Wolf FAQ 3 - Hoeveel wolven zijn er mogelijk in Vlaanderen?
Meer achtergrond
Nu de wolf Europa volop aan het herkoloniseren is, geldt het als een zekerheid dat de soort ook in Vlaanderen zeer regelmatig zal opduiken. Jonge dieren, op zoek naar een eigen leefgebied, kunnen zowat overal een tijdlang aanwezig zijn (in de orde van uren, dagen of zelfs enkele maanden) vooraleer verder te trekken en Vlaanderen mogelijk weer te verlaten. Dit zogenaamde ‘dispersie-proces’ is grotendeels onvoorspelbaar.
Een aantal wolven zullen zich naar verwachting ook effectief vestigen – zoals inmiddels genoegzaam bekend is van Naya-zaliger, August en Noëlla.
Om zich te vestigen, mede in functie van voortplanting, zullen wellicht weinig gebieden in Vlaanderen voldoende geschikt zijn. Wolven willen hun jongen namelijk grootbrengen op plaatsen waar, tijdens het voorjaar, gedurende weken nauwelijks of geen mensen in de onmiddellijke buurt komen. Dergelijke locaties moeten algauw een oppervlakte hebben van minstens enkele tientallen hectare – en die combinatie is in Vlaanderen niet vaak te vinden. In de praktijk zal zij vermoedelijk beperkt zijn tot enkele uitgestrekte bos- of heidegebieden. We verwachten daarom in Vlaanderen hooguit drie-vier roedels.
Gevestigde wolven gedragen zich uitgesproken territoriaal ; in zogenaamde laaglandregio’s zoals in Duitsland heeft een wolventerritorium een grootte-orde van zo’n 200 tot 400 km². In dit gebied dulden zij geen vreemde soortgenoten. Het aantal exemplaren in zo’n exclusief territorium is dan ook steeds van nature geplafonneerd. Het beperkt zich tot het ouderpaar met hun jongen, en enkele jongen van het vorige jaar. De omvang van zo’n roedel kan over de jaren heen uiteraard wat schommelen naargelang het aantal jongen dat jaarlijks geboren wordt en hun overleving, maar blijft steeds in dezelfde grootteorde. De jongvolwassen dieren zullen immers op een leeftijd van ongeveer één tot twee jaar de roedel (moeten) verlaten.
Als we de grootteorde van een roedel op bv. zes of zeven stellen, en indien er geen incidenten gebeuren, kan men dus met grote zekerheid voorspellen hoeveel wolven er in een gebied van een gekende vestiging zullen leven, volgend jaar, over drie jaar, over tien of (theoretisch) vijftig jaar – en dit zonder énig ingrijpen van de mens. Het is heel belangrijk hier het verschil te zien met soorten die niét territoriaal zijn, zoals bv. het everzwijn. Zonder menselijk ingrijpen kunnen de aantallen everzwijnen in eenzelfde gebied op enkele jaren tijd aanzienlijk groter worden. Zolang er voedsel is, en dat is er in ons landbouwlandschap in overvloed, zullen de groepen everzwijnen immers steeds groter worden bij gebrek aan territoriale beperkingen. Dit is dus niet het geval bij roofdieren: roofdierplagen bestaan niet.
Roofdierschade
Dit verschil tussen territoriale en niet-territoriale soorten heeft belangrijke gevolgen voor het omgaan met schade veroorzaakt door deze soorten. Bij niet-territoriale soorten kan de schade doorgaans beperkt en aanvaardbaar gemaakt worden door de aantallen lokaal terug te dringen. Deze aantallen kunnen lokaal immers heel sterk variëren, van (heel) laag tot (heel) hoog. Bij territoriale soorten is schade echter nauwelijks of niet gekoppeld aan het aantal dieren: het gaat dan niet om ‘veel’ of ‘weinig’, maar om ‘aanwezig’ versus ‘afwezig’. Een schapenweide kan immers maar in één wolventerritorium tegelijk liggen.
Indien men in Vlaanderen schade door wolven zou willen vermijden door de aantallen wolven te beperken, dan zou men de soort noch min noch meer opnieuw tot ver buiten onze grenzen moeten terugdringen – of m.a.w. lokaal opnieuw proberen uitroeien. Het is immers duidelijk dat de aanwezigheid van zelfs maar één enkele wolf tot schade aan huisdieren zal leiden wanneer deze niet goed afgeschermd zijn. Echter, rekening houdend met de ontwikkeling van de wolvenpopulatie in West-Europa zullen steeds nieuwe wolven opduiken, waarvan men de aanwezigheid doorgaans pas zal opmerken wanneer er ondertussen telkens opnieuw effectief ook schadegevallen zijn. Dit zou pas kunnen gestopt worden door de wolf als soort – niet via individuele exemplaren – in een internationale context opnieuw helemaal terug te dringen tot de situatie van jaren terug.
Dit is echter niet de keuze van Europa. Er is immers ook een alternatieve oplossing: eens onze huisdieren effectief afgeschermd zijn, speelt het geen enkele rol meer hoe vaak er een wolf in de buurt passeert of tijdelijk verblijft, of zich vestigt.
Als wij Europese natuur een eerlijke kans willen geven, moeten we als maatschappij bereid zijn minimale consequenties te aanvaarden om het samenleven met wilde dieren mogelijk te maken. Het veilig afschermen van huisdieren is daarbij geen onoverkomelijk probleem.
Meer lezen?
- Wolvenspecials van het INBO Marternieuws
- INBO Roofdiernieuws