Over reuzen, kabouters, baskwadders en dwaallichten
In het bekken van de Kleine Nete loopt een raar volkje rond. Iedereen kent er wel de Slapende Reus of de kabouters van de duinen in Lichtaart. Maar er zijn ook baskwadders, dwaallichten, heksen, alvermannen, een verzonken kerk, biddende konijnen, een glazen hen, een pratende haas en een kat met een klak. Zijn ze daar in de Antwerpse Kempen vooral goed in straffe verhalen verzinnen, of is er hier of daar toch een grond van waarheid te vinden? Wij trokken naar Herentals om dat uit te zoeken!
De Reus en de zee
Laten we maar eens met die reus beginnen, dat is een langgerekte heuvelrug tussen Herentals en Lichtaart. Het zand van deze heuvelrug behoort tot de formaties van Kasterlee en Lillo (Lid van Poederlee) en werd hier vijf tot drie miljoen jaar door de zee achtergelaten. Omdat het rijk is aan het groene mineraal glauconiet, bevat het veel ijzer. Op de top van de heuvelrug is het zand van Poederlee aan elkaar geroest tot harde bruine ijzerzandsteen. Daardoor werden deze lagen beschermd tegen erosie en steken ze als een asymmetrische heuvelrug uit boven het landschap. Dat noemen geologen een ‘cuesta’.
Het ijzerrijke, mariene zand is rijker dan het bovenliggende dekzand uit de ijstijden, dat vooral uit kwarts bestaat. Het bruine of groene mariene zand bevat nog wat fijnere deeltjes die water en nutriënten kunnen vasthouden. Wellicht vinden we er daarom de eerste tekenen van landbouw in het gebied terug: kleine, vierkante akkertjes uit de bronstijd. De vegetatie op de rug bestaat nu vooral uit heide en grove den, maar in het rijkere zand vonden oorspronkelijk ook meer veeleisende boomsoorten zoals Linde of Zoete Kers een thuis. Hier en daar vind je nog mooie exemplaren. Kleilaagjes in het mariene zand zorgen ervoor dat er water kan blijven staan bovenaan in het landschap. Zo ontstaan vennen, zoals het Lavendelven.
Bodemexpert Karen en terranaut Jinthe trekken op onderzoek naar de slapende Reus in Herentals.
Ook de allereerste landbouwers wisten het rijkere zand te appreciëren.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
Geoloog Jasper leidt je rond in de groeve ‘Hoge Berg’. Hier kan je goed zien welke geologische lagen in de heuvelrug verstopt zitten (Foto’s: Jasper Verhaegen en Karen Vancampenhout).
We krijgen een mooi inzicht in de zee-afzettingen verstopt in de heuvelrug.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
De Kabouters van het dekzand
Het zand van Poederlee werd gedurende de ijstijden – in het Quartair – bedekt door een dikke laag dekzand. Dat zand is veel kwartsrijker en dus armer en droger dan het mariene zand, en werd door de wind afgezet. Er ontstonden grote paraboolduinen, die tegen de heuvelrug aanleunen. Dat zand zet zich gemakkelijk terug in beweging, zodat de wortels van de grove dennen hier en daar bloot komen te liggen. Een ideaal huis voor een kabouterkoning!
De grillige wortels spreken tot de fantasie.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
Grove den is een boomsoort die maar weinig eisen stelt aan de bodem. Hij werd hier dan ook massaal aangeplant als stuthout voor de mijnen. De natuurlijke vegetatie bestaat uit eiken-berkenbos. Waar het terrein door de terreinbeheerders wordt opengehouden vinden we ook heideterreinen terug. Landbouw was niet eenvoudig op dit schrale zand. Vanaf de Middeleeuwen moesten boerenfamilies aan de slag met plaggen en potstallen om hun (rogge)brood te verdienen (zie De Kempen en het zweet van de boer).
Beheerder Bas legt uit wat voor typische vegetaties we tegenkomen op dekzand.
Als we niets zouden doen, zou er een bos staan.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
Dwaallichten en baskwadders in de valleibossen en venen
Water beweegt snel door dekzand. De bodems evolueren er dan ook op relatief korte afstand van kurkdroog op de stuifduinen tot kletsnat in de valleibodems. Landbouw gebeurde dan ook eeuwenlang enkel op de plaggenbodems rond de dorpen en gehuchten, die zich net op de grens tussen te droog en te nat hadden weten te vestigen. De natte valleibodems werden gebruikt als hooiland, maar vaak waren ze zo nat dat er veen kon ontstaan: dat is een bodem die ontstaat als bladeren en plantenresten niet kunnen afbreken door gebrek aan zuurstof in de bodem. Die veenbodems of Histosols waren gevaarlijk en onstabiel terrein, het rijk van ongure gevallen zoals dwaallichten en baskwadders. Van nature vinden we er waterminnende vegetatie, zoals soorten uit de zegge- of paardenstaartfamilie, rietlanden en elzenbroeken met slangenwortel.
Door de uitbreiding van huizen en gebouwen over de plaggenbodems heen, moesten de landbouwbodems verlegd worden naar de valleibodems. Dat lukte alleen door deze sterk te draineren. Daarbij ging helaas ook de waterbufferende en koolstofopslagfunctie van de vallei grotendeels verloren. In het licht van de klimaatverandering zoekt men dan ook naar nieuwe kansen voor bodem, water, landbouw en biodiversiteit.
In de moerassen en bossen leefden er volgens de legende dwaallichten, baskwadders en ander raar gespuis.
De mysterieuze en vroeger moeilijk toegankelijke valleibodems van de Kleine Nete en de Aa zijn het domein van baskwadders en dwaallichten.
Gerealiseerd door KU Leuven in opdracht van Departement Omgeving. Credits in video
Dieper graven?
Over de Kempische Heuvelrug en aangrenzende landschappen zijn twee heel mooie landschapsbiografieën verschenen. Die zijn uitgegeven door het Regionaal Landschap Kleine en Grote Nete:
Wandelen op de Kempische Heuvelrug:
https://www.natuurpunt.be/natuurgebieden/snepkensvijver-heiberg (opent in nieuw venster)
https://www.visitkasterlee.be/download.ashx?id=3005(opent in nieuw venster)