Beheer
Kleine landschapselementen die geschikt kunnen zijn voor vliegend hert bestaan uit (al dan niet gekapte) bomen(rijen) en dreven; holle wegen, taluds of kleine hakhoutbosjes; hoogstamboomgaarden en in mindere gevallen ook uit oude hagen en struwelen.
Bij gekapte bomen is het uiteraard belangrijk om de stobben te behouden en te zorgen dat ze niet te sterk overschaduwd worden door bv. groenblijvende bomen of struiken. Het planten van een nieuwe boom voor elke gekapte boom zorgt voor een toekomstig aanbod aan dood hout. Het afzagen van bomen op enige hoogte boven de grond (bv. 1m) maakt ze ook interessant voor allerlei andere dood-houtkevers. Dergelijke stobben kunnen vele tientallen jaren een geschikt broedsubstraat vormen en door ze hoger af te zagen blijven de bomen visueel zichtbaar waardoor er meer rekening mee gehouden word. Het kappen van bomen past best in een vooropgesteld beheerplan (bosbeheerplan, beheerplan voor gemeentelijke domeinen, …) voor een voldoende groot gebied zodat voor enige continuïteit van dood hout gezorgd kan worden.
Ook oude levende bomen kunnen dode wortels hebben bv. door stormen of blikseminslagen. Dergelijke bomen gaan vaak gestaag achteruit en leveren zodoende dood hout over een lange periode. Indien er actueel voldoende dood hout aanwezig is, is het veel beter om zieke en aftakelende bomen spontaan te laten sterven en later te behouden als staande dode boom. Natuurlijk afstervende bomen zijn immers voor tal van organismen die gebonden zijn aan dood hout belangrijk. In parken en bij laanbomen is het behoud van zieke en dode bomen niet altijd mogelijk. Het gefaseerd vervangen van rijen en dreven (bv. om de 10 jaar enkele bomen kappen en vervangen) kan dan een oplossing bieden. Het creëert immers een continuïteit aan geschikt ondergronds dood hout voor vliegend hert over een lange tijdsperiode. Vanuit landschappelijk standpunt wordt gefaseerd kappen meestal afgeraden maar voor een complex van verschillende dreven (of bv. parken) die bij elkaar liggen kan dit wel mogelijkheden bieden. Bomen die afgezaagd worden op 1m boven de grond zijn voor tal van dood-houtorganismen veel interessanter dan bomen die tegen de grond afgezaagd worden.
Hakhoutbosjes, vaak langs holle wegen of taluds, kunnen ook geschikt dood hout hebben voor het vliegend hert. Oude hakhoutstobben hebben immers vrij veel dood wortelhout omdat de stobbe zich aan de buitenzijde verjongt en het interne deel afsterft. Door stamstukken van de afgezette stoven te laten liggen of aan de zuidrand in te graven kan de hoeveelheid dood hout nog verhoogd worden. Het is belangrijk om de stamstukken niet in te graven op plaatsen waar al larven in de bodem zitten. Schaduwboomsoorten als haagbeuk, hazelaar of esdoorn worden wellicht beter vermeden. Ook hier is het gefaseerd afzetten beter voor vliegend hert en dit zorgt tevens voor een beter arbeidsverdeling.
Het is opvallend dat vele holle wegen en taluds waar vliegend hert nog voorkomt bestaan uit een hakhout van valse acacia. Deze boomsoort laat immers zeer veel licht door, groeit snel maar heeft toch hard hout en bij het afzetten van stobben en bomen sterft vaak de boom zelf af maar lopen de wortels opnieuw uit. Hierdoor produceert deze soort meer dood hout dan andere boomsoorten. Vermits valse acacia een uitheemse boomsoort is die moeilijk te verwijderen is, raden we niet aan om deze boomsoort te gaan aanplanten voor vliegend hert. Wel is het belangrijk om bij bestaande taluds en holle wegen met valse acacia niet zomaar over te gaan tot bestrijding van deze boomsoort zonder eerst de aanwezigheid van vliegend hert na te gaan.
Een van de vele taluds waar vliegend hert voorkomt in stobben van valse acacia
Het creëren van nieuwe hakhoutbossen die geschikt zijn voor deze soort kan enige tijd duren en het is dus aan te raden dit te combineren met de aanleg van kunstmatige broedhopen. Het verkregen hout van hakhoutbosjes is ook zeer geschikt voor de bouw van nieuwe broedhopen.
Broedplaatsen kunnen zich ook bij oude hoogstamboomgaarden bevinden. Door het verwaarlozen van het beheer bestaan dergelijke boomgaarden vaak uit oude en kwijnende bomen naast afgestorven bomen. Ook hier is het belangrijk de bomen te behouden, dode bomen te laten staan of op zekere hoogte af te zagen en dode takken en stammen tegen de stobben te stapelen. Verder moeten dergelijke boomgaarden opnieuw aangevuld worden met nieuwe hoogstammen om ook in de toekomst voldoende oude en dode bomen te hebben.
