“Groene infrastructuur als troef voor de toekomst”
Groene infrastructuur kan het biodiversiteitsverlies in onze samenleving helpen stoppen en de natuur nieuwe impulsen geven. Maar wat is groene infrastructuur precies? Om in een concreet project met groene infrastructuur aan de slag te gaan, is het belangrijk dat alle betrokkenen het concept op eenzelfde manier invullen. Het op papier zetten van een sluitende, eenduidige en voor iedereen aanvaardbare definitie van groene infrastructuur is geen evidentie. Het begrip mag dan al in beleidsdocumenten en ook in de wetenschappelijke literatuur gemeengoed zijn geworden, toch blijkt dat achter het concept heel uiteenlopende en vaak tegengestelde definities, ambities en verwachtingen schuilgaan. In de Natuurverkenning 2050 gingen we op zoek naar een breed gedragen werkdefinitie van groene infrastructuur die het overleg rond biodiversiteit en andere maatschappelijke uitdagingen kan faciliteren. We streefden daarbij naar een werkdefinitie die enerzijds enige ruimte laat voor interpretatie door uiteenlopende doelgroepen, en anderzijds toch voldoende duidelijk en concreet is om er helder over te communiceren.
Groene infrastructuur definiëren
Bij het afbakenen van die werkdefinitie gingen we niet over één nacht ijs. We interviewden wetenschappers, beleidsmedewerkers en belanghebbenden uit diverse sectoren over hun visie op groene infrastructuur. We organiseerden een enquête en debatteerden tijdens workshops met een uitgebreide gebruikersgroep. Daaruit bleek dat de respondenten groene infrastructuur niet alleen typeren op basis van haar fysieke verschijningsvorm maar ook op basis van haar functie, haar kwaliteit en de maatschappelijke en ruimtelijke context waarin ze voorkomt. We kunnen die vier aspecten van groene infrastructuur analytisch wel onderscheiden maar in de praktijk zijn ze sterk met elkaar verweven. Zo hangen de kwaliteitscriteria waaraan groene infrastructuur volgens de meeste gebruikers moet voldoen af van de (lokale) context, bijvoorbeeld of je over een stedelijke of meer landelijke omgeving praat. Omwille van de verwevenheid van die vier aspecten, stellen we ze voor als de vier blaadjes van een klavertje vier.
Groene infrastructuur als oplossingsruimte
Op basis van een analyse van wetenschappelijke literatuur en beleidsrapporten, van de diepte-interviews en van discussies in workshops met onze gebruikersgroep definiëren we groene infrastructuur in de Natuurverkenning 2050 als volgt :
“Groene infrastructuur is een netwerk van kwaliteitsvolle natuurlijke en halfnatuurlijke gebieden en landschapselementen die natuurlijke processen herbergen. Het beheer en gebruik ervan heeft tot doel de biodiversiteit te beschermen en andere maatschappelijke doelen te realiseren in zowel een landelijke als een meer verstedelijkte omgeving.”
Deze werkdefinitie bevat meerdere belangrijke begrippen die wat toelichting vergen:
- Netwerk: een netwerk zorgt voor een betere connectiviteit binnen en tussen natuurlijke en halfnatuurlijke gebieden. Het zorgt ervoor dat gebieden en landschapselementen als een geheel functioneren, zodat bepaalde doelen bereikt kunnen worden.
- Natuurlijke en halfnatuurlijke gebieden: dit zijn zones die relatief weinig door de mens verstoord zijn en waar natuurlijke processen (binnen bepaalde grenzen) nog vrij spel hebben. Ze bevatten ook meer intensief gebruikte zones, zoals urbane omgevingen of gebieden met biologische landbouw, waarin we de natuurlijke processen meer sturen. Zo kunnen we bepaalde ecologische functies en natuurwaarden beschermen, versterken of sturen in functie van maatschappelijke noden en wensen.
- Landschapselementen: aspecten in of van het landschap die niet noodzakelijk een gebied vormen, maar die we toch als groene infrastructuur beschouwen. Ze situeren zich op verschillende schaalniveaus, van hagen en groendaken tot vrij meanderende rivieren.
- Biodiversiteit beschermen: de bescherming en het herstel van biodiversiteit in de brede zin van het woord, dus de verscheidenheid aan genen, soorten, ecologische processen, ecosystemen en landschappen.
- Maatschappelijke doelen realiseren: dit omvat diverse aspecten van maatschappelijk welzijn en economische welvaart, zoals gezondheid, kwaliteit van de leefomgeving, een rechtvaardig inkomen en sociale cohesie. Veel van die aspecten hangen af van de beschikbaarheid van ecosysteemdiensten.
- Beheer en gebruik: via diverse vormen van beheer en gebruik, zoals snoeien of laten overstromen, kunnen we de grenzen van en de processen binnen ecosystemen en landschapselementen bijsturen. Zo kunnen we bepaalde kwaliteitscriteria halen en bepaalde natuurdoelen en maatschappelijke doelen realiseren.
- Kwaliteitsvol en natuurlijke processen herbergen: voor een netwerk van groene infrastructuur kunnen we kwaliteitseisen vooropstellen, zoals omvang, soortendiversiteit, milieukwaliteit, toegankelijkheid en zo meer. Wat die criteria zijn, hangt af van de concrete doelen en wordt door de lokale of de ruimere context bepaald.
Deze werkdefinitie omschrijft groene infrastructuur op een brede, contextoverschrijdende en pluralistische wijze. Ze begrenst een oplossingsruimte waarbinnen de definitie verder kan worden geconcretiseerd. Dit betekent dat ze ruimte laat voor, maar ook de noodzaak onderstreept van, een debat en overleg tussen belanghebbenden.