Opgelet voor dwergotters
In de vorige nieuwsbrief hebben we het belang aangehaald van het integreren van losse, toevallige waarnemingen van otter. Het beoordelen van gemelde zichtwaarnemingen is echter vaak niet evident. Weinig waarnemers zijn vertrouwd met het beeld van een otter, en ook voor geoefende natuurkenners is het onderscheid in bepaalde omstandigheden niet altijd met zekerheid te maken. Er zijn verschillende andere soorten die tot verwisseling kunnen leiden, zeker in geval van zwemmende dieren zoals bever en beverrat, of zelfs muskusrat en zeehond.
Twee soorten kunnen voor extra verwarring zorgen gezien ze als marterachtigen enigszins verwant zijn aan de Europese otter: de Amerikaanse nerts (Mustela vison) en de Aziatische kleinklauwotter of dwergotter (Aonyx / Amblonyx cinereus). Het zijn beide niet-inheemse soorten. De eerste werd tot voor kort vooral als pelsdier gekweekt, en ontsnapte of losgelaten exemplaren overleven in het wild. Dwergotters zijn vooral populair in (private) dierentuinen: het zijn dag-actieve, in groep levende dieren met een vrijpostig en vermakelijk gedrag, zodat zij zich goed laten observeren door toeschouwers. De soort is niet opgenomen in de zogenaamde ‘positieflijst’ van zoogdieren die in België als huisdier mogen gehouden worden. Sinds het van kracht zijn van deze regelgeving in 2002 is het in principe verboden dwergotters te houden, tenzij met een daartoe afgeleverde vergunning. Toch duikt er af en toe een dwergotter op vrije voeten op, zonder dat bekend is waar het dier vandaan is gekomen. Nadat ons eerder al drie gevallen bekend raakten uit 2006, 2009 en 2012, registreerden we in 2021 twee nieuwe waarnemingen.
Op 14 augustus kon Dirk Van Rooy (VMM) voor het eerst een otter gadeslaan op een vreemde locatie en met een vreemd gedrag – overdag actief vlakbij een drukke weg aan een tankstation. Het dier was niet erg groot maar hoedanook onmiskenbaar een otter. In de dagen daarna namen nog verschillende andere personen het dier waar, telkens in bizarre omstandigheden die al sterk deden vermoeden dat het om een dwergotter moest gaan. De video-opname hieronder van Ruud Leys op 25 augustus bracht hiervan de definitieve bevestiging.
Rond 10 september kon Ton Marisael een zwemmend exemplaar fotograferen in een oude Scheldearm in Nederename, Oudenaarde (Oost-Vlaanderen). Het dier liet zich benaderen tot op ca. 4 m, de lichaamslengte werd op 40-50 cm geschat. Het is een wat bizar toeval, dat eerder dat jaar en in dezelfde regio tweemaal ottersporen van een Europese otter werden gevonden, nadat er het jaar voordien ook een Europese zwemmende otter werd gefotografeerd – zie de verwijzing naar deze waarnemingen in de vorige Roofdiernieuws. De grootte van de pootafdrukken, bovendien met duidelijke nagelafdrukken (dwergotters hebben nauwelijks of geen nagels) laten er absoluut geen twijfel over bestaan dat het toen geen dwergotter betrof, en ook de beide foto’s van de zwemmende dieren tonen duidelijk de twee verschillende soorten. Hieruit blijkt dat elke waarneming afzonderlijk dient te worden beoordeeld – en het best mogelijk is dat een Europese en dwergotter op eenzelfde locatie worden waargenomen, net als bv. ook een Amerikaanse nerts.
Dwergotter, oude Scheldearm Nederename, ca. 10 september 2021 (foto: Ton Marisael)
Het is duidelijk dat het beoordelen van een zichtwaarneming van een “otter” zonder concreet documentatiemateriaal (foto, video, of tegelijk ook pootafdrukken, …) soms het nodige voorbehoud zal vergen, zelfs wanneer de waarnemer met recht en rede claimt wel degelijk een otter (“met dikke kegelvormige staart”, …) te hebben gezien. Het formaat is uiteraard in principe een belangrijk onderscheidingskenmerk tussen dwergotter en Europese otter – maar dat geldt dan weer niet ten aanzien van een jonge Europese otter.
Jonge Europese otters vergezellen het moederdier gedurende meerdere maanden, tot soms ruim een jaar, en zijn pas dan in staat voldoende voedsel voor zichzelf te vangen. Wanneer een moederdier tijdens deze periode wegvalt, bv. als verkeersslachtoffer, is de kans reëel dat de jongen sterk verzwakken en op de dool geraken. Dergelijke dieren verliezen klassiek (gedeeltelijk) hun schuwheid, en kunnen op vreemde locaties opduiken … precies zoals we kennen van (normale) dwergotters! De beoordeling van een otterwaarneming als ontsnapte exoot dan wel als een bewijs van lokale voortplanting van Europese otter wordt dan wel heel precair. Verder terreinonderzoek is in dergelijke gevallen nodig om extra informatie proberen te vinden, en dit zo snel mogelijk na de waarneming. Het snel doorgeven van waarnemingen is daartoe zeer wenselijk.