Gedaan met laden. U bevindt zich op: “Ik weet nu dat als ik val, er een vangnet voor me is” Verhalen uit het agentschap

“Ik weet nu dat als ik val, er een vangnet voor me is”

“Ik ben blij dat ik mijn verhaal aan u kan vertellen. Hadden zaken een beetje anders gelopen? Dan had ik het evengoed aan een rechter moeten uitleggen”. Hendrik kampt al jaren met een agressieproblematiek en ging zelf op zoek naar de mechanismen die de vulkaan in zijn lijf in werking doen zetten. Met de hulp van -onder meer- de Rotonde slaagt hij er vandaag in om de rust te bewaren. “Maar die vulkaan zal er altijd zijn”.

Rotonde is een vrijwillig en gratis groepsaanbod voor volwassenen in situaties van partnergeweld. Tijdens de bijeenkomsten gaan de deelnemers met elkaar in gesprek en wordt er gewerkt aan bewustwording, verbreding en verdieping van thema’s rond partnergeweld om zo tot nieuwe inzichten te komen. Deelnemers leren omgaan met moeilijke situaties waarin gevoelens van kwaadheid en agressie de bovenhand nemen en leren hoe escalaties vermeden kunnen worden.

Als het over partnergeweld gaat, wordt dat vaak geassocieerd met alcohol, drugs en lagere sociale échelons. Het is een hardnekkig beeld dat niet klopt met de werkelijkheid. Partnergeweld komt voor in alle wijken van Vlaanderen, iedere leeftijdscategorie en alle lagen van de bevolking. De 40.000 meldingen die jaarlijks bij de politie binnenkomen zijn maar het topje van de ijsberg. De weg naar hulp wordt geblokkeerd door schaamte en angst. Dat ervaren niet alleen de slachtoffers. Ook plegers slagen er niet in om de stap naar hulp te zetten. Laat staan dat ze erover willen getuigen. Hendrik is daar een uitzondering op. Hij wil praten. Hoewel? Bij ons eerste telefonisch contact schrikt hij even op wanneer ik hem als ‘pleger’ omschrijf. “Ben ik dat? Ik veronderstel van wel…Het is confronterend”. Ik twijfel of ik het woord moet terugnemen maar doe het niet. “Kranten en de meeste mensen verkiezen zelfs het woord dader. En dat beschouwen ze al als een neutrale term”, probeer ik het woord te duiden. Hij lijkt het eens. We spreken af. Ik vraag me af hoe iemand bereid kan zijn om te willen getuigen over een agressieprobleem maar toch worstelt met het woord ‘pleger’. Heb je dan wel het nodige zelfinzicht?

Een vooroordeel dat in de loop van het gesprek zal sneuvelen. “Je kan aanvaarden wat je gedaan hebt, zonder dat je jezelf daarmee moet identificeren”.

Waarom wil je je verhaal kwijt?

Hendrik: Weet je, de meeste mensen deugen. Daar geloof ik rotsvast in. Ik ook (lacht). Ik deug ook. En eigenlijk wil ik een wereldverbeteraar zijn. Ik ben een wereldverbeteraar. Ik hoop dat ik met mijn verhaal mensen die in een gelijkaardige situatie zitten en er zelf niet uitraken, kan overtuigen om te vertrouwen op de hulp die er is. Zoals ik heb moeten doen. En dat ‘moeten’, mag je letterlijk nemen. Ik kon geen kant meer op. En uiteindelijk heb ik hulp toegelaten. Door uitputting en wanhoop. En het besef dat ik mezelf zou doden of iemand anders. Ik ben er te vaak, te dichtbij geweest.

