Amerikaans tijdschrift waarschuwt voor dramatische achteruitgang van de insecten
Insecten zijn onontbeerlijke schakels in allerlei ecosystemen: ze breken bladeren en hout af, houden andere insectensoorten binnen de perken, bestuiven bloemen en landbouwgewassen en dienen als voedsel voor heel wat andere diersoorten zoals kleine zoogdieren, vogels en vleermuizen. Als er nog meer insecten verdwijnen, kan dat mogelijk wereldwijde ecologische en economische gevolgen hebben.
In Vlaanderen zijn inmiddels 20 van de 70 dagvlinders regionaal uitgestorven (29%) en op Europese schaal zijn de aantallen dagvlinders van graslanden met ongeveer 39% gedaald. De achteruitgang van insecten in het algemeen en dagvlinders in het bijzonder is een indicator voor de steeds verslechterende toestand van de regionale en globale biodiversiteit.
- De veldparelmoervlinder is een typische graslandvlinder, die in de jaren 1990 zo goed als uitgestorven was in Vlaanderen, en dat ondanks het feit dat ze een van de meest algemene planten in Vlaanderen als waardplant gebruiken: smalle weegbree. Maar de veldparelmoervlinder gebruikt alleen die smalle weegbreeplanten waarvan de bladeren als een rozet plat op de grond liggen omdat daar een warm microklimaat heerst. Door overmatige stikstofdepositie staan de bladeren van de meeste smalle-weegbreeplanten in Vlaanderen nu omhoog in plaats van op de grond te liggen. Dat zorgt voor een onvoldoende warm microklimaat en maakt ze ongeschikt om eitjes op af te zetten. Door zeer gerichte beheermaatregelen en vermoedelijk ook klimaatopwarming worden steeds meer smalle weegbreeplanten geschikt voor de veldparelmoervlinder waardoor de soort zich recent opnieuw uitgebreid heeft in de Kempen.
- Ook heel wat dagvlinders van de heide krijgen het de laatste jaren steeds lastiger. Door de steeds langere droogteperiodes tijdens de recente zomers verdroogt de natte heide en krijgt het gentiaanblauwtje het jaar na jaar lastiger om zich in Vlaanderen te handhaven. Ook soorten van droge heide zoals de heivlinder en de kommavlinder, waarvan je verwacht dat ze dergelijke droogtes goed kunnen verdragen, hebben te kampen met een gebrek aan nectar (bv. de heide die nauwelijks in bloei komt door de droogte) en waardplanten van slechte kwaliteit (veel te droge grassen die ongeschikt zijn voor de rupsen van deze soorten).
- Bossoorten zoals de keizersmantel en de grote weerschijnvlinder lijken het dan weer goed te doen en komen in steeds meer bossen in Vlaanderen voor. De oorzaak is ook hier deels te zoeken in de klimaatopwarming die zorgt voor een warmer microklimaat in bossen. Ook het ouder worden van onze bossen, wat zorgt voor meer structuur in het bos, draagt zeker bij tot het succes van deze soorten.
De oorzaken van de achteruitgang van vlinders en andere insecten zijn in de meeste landen vergelijkbaar, namelijk habitatverlies en -achteruitgang, en stikstofdepositie door de landbouw en de industrie. Ook de opwarming van de aarde is voor enkele koudeminnende soorten een ernstige bedreiging (bv. gentiaanblauwtje). Door klimaatverandering kunnen andere soorten dan weer hun verspreidingsgebied noordwaarts uitbreiden, waardoor “nieuwe” soorten zich in Vlaanderen vestigen (bv. kaasjeskruiddikkopje, scheefbloemwitje).
De PNAS-paper haalt ook oplossingen aan, en geeft grootschalig herstel van het landschap aan als een van de belangrijkste: meer habitat creëren, de kwaliteit van de bestaande habitat verhogen en verbindingen realiseren tussen de gebieden. Het zal dus niet volstaan om alleen in de natuurgebieden aan betere omstandigheden te werken, ook in bebouwde zones en landbouwgebied zijn maatregelen nodig. Het zal niet gemakkelijk zijn, maar enkele voorbeelden in het artikel tonen aan dat volgehouden inspanningen wel degelijk het verschil kunnen maken.