Metadatabank
Sinds meerdere decennia staat het INBO in voor de aanleg, de selectie en het beheer van levende collecties van bomen en struiken.
Deze collecties werden ondergebracht in een metadatabank waarbij ze worden gekarakteriseerd aan de hand van meerdere beschrijvende parameters (descriptoren).
Latijnse_Soortnaam
Latijnse benaming van de belangrijkste boom- of struiksoort in de collectie.
Nederlandse_Soortnaam
Nederlandse benaming van de belangrijkste boom- of struiksoort in de collectie.
Type_Collectie
Er worden drie types van levende collecties onderscheiden.
Uitgangsmateriaal
Bosbouwkundig uitgangsmateriaal omvat levende collecties van bomen en struiken die de basis vormen voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal zoals zaden, plantendelen en plantgoed. In toepassing van het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003 betreffende de procedure tot erkenning van bosbouwkundig uitgangsmateriaal en het in de handel brengen van bosbouwkundig teeltmateriaal, mag teeltmateriaal dat in de handel wordt gebracht enkel geoogst worden op erkend uitgangsmateriaal.
Het erkend uitgangsmateriaal wordt als “toegelaten eenheid” met een unieke referentiecode ingeschreven in het Register van het Bosbouwkundig Uitgangsmateriaal dat door het INBO wordt bijgehouden.
Proefpercelen
In 1948 werd aan het INBO (toenmalig Instituut voor Populierenteelt) een selectie- en veredelingsprogramma rond populier uitgebouwd, gericht op voorbrengen van populierenklonen gekenmerkt door een hoge en kwalitatief hoogwaardige houtproductie. Vanaf de jaren ’80 werd dit veredelingsprogramma verder uitgebreid naar andere economisch belangrijke boomsoorten zoals wilg, boskers, gewone es, zwarte els, gewone esdoorn en wintereik.
Ter ondersteuning van dit veredelingsonderzoek werden talloze veldproeven aangelegd waarin periodisch meerdere bosbouwkundig relevante kenmerken werden gemeten en geobserveerd (groeikracht, vorm, ziekteresistentie, fenologie).
In het kader van de klimaatverandering worden sinds enkele jaren bijkomende veldproeven aangelegd. Doelstelling is het aanpassingsvermogen van boom- en struiksoorten in beeld te brengen door het uitvoeren van observaties in jaren met uiteenlopende klimatologische condities en in veldproeven aangelegd op sterk verschillende standplaatsen.
Basiscollecties
Aan het INBO worden sinds meer dan een halve eeuw basiscollecties aangelegd van diverse boom- en struiksoorten. Enerzijds vormden deze uiterst waardevolle collecties de basis van jarenlange veredelingsprogramma’s van economisch waardevolle boomsoorten met als einddoel de selectie of creatie van genetisch hoogwaardig uitgangsmateriaal.
Anderzijds werden recenter meerdere collecties aangelegd in functie van het behoud van waardevolle (autochtone) genotypes en/of populaties van inheemse boom- en struiksoorten.
L72_X en L72_Y
De geografische ligging (breedtegraad en lengtegraad) van de collecties wordt weergegeven volgens het Lambert 72 coördinatensysteem. De cartesische X en Y coördinaten worden uitgedrukt in meter en zijn op alle Belgische topografische kaarten terug te vinden.
Gemeente
Naam van de hoofdgemeente
Registernummer_vóór_2017
Registernummer_vanaf_2017
Het registernummer is een unieke referentiecode waarmee alle uitgangsmateriaal is ingeschreven in het Register van het Bosbouwkundig Uitgangsmateriaal.
Het registernummer vóór 2017 was gebaseerd op de indeling van België in 9 herkomstgebieden en deelgebieden en was qua syntax navenant gestructureerd
Vanaf 2017 werd Vlaanderen beschouwd als één herkomstgebied. De indeling ten zuiden van Samber en Maas bleef behouden.
Raadpleeg het systeem van toekenning van de registernummers.
Erkende_Naam
Naast het registernummer wordt aan het uitgangsmateriaal tevens een erkende benaming gegeven. Doorgaans is dit het plaatselijke toponiem.