Parken en vele andere openbare terreinen (scholen, speeltuinen, groenvoorzieningen in woonwijken, openbare tuinen, pleinen, …) bestaan vaak uit een combinatie van bomenrijen of kleine groepjes bomen, oude stobben, bosjes en/of hakhoutstruwelen. Het beheer kan dus een combinatie zijn van de hier boven vermelde beheersmaatregelen. Voordeel van deze openbare terreinen is dat het eenvoudiger is om er een geschikt beheer te voeren.
Verder kunnen op dergelijke terreinen extra initiatieven ondernomen worden om uitwijkplaatsen te creëren voor verdwijnende populaties in nabijgelegen privé-tuinen. Zo kunnen er kunstmatige broedhopen gebouwd worden die gekoloniseerd kunnen worden of kunnen treinbielzen met larven uit privé-tuinen naar deze locaties getransporteerd worden. Verder kunnen deze parken als een voorbeeldfunctie dienen voor dood-hout vriendelijk tuinbeheer. De aanleg van broedhopen kan gebeuren als publieksactiviteit of als educatieve actie door scholen.
Vliegend hert is in vele bossen zeer zeldzaam geworden of zelfs verdwenen. Bij grotere bosgebieden is de continuïteit van ondergronds dood hout niet de grootste bedreiging voor het vliegend hert. De achteruitgang heeft hoofdzakelijk te maken met het feit dat deze bossen te donker zijn. Vroeger waren bossen lichtrijker door hakhout- en middelhoutbeheer, bosbegrazing en overexploitatie. Momenteel wordt de grootte van kapvlakte sterk beperkt, wordt er na het kappen onmiddellijk opgeplant en is er vaak een sterke dominantie van schaduwboomsoorten.
Het is daarom belangrijk meer licht door te laten in het bos en dit vooral aan zuidranden en op steile zuidhellingen. Dit kan door het aanleggen van geleidelijke bosranden, creëren van interne bosranden door aanleg van open plekken, herstellen van voormalig hak- en middelhoutbeheer, behoud van stormvlaktes (instellen van bosreservaten), vergroten van de kapvlaktes en 10 jaar wachten alvorens aan te planten. Deze periode van 10 jaar moet voldoende zijn om enkele opeenvolgende generaties van vliegend hert te laten ontwikkelen zodat de kever in staat zou zijn telkens opnieuw andere kapvlaktes te koloniseren.
Op deze lichtrijke plaatsen en steile zuidhellingen moet extra aandacht gaan naar het voorzien en behouden van liggend dood hout. Het verwijderen van stronken is in het bos sowieso niet toegestaan. Kunstmatige broedhopen kunnen bv. gebouwd worden in bosranden en op open plekken maar de voorkeur gaat uiteraard naar van nature aanwezig dood hout dat voor meerdere organismen geschikt is.
De overschaduwing door de boomlaag mag slechts ongeveer de helft zijn om de bodem voldoende te laten opwarmen. Het is dus belangrijk om de maatregelen voor deze soort te concentreren rond bestaande (interne) bosranden, open plekken en extra aandacht te geven aan het creëren van geschikte open situaties op steile zuidhellingen. Een geschikt beheer over het gehele bos is niet haalbaar. Verder is het belangrijk om aan te geven dat gesloten bossen geschikt habitat vormen voor allerlei andere zeldzame dood-hout organismen (zoals bv. blauw vliegend hert, rolrond vliegend hert, lederboktor, Stictoleptura Scutellata).
Literatuur
- Thomaes, A. & Vandekerkhove, K. 2004. Ecologie en verspreiding van Vliegend hert in Vlaanderen. Geraardsbergen, Instituut voor Bosbouw en Wildbeheer, in opdracht van afd. Bos & Groen, Rapport IBW Bb R 2004.015
- Thomaes, A. 2008. Vliegend hert drie jaar later: van bureaustudie tot monitoring en bescherming. Brakona-jaarboek 2006-2007, 118-125
- Thomaes, A., Beck. O., Crevecoeur, L., Engelbeen, M., Cammaerts, R. & Maes, D. 2007. Het Vliegend hert in Vlaanderen en in het Brussels Gewest: Verspreiding en ecologie van een ‘bos’soort. Natuur.focus, 6(3): 76-82
- Thomaes, A. & Vandekerkhove, K. 2005. Ecologie en verspreiding van Vliegend hert in Vlaams-Brabant en Brussel. BRAKONA jaarboek 2004, 62-69
- Thomaes, A., Kervyn, T. & Maes, D. 2008. Applying species distribution modelling for the conservation of the threatened saproxylic Stag Beetle (Lucanus cervus). Biological conservation, 141: 1400-1410
- Thomaes, A. 2007. Aanleg van broedhopen voor Vliegend hert. Brussel, Instituut Natuur- en Bosonderzoek, INBO.A.2007.105
- Thomaes, A., Kervyn, T., Beck O. & Cammaerts, R. 2008. Distribution of Lucanus cervus in Belgium: surviving in a changing landscape (Coleoptera: Lucanidae). Revue d'Ecologie (Terre & Vie), 63:139-144
- Thomaes, A. 2009. A protection strategy for the stag beetle (Lucanus cervus, (L., 1758), Lucanidae) based on habitat requirements and colonisation capacity. Saproxylic Beetles - their role and diversity in European woodland and tree habitats: Proceedings of the 5th Symposium and Workshop on the Conservation of Saproxylic Beetles, 149-160