Door die hulp sta ik vandaag rustiger in het leven. Ik heb er technieken geleerd om met die woede om te gaan. Ze is er nog. Ik voel ze regelmatig opborrelen als magma in een vulkaan, maar ik heb ze onder controle. En als dat op een moment niet meer lukt met de hulp van mijn gezin, kan ik terug naar die instanties. Dat is een enorme geruststelling. Begrijp me niet verkeerd, ik wil niet terug naar ‘De Rotonde’ of naar de PAAZ afdeling (Psychiatrische Afdeling Algemeen Ziekenhuis.nvdr). Ik doe er alles aan om daar niet opnieuw te belanden. Maar ik weet dat ze er zijn. En dat ze er zijn als ik ze nodig heb. Dat maakt een wereld van verschil.

Waar komt die woede vandaan?

Hendrik: Dat is wel een directe vraag (lacht luid, iets wat Hendrik wel vaker doet als een vraag of een gedachte enige wrevel veroorzaakt). Ik heb uit de therapie geleerd dat ik als heel jong kind hechtingsproblemen heb gehad. Die bepalen voor een belangrijk deel mijn leven. Door die problemen heb ik een grote nood aan erkenning. Ik wil gezien worden. Ik wil begrepen worden. Ik wil gekoesterd worden. En ik kan dat niet relativeren. Als ik die niet krijg, begint de frustratie zich op te bouwen. Wat mijn ogen heeft geopend, is een filmpje van een heel eenvoudig experiment met een baby. Het geeft perfect weer wat mij als baby is overkomen. Het ‘still face experiment(opent in nieuw venster)’. Je ziet moeder en kind vrolijk spelen aan het begin van dit experiment. Tot moeder ineens even wegkijkt en zich vervolgens opnieuw naar de baby richt, maar dan met een emotieloos gezicht. Wel, die baby reageert daar onmiddellijk op. Hij zal eerst lachen en aandacht trekken om de ouder terug in het spel te betrekken. En als dat niet lukt, gaat hij beginnen huilen en met zijn lijf heel erg duidelijk maken dat hij de situatie zeer onaangenaam vindt. De band met de moeder is weg voor hem in nauwelijks twee minuten tijd. In het experiment speelt de moeder snel weer mee en is het probleem ook opgelost. Maar zoals ik ben opgegroeid, is mijn moeder blijven wegkijken. Zolang ik me kan herinneren heb ik het gevoel van ‘weggegomd’ te zijn. Geen 2 minuten maar ondertussen 50 jaar. Ik ga daar nooit van herstellen. Ik leer er mee leven. Dat filmpje heeft me zoveel geleerd over mezelf in een korte tijd. Ik begrijp dat niet iedereen zich iets kan voorstellen bij dit verhaal. Maar het gebrek aan erkenning door mensen, al dan niet terecht, ligt aan de basis van de woede die ik in me voel opkomen. En hoe dichter mensen me aan het hart liggen, hoe meer erkenning ik van hen wil.

Wanneer merkte je voor het eerst dat het uit de hand liep?

Hendrik: Ik heb altijd wel gevoeld dat er iets niet juist zat. Maar twee jaar geleden werden er echt grenzen overschreden toen mijn schoonvader ziek werd. Ongeneeslijk ziek. Hij was een man die ik enorm waardeerde. Ik had en heb mezelf altijd de opdracht gegeven om er te zijn voor mensen en ervoor te zorgen. Maar op dat moment stond ik machteloos. En dat kon ik niet aan. Ook met mijn eigen vader ging het niet goed. Die mensen zijn kort na elkaar gestorven. En niet veel later stierf nog een man die heel belangrijk was in mijn leven. De spanningen in de familie liepen nog hoger op dan ze al waren. Ik kropte het op maar ik kon het gewoon niet langer binnen houden. Ik merkte dat ik mezelf steeds minder in de hand had. Ik speel een ploegsport waar het af en toe eens fout liep op het veld. Op mijn werk was ik iemand geworden voor wie je maar best opzij kon gaan of ik bulldozerde over je heen. Het was gewoon niet goed. Ik zocht het conflict ook steeds meer op.

