en bekijkt het dieet van kleine en middelgrote roofdieren door de bril van enkele ecosysteemdiensten, zowel in positieve als negatieve zin.

Biodiversiteit heeft naast een intrinsieke waarde ook een functionele waarde, door het beïnvloeden van ecosystemen en het leveren van diensten aan de maatschappij. Recent gaat er veel aandacht naar deze ecosysteemdiensten om de link tussen biodiversiteit en de maatschappij aan te tonen.

Bij roofdieren worden vooral negatieve ecosysteemdiensten frequent belicht: denken we maar aan schade aan pluimvee door vossen, schade aan auto’s door steenmarters, … Positieve ecosysteemdiensten die roofdieren leveren, zoals beheersing van ziektes van hun prooidieren en onderdrukking van plaagsoorten zoals bruine ratten, worden veel minder belicht.

Vos (foto Yves Adams - Vildaphoto)

Vos (foto Yves Adams - Vildaphoto)

In de paper verschenen in The Belgian Journal of Zoology gaan we enerzijds na in welke mate vos, steenmarter, bunzing, hermelijn, wezel en das negatieve ecosysteemdiensten leveren door predatie van jachtwild (haas, fazant en patrijs). Al deze roofdiersoorten hebben inderdaad een lange geschiedenis van vervolging achter de rug omwille van vermeende schade aan jachtwild. Anderzijds kijken we ook in welke mate ze positieve ecosysteemdiensten leveren, door predatie van soorten die door de maatschappij als pest of plaagsoorten worden beschouwd: ratten en woelmuizen (schade aan land- en tuinbouw).

De voornaamste bevindingen kunnen we als volgt samenvatten:

  • Het aandeel wildsoorten in de maaginhouden varieert van 0.0% tot 12,6%, naargelang de roofdiersoort
  • Het aandeel pestsoorten in de maaginhouden varieert van 2,7% tot 46,3%, naargelang de roofdiersoort
  • Er werden geen wildsoorten aangetroffen in de magen van wezels en hermelijnen versus een aandeel van respectievelijk 46,3% en 41.9% aan pestsoorten
  • Dassen consumeren weinig wildsoorten (1%), maar ook weinig pestsoorten (2,7%)
  • Bij vos, bunzing en steenmarter werd een aandeel van respectievelijk 12,6%, 5% en 2,4% aan wildsoorten aangetroffen versus 25,6%, 19.1% en 12% aan pestsoorten
  • Bij alle carnivoren was het aandeel pestsoorten in het dieet hoger dan het aandeel wildsoorten

Uit deze cijfers blijkt dat de negatieve ecosysteemdiensten van kleine en middelgrote carnivoren in Vlaanderen in de vorm van predatie van jachtwild zeer beperkt zijn. Toch kan dit bij vos, bunzing en steenmarter vanuit het perspectief van sommige stakeholders, zoals de jagerij, een argument zijn om deze soorten alsnog als schadelijk te beschouwen en dus te (willen) bestrijden. Daar tegenover staat dat alle soorten (met uitzondering van das die vooral fruit en ongewervelden eet) in een dichtbevolkte en sterk versnipperde regio als Vlaanderen,  gekenmerkt door eindeloze lintbebouwing en verspreide landelijke bewoning, een belangrijke positieve ecosysteemdienst leveren voor een aanzienlijk deel van de maatschappij in de vorm van het controleren van pestsoorten zoals o.m. de bruine rat. 

Opgelet

  • {{validation.errorMessage}}