Gedaan met laden. U bevindt zich op: Welke bodems hebben we? Ik doorgrond Vlaanderen

Welke bodems hebben we?

At je wel eens roggebrood? Dat is hard en donker, heel wat minder verfijnd dan het tarwebrood dat vandaag het meest verkocht wordt bij de bakker. Nochtans aten ze in de Kempen en de Vlaamse Zandstreek eeuwenlang vooral roggebrood. Waarom? Dat had alles met de bodem te maken. Én met de ijstijden!  

Bodemtextuur

Om te begrijpen waarom er zo’n verschil is tussen de Kempen (waar vroeger naast veevoer vooral rogge werd gekweekt) en de andere delen van het land, moeten we eerst iets leren over de bodemtextuur.

Elke bodem bestaat uit korrels van verschillende grootte.

  • Kleikorrels kleiner dan 0,002 mm.
  • Leemkorrels tussen de 0,002mm en 0,05mm
  • Zandkorrels tussen de 0,05 tot 2 mm,

Zand is zo groot dat je de korreltjes kunt zien of kunt voelen tussen je vingers (dat voelt een beetje als suiker) terwijl leem en klei te klein zijn om de korreltjes te kunnen voelen (die voelen aan als bloem). Ter vergelijking: als je een zandkorrel zou voorstellen als een basketbal, dan zou een leemkorrel de grootte hebben van een pingpongballetje en een kleideeltje maar zo groot zijn als een stukje confetti.

De meeste bodems bestaan uit een mengsel van deeltjes met verschillende groottes. De verhouding tussen de hoeveelheid zand-, leem- en kleideeltjes in de bodem kunnen we uitzetten op een driehoeksdiagram. Het resultaat noemen we de bodemtextuur.

Zo bestaan de zandbodems van de Kempen bijna volledig uit zand (meer dan 90%), bestaan de zandleembodems van de Vlaamse Ardennen uit een mengsel van zand en leem met een beetje klei en zitten er in de leembodems van Vlaams-Brabant vooral leemkorrels .

Weet jij hoe groot een kleideeltje is? Karen Vancampenhout legt uit wat bodemtextuur is!

Inhoud is aan het laden

Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video

Waarom boeren van leem houden

  • Leem- en zandleembodems houden water en voedingsstoffen goed vast en geven deze geleidelijk af aan planten.
  • Zandbodems daarentegen houden ​​​​​​voedingsstoffen minder goed vast en hebben een snellere drainage, waardoor planten op zandgronden sneller zullen uitdrogen.
  • Kleibodems houden veel water en nutriënten vast, maar hoe meer klei hoe natter en plakkeriger. Dat maakt dat zware kleibodems vaak veel te nat zijn in de winter, en keihard worden in de zomer.

Onze leem en zandleembodems zijn dus van nature het vruchtbaarst en kunnen planten tijdens droogteperiodes langer van water voorzien. Daarom kon er in de zandleemstreek en leemstreek tarwe worden verbouwd, terwijl ze het in de zandstreek met het minder lekkere, maar veel droogteresistentere rogge moesten stellen.

Nu weet je meteen ook waarom het voor ouders een pak praktischer is om hun peuters in een zandbak te laten spelen dan in een bak met plakkerige leem of klei…

Welke bodem kan het beste water vasthouden?

Inhoud is aan het laden

Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video

Nu we weten welke bodems het best water vasthouden, gaan we eens kijken naar nutriënten.

Inhoud is aan het laden

Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video

Het zand en de ijstijden

Maar hoe komt het dan dat de bodems in het noorden van Vlaanderen zo zandig zijn, en naar het zuiden toe steeds meer leem en klei bevatten? Dat komt omdat het gros van onze bodems gevormd is door materiaal dat ten tijde van de ijstijden door de poolwind vanuit het noorden tot hier werd geblazen, zogenaamde ‘Quartaire sedimenten’. En de wind kan kleine deeltjes veel verder meenemen dan grote deeltjes. Probeer het zelf maar eens door een mengsel van kristalsuiker en bloem te maken in je hand, en er dan heel hard tegen te blazen (dat doe je dus best buiten…). Je zal zien dat het veel makkelijker gaat om de fijne bloemdeeltjes veel verder weg te blazen dan de suiker: als het een beetje gelukt is, heb je nu een prachtige bloem-wolk. Zo ging het ook in Vlaanderen tijdens de ijstijden: de poolkap was toen veel groter, en kwam op haar maximum zelfs tot halverwege Nederland. Een koude poolwind waaide vanaf die ijskap, en blies zo deeltjes op uit de droogliggende Noordzee. De zwaarste deeltjes werden eerst afgezet, die afzettingen noemen we het ‘dekzand’. De lichtere deeltjes geraakten verder, dat mengsel van vooral leem heet ‘loess’. Daarom worden de bodems in ons land van noord naar zuid steeds lemiger: helemaal in het Noorden vinden we de zandstreek, dan komt de zandleemstreek en het verst naar het Zuiden de leemstreek. In de Kempen ligt onder dat dunne zandige dek vanuit de ijstijden nog een heel dik pakket (tot meer dan 100 m) redelijk grof zand, terwijl in de zandstreek naar het westen meer kleiige pakketten voorkomen onder het Quartaire dek. Het water kan dus nog veel dieper infiltreren in de Kempen en de watertafel wordt minder snel aangevuld na droogte.

Naar informatie voor leerkrachten: