Publicatiedatum: 2019-04-01T10:00:00+01:00
Anno 2019 worden de populatiedoelen bereikt voor acht watervogelsoorten. Voor elf soorten is dat niet het geval en blijft de afstand tot de doelen vrij groot tot groot. Bij vijf daarvan is die afstand sinds 2014 groter geworden.
De indicator toont voor 19 soorten watervogels van Europees belang* de procentuele afstand van de gemiddelde Vlaamse winterpopulatie tot de gestelde gewestelijke doelpopulatie (Paelinckx 2009) binnen de instandhoudingsdoelstellingen van de soort (distance to target). Het betreft de gemiddelde winterpopulaties over de winters 2013/14 tot 2017/18.
Anno 2019 worden de populatiedoelen bereikt voor acht watervogelsoorten: grauwe gans, kolgans, toendrarietgans, kleine zwaan, grote zilverreiger, krakeend, slobeend en wulp. Voor elf soorten is dat niet het geval en blijft de afstand tot de doelen vrij groot tot groot. Bij vijf daarvan is die afstand sinds 2014 groter geworden. Bij tafeleend, pijlstaart, kemphaan en wintertaling wordt slechts de helft of minder van de vooropgestelde doelstelling gehaald. Bij een aantal soorten volgt de grootte van de Vlaamse winterpopulatie de algemene trend op Europees populatieniveau, zoals bij tafeleend (afname) en grote zilverreiger (toename). Ook grootschalige areaalverschuivingen binnen het Europese verspreidingsgebied kunnen een invloed hebben op de aantallen in Vlaanderen (zoals bij de afname van kleine rietgans). Daarnaast is er bij heel wat soorten ook een duidelijk verband tussen de vastgestelde trends in Vlaanderen en ecologische veranderingen in bepaalde waterrijke gebieden, zoals in het Zeeschelde-estuarium. Om de populatiedoelen te halen, zijn er in een groot aantal gebieden mogelijkheden om de draagkracht voor watervogels te verhogen via gepaste inrichtings- en beheermaatregelen (bv. vernatting en het beperken van verstoring).
Publicatiedatum: 2019-04-01T10:00:00+01:00
Voor elk van de zes telmaanden van een winterseizoen (oktober-maart) werden eerst de getelde totaalaantallen in Vlaanderen van elke soort berekend. Het gemiddelde van die zes maandelijkse aantallen is het seizoensgemiddelde van een soort. Over een periode van vijf winters beschikken we aldus van elke soort over vijf seizoensgemiddelden. De uiteindelijk vermelde populatiegrootte van een soort in de periode 2013/14 – 2017/18 is het naar boven afgeronde gemiddelde van die vijf seizoensgemiddelden.
Dezelfde berekeningswijze werd gebruikt voor het bepalen de populatiedoelen die vastgelegd zijn in de Gewestelijke Instandhoudingsdoelstellingen (Paelinckx 2009). Dit laat ons toe om recente populatie-aantallen te toetsen aan de bovenvermelde doelen. Dit gebeurt door te berekenen hoeveel % het seizoensgemiddelde bedraagt van het gewestelijke instandhoudingsdoel. Stel dat dit 90% is, dan is de afstand tot het doel -10%. Omgekeerd kan het doel ook overschreden worden, wat resulteert in positieve percentages.
Het berekenen van maandelijkse totaalaantallen en seizoensgemiddelden gebeurde louter op basis van effectief getelde aantallen (zoals ook het geval was bij de G-IHD). Er werden dus geen bijschattingen uitgevoerd voor niet getelde gebieden. Omwille van de hoge telvolledigheid wordt echter aangenomen dat dit slechts een heel beperkte invloed heeft op de aantallen die in verschillende maanden of winters worden geteld. Voor de meeste soorten geven de getelde aantallen dus een betrouwbaar beeld van de werkelijke populatiegrootte en trends.
Voor enkele soorten die onvoldoende gedekt worden door de watervogeltellingen (meeuwen) werden schattingen uitgevoerd op basis van een combinatie van (aanvullende) telgegevens, slaapplaatstellingen, losse waarnemingen en/of ‘expert opinion’.
Broncode indicator: europese_watervogels.Rmd
Broncode metadata: metadata_europese_watervogels.Rmd
Beschrijving | Gegevens | Metadata |
---|---|---|
Brondata Europese watervogels | europese_watervogels_data.csv | europese_watervogels_data.yml |