In de psychologie zijn er drie mogelijke reacties op conflicten: vechten, vluchten of bevriezen. Van bevriezen heb ik nooit last gehad. Ik koos meestal voor de vlucht uit angst voor mijn eigen reacties. Dan ging ik twee uur rijden naar een plaats die belangrijk voor me is. Even de grond raken en terug. Dat ging steeds volgens hetzelfde scenario. De eerste kilometers was ik razend. Een chauffeur die me scheef bekeek, kon ik klemrijden om mee op de vuist te gaan. De volgende 20 kilometer zakte het weg en had ik al wat meer provocatie nodig om nog te ontploffen. Ergens halverwege was ik alleen nog kwaad op mezelf: ‘waarom heb ik het weeral zover laten komen?’ En vanaf dan zoek je je weg terug naar de mensen die je lief hebt. Hoe maak ik het goed? Hoe stopt dit? Waarom doe ik dit? Ik heb vaak aan zelfmoord gedacht. Ik stond een paar keer op het punt om die vulkaan in mijn lijf tegen mezelf te richten. Een vriend heeft me doen inzien dat ik dat niet mocht doen. Dat het rampzalig zou zijn voor wie ik achterliet, mijn vrouw en kinderen. Sindsdien was de gedachte om het op een ongeluk te doen lijken iets wat me voortdurend bezig hield. (valt stil)

Op een dag heb ik op één van die ‘vluchten’ een eend doodgereden. Ik was nog maar pas vertrokken en zat volop in die eerste woedende fase. Ik zag de eend lopen en kon rustig remmen. Ik heb gas gegeven en ze plat gereden. Opzettelijk. ‘Niet op tijd weg? Dan dood’, dacht ik bij mezelf. Het was gelukkig maar een eend die dag. (valt stil). Ik lees soms verhalen of documentaires van mensen die door het lint gaan en verschrikkelijke dingen doen. Ik begrijp ze zo goed. Ik weet wat ze doormaken. Dat zijn ook mensen die het grootste deel van de tijd wel deugen. (valt stil)

Steeds vaker zocht ik situaties op waar ‘vechten’ de eerste keuze werd in plaats van ‘vluchten’. En ook thuis… Ook thuis was er geweld. Hoogoplopende ruzies. Hun onmacht, mijn onmacht. Een duw waarbij mijn vrouw op haar hoofd viel op de grond. Dat is allemaal gebeurd. En meer. Ik heb mijn handen eens om haar keel gehad en geduwd. Als ze mij toen geen klap tegen mijn oren had gegeven met haar beide handen…(valt stil).

Ik mag er niet denken. Ik kan het nu aan u vertellen. Hadden zaken een beetje anders gelopen? Dan had ik het evengoed aan een rechter moeten uitleggen. Die eend, de beslissing om door te rijden en ze doelbewust dood te rijden. Ik herinner het me zo glashelder dat ik die keuze maakte. Hoe leg je zoiets uit als het om een mens gaat. Niet zeker? Ik heb het geluk gehad dat ik nooit naar drank of drugs gegrepen heb om met mijn agressieprobleem om te gaan. Ook dat had zaken helemaal anders kunnen doen lopen. Mijn autoritten, dat was mijn vluchtroute. Ik heb wat dat betreft geluk gehad.

Wat heeft de spiraal dan uiteindelijk wel gestopt?

Hendrik: De kentering is er gekomen door een conflict thuis. Heel vroeg in de ochtend. Ik had zelf de politie gebeld omdat ik wist dat het fout kon lopen. En ook wel met in mijn achterhoofd: die mannen hebben het monopolie op geweld? Awel, laat ik daar eens gebruik van maken. Mijn adres was ondertussen gekend bij de politie. Ze hielden me aan de praat terwijl de combi al onderweg was. Ik wilde mijn vrouw niks doen. Ik was een adrenaline en testosteron bom. Klaar om af te gaan. Maar het is heel anders gelopen. De agent heeft me zeer goed aangepakt. Hij is blijven op me inpraten op een respectvolle manier. Hij gaf me de erkenning die ik nodig had en dat werkte letterlijk ontwapenend. De magma in mijn lijf nam af. Tot hij me zei: ‘pak uw spullen, ik neem u mee naar de PAAZ’. Ik ben uiteindelijk meegegaan. Eenmaal in die combi was ik volledig verloren. Dan ben je heel klein. Ik ben die agent later nog eens tegengekomen. Ik heb hem een knuffel gegeven. Het was de juiste man op de juiste plaats. Op de PAAZ is een traject begonnen van medicijnen en psychiatrie. Ik heb er bijgeleerd over waarom ik ben zoals ik ben. Hoe mijn jeugdjaren de basis waren voor mijn agressieprobleem. Ik ga niet zeggen dat het allemaal nieuw was voor mij. Ik had mijn eigen zelfinzicht opgebouwd. Ik had mijn leven in de eerste levensjaren voor en na mijn geboorte gereconstrueerd en daar de fouten gezien. Eigenlijk ben ik vanaf mijn geboorte weggegomd door mijn moeder. Ik heb nooit de affectie gekregen die ieder kind nodig heeft. Maar die bevestiging en het begrip van mijn vrouw, onze kinderen en mensen dicht bij mij, hielpen me enorm om er ook iets aan te doen.

Hoe ben je bij de Rotonde terecht gekomen?

Hendrik: Ik heb nooit voor de rechter gestaan. Maar er was wel een melding van de politie die me naar het Family Justice Center en de Rotonde bracht. Dat volgde meteen na mijn ziekenhuisopname. Ik kwam er terecht in een praatgroep met mannen die gelijkaardige problemen hadden. Die verhalen waren zo herkenbaar. Alleen al de wetenschap dat ik niet de enige was die hiermee had af te rekenen, was een belangrijke stap. Als mensen verzamelen we lidkaarten van bepaalde clubs. Het vaderschap is zo’n lidkaart, de club van vijftigers is er een andere… Maar opgelopen trauma’s zijn ook een lidkaart. Alleen kom je de andere leden van die club niet zomaar tegen. Het doet me veel deugd dat ik daar voor mensen echt wel wat heb kunnen betekenen. En zij voor mij. Ik heb er ook mijn triggers leren kennen en hoe er juist op te reageren. Als ik bijvoorbeeld mijn kaken opspan, weet ik dat ik rust moet gaan zoeken. Ik aanvaard nu ook dat ik mijn medicijnen trouw moet nemen. Ik had de neiging om die af te bouwen tot de dokter zei: ‘Hendrik, dat wordt ministens een jaar. En dan zien we wel’. Dat is misschien wel het belangrijkste dat ik geleerd heb: vertragen. Neem tijd en geef tijd aan mensen om je te begrijpen. Ik verwacht te veel, te snel. Dan wind je jezelf snel op. Dus doe ik nu ook yoga. Ik laat me masseren en probeer genoeg te slapen. (Lacht hard)

Ik maak me geen illusies dat mijn probleem helemaal gaat verdwijnen. Ik voel de magma nog steeds kolken. Maar ik heb de controle over de magma. Niet meer andersom. En als het toch de bovenhand haalt, ga ik terug naar de PAAZ. Ik ga terug naar de lotgenotengroepen. De wanhoop leidt mij niet meer. De oplossingen wel. Als ik val, is er een vangnet. Dat is het verhaal dat ik wil brengen voor wie dit leest. Je hoeft dit niet alleen te dragen. Het is allemaal niet perfect georganiseerd en ze lossen niks rechtstreeks voor je op. Maar ze zetten je op weg. Het niet doen is een misdaad tegen je gezin, jezelf en iedereen die je lief is. Je gaat uiteindelijk eindigen met wat je net ten allen prijzen wilt vermijden: alleen zijn. Niet omdat je gezin niet van je houdt. Maar omdat ze geen keuze hebben en je wel moeten uitsluiten om te overleven. Vandaag ben ik zeer gelukkig dat dat gevaar is afgewend.

auteur: Michaël Lescroart