Pers

Terug naar overzicht
Brussel

Wetenschappelijk onderbouwd maatwerk voor natuurherstel is een essentieel onderdeel van het stikstofplan


In een interview in De Tijd van afgelopen zaterdag (10/02) laat professor Tobias Ceulemans (UA) zijn licht schijnen over het stikstofdossier. Hij verwijt het beleid een eenzijdige focus op de reductie van stikstofemissies, zonder aandacht te hebben voor andere factoren die de toestand van onze natuur beïnvloeden, zoals verdroging, versnippering en vermesting via andere bronnen. Ook vindt hij dat de discussie vaak onwetenschappelijk wordt gevoerd.

Als ecologen en medewerkers van het Instituut voor Natuur- en Bosonderzoek (INBO) willen wij kanttekeningen plaatsen bij die ongenuanceerde kritiek. Het INBO is de wetenschappelijke overheidsinstantie die het Vlaamse biodiversiteitsbeleid adviseert en wetenschappelijk onderbouwt. Het leverde en levert onder andere de ruime wetenschappelijke onderbouwing van het stikstofplan. 

Het cruciale punt waar aan voorbij wordt gegaan in het interview, is dat het voorlopige stikstofakkoord dat in februari 2022 gesloten werd, veel meer omvat dan enkel het aanpakken van 41 piekbelasters. Er wordt ook een ruim budget voorzien voor een stikstofsaneringsplan met maatwerk voor kwetsbare natuur. Dit plan moet onder meer de sinds decennia opgehoopte stikstof in onze natuurlijke ecosystemen wegwerken en ervoor zorgen dat onze natuurgebieden de door Europa opgelegde gunstige staat van instandhouding halen. Het INBO staat in voor de wetenschappelijke onderbouwing van dit saneringsplan en gaat daarvoor niet over één nacht ijs.

Al in 2018 maakten we per Europees beschermd habitattype een lijst met de mogelijke herstelmaatregelen in het kader van de Programmatische Aanpak van Stikstof (PAS), waarmee je de impact van stikstofdepositie kan terugdringen. Daarin maakten we al onderscheid tussen beschermde natuurtypes (habitats) met een verschillende gevoeligheid voor stikstofdepositie. Voor de meest gevoelige habitats is de impact van stikstofdepositie zo groot, dat duurzaam herstel pas mogelijk wordt nadat die depositie naar beneden gehaald is. Dure herstelmaatregelen uitvoeren zonder eerst die noodzakelijke verlaging te verwezenlijken, is geldverspilling. Voor wat minder gevoelige natuurtypes is de situatie anders. Daar is een duurzame kwaliteitsverbetering door maatregelen al haalbaar, ook als de zogeheten kritische depositiewaarde voor stikstof nog overschreden wordt. Voor deze natuurtypes zijn maatregelen die de waterhuishouding herstellen, een belangrijk aandachtspunt. Het stikstofsaneringsplan houdt rekening met deze differentiatie.

Nog in 2018 publiceerde het INBO voor elk Europees beschermd gebied een PAS-gebiedsanalyse. Die geeft per gebied een overzicht van de Europees te beschermen habitattypes die lijden onder stikstofdepositie, en van de concrete herstelmaatregelen die de effecten hiervan kunnen remediëren of milderen, op maat van elk beschermd habitatrichtlijngebied. Ook dit maakt deel uit van het stikstofsaneringsplan. Waar er nog hiaten in de kennis zijn, leveren we bovendien blijvende inspanningen om die wetenschappelijke kennis bij te spijkeren. Het stikstofsaneringsplan is dus puur maatwerk, toegespitst op onze beschermde gebieden.

Het verdient aandacht dat veruit het grootste deel van het stikstofsaneringsplan bestaat uit maatregelen die hydrologisch herstel beogen. Ze zijn niet enkel effectief tegen de impact van overmatige stikstofdepositie (vermesting en verzuring), maar helpen ook andere milieudrukken, zoals verdroging, te remediëren. Dit vereist echter structurele ingrepen die het niveau van het perceel of zelfs het gebied overstijgen. Het zijn maatregelen die op landschapsschaal uitgerold moeten worden en zo meteen effectief bijdragen aan de verbetering van de milieukwaliteit van een hele reeks percelen met actuele of toekomstige aanwezigheid van beschermde habitattypes. In veel gevallen gaat het om het structureel verhogen van de grondwaterpeilen om verdroging tegen te gaan, en om het verbeteren van de waterkwaliteit.

Ook bij het hydrologisch herstel is een wetenschappelijke onderbouwing essentieel. Het INBO draagt daar aan bij door onder meer een uitgebreid grondwatermeetnet in onze natuurgebieden (WATINA), door het ecohydrologische functioneren van onze beschermde gebieden in beeld te brengen, en door de gefaseerde aanpak van de noodzakelijke herstelmaatregelen wetenschappelijk te onderbouwen. Het INBO zal ook instaan voor de opvolging en evaluatie van de resultaten van al die inspanningen.