Type_Uitgangsmateriaal
Er worden zes types van uitgangsmateriaal onderscheiden:
- Zaadbron: bomen in een gebied waar zaad wordt verzameld
- Bestand: een afgebakende, wat samenstelling betreft voldoende uniforme populatie bomen
- Zaadtuin: een aanplanting van geselecteerde klonen of families die wordt afgeschermd of beheerd om bestuiving door externe stuifmeelbronnen te voorkomen of te beperken en die wordt beheerd om veelvuldige, overvloedige en gemakkelijke zaadoogsten te verkrijgen
- Ouderplanten van een familie: bomen die door gecontroleerde of vrije bestuiving worden gebruikt voor het verkrijgen van nakomelingschap
- Kloon: groep van individuen die door vegetatieve vermeerdering van één oorspronkelijke uitgangsplant zijn afgeleid
- Mengsel van klonen: een mengsel van geïdentificeerde klonen in welbepaalde verhoudingen
Categorie_Teeltmateriaal
Bosbouwkundig uitgangsmateriaal vormt de basis voor de productie van bosbouwkundig teeltmateriaal:
- zaadeenheden: kegels, vruchtgestellen, vruchten en zaden bestemd voor de productie van plantgoed
- plantendelen : houtstekken, blad- en wortelstekken, explantaten of embryo's voor microvermeerdering, knoppen, afleggers, wortels, enten, poten en plantendelen bestemd voor de productie van plantgoed
- plantgoed : uit zaadeenheden, uit plantendelen of uit natuurlijke zaailingen geteelde planten;
Er worden vier categorieën van teeltmateriaal onderscheiden: van bekende origine, geselecteerd, gekeurd en getest.
De beschrijving van de categorieën, alsmede de eisen waaraan het teeltmateriaal van elke categorie dient te voldoen is opgenomen in het Besluit van de Vlaamse Regering van 3 oktober 2003.
LAH
Erkend uitgangsmateriaal kan worden opgenomen in de Lijst van Aanbevolen Herkomsten (LAH) indien geoordeeld wordt dat het teeltmateriaal bijzonder geschikt is om gebruikt te worden bij (her)bebossing en/of bosomvorming.
Volgens het Besluit van de Vlaamse Regering over de subsidiëring van bebossing wordt voor bebossing en herbebossing een subsidie verleent indien minstens 75% van het gebruikte plantsoen afkomstig is van aanbevolen herkomsten.
Oorsprong
De oorsprong van het uitgangsmateriaal is al dan niet autochtoon.
Een autochtoon bestand of autochtone zaadbron is een bestand of zaadbron waarvan de verjonging door continue natuurlijke regeneratie is gebeurd. Het bestand of de zaadbron mag kunstmatig zijn verjongd met behulp van teeltmateriaal dat uit hetzelfde bestand of dezelfde zaadbron of uit autochtone bestanden of zaadbronnen in de nabije omgeving is verkregen.
Oorsprong_Niet_Autochtoon
De oorsprong van een niet-autochtoon bestand of zaadbron is de plaats waarvan de zaden of planten oorspronkelijk afkomstig zijn. De oorsprong van een bestand of zaadbron kan onbekend zijn.
Doelstelling
De doelstelling heeft een andere betekenis naargelang het type collectie.
- Uitgangsmateriaal: gebruik van het geproduceerde teeltmateriaal: houtproductie vs. behoud van autochtone genenbronnen vs. behoud van cultuurhistorisch erfgoe
- Basiscollectie: behoud en beheer van waardevolle ex situ collecties
- Proefperceel: herkomstproeven / afstammingstesten / klonale testen
Aanplant
Het jaar waarin de collectie werd aangelegd.
Oppervlakte
De oppervlakte van de collectie uitgedrukt in hectare.
Status
De status van een proefperceel heeft betrekking op de mate waarin nog regelmatig metingen en observaties in het proefvlak worden verricht
- Actief: metingen en observaties worden momenteel nog periodiek uitgevoerd in het kader van lopende onderzoeksprojecten
- Dormant: metingen en observaties worden momenteel niet meer uitgevoerd. Het proefperceel wordt wel nog als dusdanig beheerd met het oog op het uitvoeren van metingen en observaties in het kader van eventuele toekomstige onderzoeksprojecten
- Afgesloten: metingen en observaties worden niet meer uitgevoerd en worden ook niet meer voorzien in de toekomst
- Niet meer aanwezig: het proefperceel is verdwenen maar de erin verzamelde meetgegevens zijn nog beschikbaar
- Onbekend: geen informatie beschikbaar